Ontwerpresolutie - B8-0886/2016Ontwerpresolutie
B8-0886/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van het Europees Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2017

4.7.2016 - (2016/2773(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

João Pimenta Lopes, Tania González Peñas, Marina Albiol Guzmán, Javier Couso Permuy, Martina Anderson, Lynn Boylan, Matt Carthy, Liadh Ní Riada, Nikolaos Chountis, Paloma López Bermejo, Ángela Vallina, Takis Hadjigeorgiou, Rina Ronja Kari, Stelios Kouloglou, Merja Kyllönen, Maria Lidia Senra Rodríguez, Marisa Matias, Dimitrios Papadimoulis, Marie-Christine Vergiat, Fabio De Masi, Stefan Eck, Xabier Benito Ziluaga, Lola Sánchez Caldentey, Estefanía Torres Martínez, Miguel Urbán Crespo namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2016/2773(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0886/2016
Ingediende teksten :
B8-0886/2016
Aangenomen teksten :

B8‑0886/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van het Europees Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2017

(2016/2773(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], met name bijlage IV,

–  gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

A.overwegende dat de EU en haar lidstaten nog steeds kampen met de ernstigste economische en sociale crisis in haar bestaan; overwegende dat het neoliberale EU-beleid en de door de EU in het kader van de economische governance opgelegde bezuinigingsmaatregelen de sociaal-economische ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten zoals verwacht hebben vergroot en hebben geresulteerd in een toename van het aantal mensen dat met armoede en sociale uitsluiting wordt bedreigd (24,4% in EU-28 in 2015); overwegende dat de liberalisering van de arbeidsmarkten en de regressieve belastingsystemen de 1% meer ten goede zijn gekomen dan de werkenden, en de inkomens- en rijkdomskloof hebben vergroot;

B.overwegende dat de stagnerende economieën, de hoge werkloosheid, de verslechterende sociale en arbeidsrechten, en de toenemende sociaal-economische ongelijkheden om een radicale beleidsomslag vragen, wég van het huidige EU-beleid naar beleid dat de lidstaten sterkt bij hun streven naar duurzame economische groei en volledige werkgelegenheid, en bij het bestrijden van armoede, sociale uitsluiting en inkomensongelijkheid, in het bijzonder door middel van herverdelingsmaatregelen en op nieuwe banen gerichte publieke investeringen;

C.overwegende dat de schuldenlast die door de EMU is veroorzaakt uiterst disproportioneel is, waardoor het sommige landen beter gaat terwijl andere juist in een diepe depressie beland zijn; overwegende dat deze schuldenlast als voorwendsel gebruikt is om onaanvaardbare bezuinigingsprogramma's erdoor te drukken, die deze last - door de conversie van particuliere schulden in publieke schulden, alsook de begrotingsgevolgen van de recessie die erop volgde - in combinatie met van hogerhand opgelegde structurele hervormingen en de uitholling van de sociale functies van de staat en de rechten van werknemers, alleen maar verder hebben doen toenemen, overwegende dat dit beleid geleid heeft tot toenemende werkloosheid, armoede, sterke loondalingen, verhoging van de pensioenleeftijd en verlaging van de overheidsuitgaven op gebieden als onderwijs, cultuur en gezondheid; overwegende dat dit beleid ook inhield dat radicale privatiseringsprogramma's moesten worden geïmplementeerd, en de vraag verder negatief zal blijven beïnvloeden;

D.overwegende dat het antwoord van de Commissie op de economische, sociale en democratische crisis, zoals het kader voor de economische governance, steeds meer politieke keuzen weghaalt bij soevereine, democratisch gekozen regeringen en nationale parlementen, en daarmee democratische controle door de volkeren van Europa verhindert en permanente bezuiniging oplegt; overwegende dat er steeds meer verzet bestaat tegen dit Europese kapitalistische proces van integratie, hetgeen duidelijk maakt dat er dringend behoefte is aan een integratieproces in dienst van sociale en democratische vooruitgang, de billijke en vreedzame beslechting van internationale uitdagingen, een mondiale culturele dialoog, en een proces van samenwerking tussen gelijkberechtigde landen;

E.overwegende dat de belastingsystemen zo ontworpen zijn dat ze het grootkapitaal meer ten goede komen dan de werkende klasse; overwegende dat de bezuinigingen en de strenge begrotingsdiscipline, naast de zware verliezen aan overheidsinkomsten als gevolg van belastingontduiking en -ontwijking, nog meer druk leggen op de begrotingen van de lidstaten, en de belangen van de bevolkingen en de werkenden in de Unie ondermijnen; overwegende dat belastingen een bevoegdheid blijven van de lidstaten; overwegende dat geheime belastingovereenkomsten, mondiale belastingontwijking en -ontduiking, en de overheveling van winsten naar belastingparadijzen nog altijd mogelijk zijn en binnen het wettelijk kader onvoldoende worden aangepakt;

F.overwegende dat de begrotingsbesluiten van de EU niet dienstig zijn aan de noodzaak van het aanzwengelen van duurzame, kwalitatief hoogwaardige en sociaal evenwichtige groei, en geen rekening houden met de behoefte aan solidariteit en sociaal-economische cohesie tussen de lidstaten;

G.overwegende dat de EU zich op dit moment voor de grootste humanitaire vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog geplaatst ziet; overwegende dat de EU en sommige lidstaten een directe verantwoordelijkheid dragen voor de achterliggende oorzaken van deze exodus en voor het feit dat mensen als gevolg van oorlogen, klimaatverandering, ongelijkheden en het beleid ten aanzien van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, in het bijzonder in de vorm van militaire interventies en het aanwakkeren van regionale conflicten, in volledige afstemmingen met de geopolitieke en strategische belangen van de VS en de NAVO, huis en haard ontvluchten; overwegende dat de manier waarop de EU de humanitaire crisis aanpakt er ondubbelzinnig van getuigt dat zij met twee maten meet en zich niet houdt aan haar verplichtingen uit hoofde van het internationale recht;

H.overwegende dat de EU met haar beleid op meerdere terreinen de basis legt voor vreemdelingenhaat en racisme en het ontstaan van radicale, xenofobe en racistische partijen en bewegingen, omdat het werkenden, vluchtelingen en migranten discrimineert op grond van nationaliteit;

I.overwegende dat het voorstel voor een nieuwe positie van het VK binnen de EU, dat bij een andere uitslag van het Britse referendum realiteit geworden zou zijn, tot meer deregulering en concurrentie zou hebben geleid, en het vrije verkeer en het beginsel van non-discriminatie zou hebben ondermijnd, en als zodanig model stond voor de wijze waarop in de EU ten aanzien van de lidstaten met twee maten wordt gemeten; overwegende dat de unilaterale belangen van de grotere lidstaten niet zwaarder mogen wegen dan de belangen van de kleinere lidstaten;

J.overwegende dat moet worden erkend dat de lidstaten het recht hebben de EU te verlaten;

K.overwegende dat de uitkomst van het referendum laat zien dat er een ander Europa moet komen en dat dit Europa tot stand moet worden gebracht met instemming van de bevolking, die concrete besluiten verwacht over sociale kwesties zoals werkgelegenheid, transparantie, welvaart, en de afwijzing van bezuinigingsmaatregelen;

L.overwegende dat alle besluiten betreffende de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk na de uittreding van het VK het resultaat moeten zijn van een democratisch proces, waar zowel het Europees Parlement, als de nationale parlementen bij betrokken worden; overwegende dat alle lidstaten het recht en de plicht hebben om met hun eigen inzichten overeenstemmende economische, politieke en culturele betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk te ontwikkelen, op basis van de beginselen van 'wederzijdse belangen', 'vriendschap tussen de volkeren' en 'samenwerking tussen soevereine staten';

M.overwegende dat het referendum in het VK duidelijk heeft gemaakt dat het proces van de Ierse hereniging moet worden voortgezet door middel van een stemming over de grens, zoals voorzien in de Goede Vrijdag-akkoorden; overwegende dat een internationale grens tussen het Noorden en het Zuiden enorme negatieve gevolgen voor Ierland zou hebben; overwegende dat de EU het vredesproces in Ierland op proactieve wijze moet blijven ondersteunen en in alle onderhandelingen over de Brexit op de voortzetting ervan moet hameren;

N.overwegende dat er sprake is van een democratisch deficiet als gevolg van het beleid en de keuzes van de EU, en dat dit een groot probleem is en dat veel burgers de indruk hebben dat zij niet worden vertegenwoordigd door de instellingen; overwegende dat hier alleen iets aan kan worden gedaan middels transparantie, openheid en verdediging van de waarden van democratie, met inbegrip van een sterkere participatie van de burgers, vrede, verdraagzaamheid, vooruitgang, solidariteit en samenwerking tussen volkeren;

O.overwegende dat de soevereine wil van mensen met betrekking tot hun eigen ontwikkeling in elke lidstaat een absoluut recht vormt en moet worden verdedigd;

P.overwegende dat de klimaatcrisis nog steeds de stabiliteit, de gezondheid en de bestaansmiddelen van samenlevingen in de hele wereld bedreigt, alsook het dierenwelzijn en de biodiversiteit; overwegende dat COP21 ontegenzeggelijk ambitieus is, maar toch nog voorzichtig verder in de juiste richting moet worden aangescherpt;

MACRO-ECONOMISCH- EN BEZUINIGINGSBELEID

1.vraagt de Commissie met klem een werkprogramma te presenteren dat iets doet aan de belangrijkste uitdagingen waar de bevolkingen en de lidstaten op dit moment mee worden geconfronteerd, zoals stagnerende economieën, deflatie, de toenemende sociaal-economische ongelijkheden en armoede, onevenwichtige investeringen en economische groei, de hoge werkloosheid en het almaar toenemende aantal onzekere banen, afkalvende sociale en arbeidsrechten, de hoge schuldenlast, een groter wordende behoefte aan internationale bescherming en de klimaatcrisis; maakt zich er ernstig zorgen over dat de Commissie van plan is door te gaan met het beleid van begrotingsconsolidatie, privatiseringen, structurele hervormingen en deregulering, hetgeen haaks staat op de belangen van de bevolkingen; is van oordeel dat de sociale, economische, milieu- en politieke uitdagingen alleen overwonnen kunnen worden indien rigoreus wordt overgestapt op progressief beleid dat in de ontwikkelingsstrategieën prioriteit toekent aan mensen en het milieu in plaats van aan de belangen van de financiële markten en het grootkapitaal;

2.betreurt het ten zeerste dat de EU-instellingen de lidstaten bezuinigingsmaatregelen blijven opleggen, en in het bijzonder dat de instellingen van de Unie sommige landen die eigen keuzes voor groei en ontwikkeling maken, blijven chanteren; onderstreept dat de Europese instellingen de nationale soevereiniteit van elke lidstaat, alsook de keuzes van bevolkingen voor ontwikkeling, groei en sociale cohesie moeten eerbiedigen, en dat geen enkel land moet worden gekapitteld voor het aanzwengelen van zijn economie door middel van plannen voor publieke investeringen of op herverdeling gerichte begrotings- en progressieve belastingmaatregelen;

3.dringt aan op een onmiddellijk eind aan de zogenaamde memoranda of understanding en aan de contraproductieve en sociaal rampzalige bezuinigings- en neoliberale maatregelen die daarmee zijn opgelegd; is van oordeel dat deze memoranda tot onrechtvaardige belastingmaatregelen leiden en neerkomen op schending van de beginselen van proportionele gelijkheid en progressiviteit van belastingen; dringt aan op de uitwerking van een noodplan ter ondersteuning van de economie van die landen die met de maatregelen van de trojka te maken hebben gekregen;

4.betreurt het dat de EU zo slap op de belastingschandalen heeft gereageerd; vindt dat zowel tax rulings, als landenspecifieke rapportages openbaar moeten worden gemaakt, teneinde tot meer transparantie en toezicht te komen; wil dat er een eind komt aan off-shoreconstructies en andere belastingparadijzen, dat er wordt samengewerkt met het oog op het beëindigen van het bankgeheim voor belastingdoeleinden, alsook het voorkomen en aanpakken van witwaspraktijken en belastingfraude, en het bestraffen van speculatieve transacties, in de vorm van belastingbeleidmaatregelen die erop gericht zijn dat belastingen worden afgedragen op de plaats waar de waarde wordt gegenereerd; dringt aan op een internationale top onder auspiciën van de Verenigde Naties, alsmede de ontwikkeling van een routekaart en een gemeenschappelijk actieplan ter bestrijding van belastingparadijzen en fiscale dumping;

5.dringt erop aan onmiddellijk te stoppen met de totstandbrenging van de kapitaalmarktenunie; herhaalt dat investment banking en retail banking van elkaar moeten worden gescheiden en dat het overheidstoezicht op de financiële sector moet worden aangescherpt; onderstreept dat de deregulering van de financiële markten, het rampzalige proces van privateringen in de financiële sector, de voortdurende fusies en overnames, die tot een enorme concentratie in de sector en zogenaamde too big to fail-banken hebben geleid, alsook de financialisatie van de economie er de oorzaak van zijn dat nationale economieën in zwaar weer terecht zijn gekomen; wijst de bankenunie af;

6.vraagt de Commissie toe te zien op de daadwerkelijke en tijdige implementatie van investeringen, met prioriteit voor de landen die financiële bijstand ontvangen, en speciale aandacht voor de regio's met een kwakkelende economie en/of zelfs een recessie met een hoge werkloosheid en veel armoede, ter stimulering van groei en werkgelegenheid, ondersteuning van micro- en kleine- en middelgrote ondernemingen, en waarborging van een gezonde economische ontwikkeling en sociale cohesie;

ECONOMISCHE GOVERNANCE EN EMU

7.is van oordeel dat het begrotingsstabiliteitsverdrag, het begrotingspact en het Europees semester moeten worden afgeschaft omdat zij een ondemocratische economische dwangbuis vormen met een negatieve impact op investeringen, groei en de doelstelling van het creëren van nieuwe werkgelegenheid; beschouwt het een must dat de lidstaten opnieuw in staat worden gesteld zelf te beslissen over het economisch beleid dat het meest geëigend is voor hun eigen specifieke situatie;

8.onderstreept dat de overheids- en buitenlandse schulden van de perifere EU-lidstaten tot de hoogste in de wereld behoren, hetgeen het gevolg is van de asymmetrische aard van het integratieproces; vindt dat de schuldenlast door middel van heronderhandelingen (over de hoogte, de looptijd en de rentevoeten) en de annulering van zijn speculatieve en onwettige component zo snel mogelijk moet worden verlaagd en beschouwt dit als een vorm van fundamentele gerechtigheid; vindt dat er een intergouvernementele conferentie moet komen om het begrotingsstabiliteitsverdrag in te trekken;

9.vraagt de Commissie met klem om tót de definitieve intrekking van het begrotingsstabiliteitsverdrag in de begroting aanvullende middelen vrij te maken voor investeringen, onderwijs, cultuur en gezondheid, en voor een holistische sociale ontwikkeling, hetgeen kwalitatief hoogwaardige en zekere werkgelegenheid ten goede zal komen en de welzijnsstaat sterker zal maken;

10.dringt aan op de uitwerking van een noodplan ter ondersteuning van de economie van de landen die onder de interventie van de trojka hebben geleden;

11.vindt dat er een plan moet worden uitgewerkt voor steun aan lidstaten die over het opgeven van de euro willen onderhandelen omdat hun deelname aan de eenheidsmunt onhoudbaar en ondraagbaar is geworden; stelt zich op het standpunt dat dit programma moet voorzien in passende compensatie voor de veroorzaakte sociaal-economische schade;

12.verwerpt dan ook nadrukkelijk het verslag van de vijf voorzitters, aangezien dat geen uitweg biedt uit het overheersende bezuinigingsverhaal, maar daarentegen het huidige beleid verder wil uitdiepen, met inbegrip van vergroting van het concurrentievermogen en structurele convergentie, door een strikt begrotingsbeleid en besparingen op te leggen;

ARBEIDS- EN SOCIALE RECHTEN

13.heeft zware kritiek op het bezuinigingsbeleid, het zogenaamde concurrentiebeleid, liberalisering en arbeidsmarktderegulering, aangezien deze de elementaire sociale en arbeidsrechten in de lidstaten hebben ondermijnd; verdedigt het recht op collectieve onderhandelingen - met de rechtstreekse participatie van de werknemersorganisaties - als een cruciaal instrument voor het beschermen en vergroten van rechten, het bestrijden van discriminatie, sociale dumping, onzeker en frauduleus werk, arbeidstijdderegulering, atypisch werk, de uitbreiding van de lagelonensector, neerwaartse loonconcurrentie, het verschijnsel van de werkende armen, sociale uitsluiting, arme gepensioneerden, en intimidatie en geweld op de arbeidsplaats, en voor het beschermen van werkenden tegen zelfuitbuiting middels nieuwe vormen van werk, met inbegrip van digitaal werk, het log-off-recht en crowd-work;

14.betreurt en verwerpt de kritiek van de Commissie op maatregelen die gericht zijn op opwaardering van lonen en de herverdeling van inkomen en rijkdom ten faveure van werknemers; onderstreept het belang van maatregelen voor het bestrijden van loondiscriminatie binnen een loonbeleidkader dat stoelt op het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid; onderstreept dat het belangrijk is ontwikkelingsbeleid vorm te geven dat inzet op bevordering van groei en nieuwe banen, ter bestrijding van de hoge werkloosheid, die vrouwen en jongeren het zwaarst treft;

15.dringt er met klem bij de Commissie op aan te stoppen met het doen van aanbevelingen voor de reorganisatie van en bezuinigingen op ministeries van de lidstaten, en het bevorderen van flexizekerheid van banen of de privatisering van openbare diensten, aangezien dit beleid onbetwistbaar heeft geleid tot een verzwakking van de sociale rechten van werknemers en tot een overdracht van rijkdom naar het grootkapitaal;

16.herinnert de Commissie aan haar belofte om haar handtekening onder het Europees Sociaal Handvest te zetten en vraagt haar op zo kort mogelijke termijn hiertoe een voorstel te presenteren; vraagt de Commissie daarnaast met klem een sociaal protocol voor te stellen en daarin sociale en collectieve belangen zwaarder te laten wegen dan de economische vrijheden;

17.vindt het zorgwekkend dat de detacheringsrichtlijn in haar huidige opzet niets doet aan de belangrijkste problemen op het gebied van de mobiliteit van werknemers binnen de EU; vraagt de Commissie en de lidstaten met klem deze richtlijn te herzien en er daarbij voor te zorgen dat sociale dumping in al zijn vormen wordt aangepakt en dat gedetacheerde werknemers dezelfde sociale rechten genieten als de werknemers in het land waarna zij worden gedetacheerd, met inbegrip van het beginsel van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde locatie; herhaalt dat werknemers onder geen enkele voorwaarde met dalende lonen of minder sociale rechten te maken mogen krijgen; vindt daarnaast dat bij de aanstaande herziening van Verordening (EG) nr. 883/2004 de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels moet worden verbeterd; onderstreept dat de handhaving van de arbeids- en sociale wetgeving tot alle sectoren moet worden uitgebreid;

18.hamert op het belang van een Europese zwarte lijst van ondernemingen, met inbegrip van brievenbusmaatschappijen, die zich bij herhaling schuldig maken aan inbreuken op de arbeids- en sociale wetgeving van de EU en de lidstaten, en stelt zich op het standpunt dat deze ondernemingen gedurende een bepaalde periode niet meer voor overheidsopdrachten en subsidies, waaronder van de EU, in aanmerking zouden moeten komen;

19.vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat werknemers en werknemersorganisaties gedurende alle stadia van de procedure betrokken worden bij en geïnformeerd worden over de gesprekken en aanbevelingen betreffende de nationale insolventiekaders, en erop toe te zien dat insolventieprocedures niet worden gebruikt om de arbeidsvoorwaarden van werknemers uit te hollen of op grote schaal personeel te ontslaan; vraagt de Commissie in dit verband het mogelijk te maken dat bedrijven die om dreigen te vallen door hun werknemers worden overgenomen, teneinde de economische activiteit te handhaven en het verlies aan banen tot een minimum te beperken;

20.onderstreept de behoefte aan een geïntegreerde armoedebestrijdingsstrategie, die zich onder andere richt op het aanpakken van de kinderarmoede en sociale uitsluiting; is van oordeel dat op het niveau van de lidstaten minimuminkomstenregelingen overwogen en ontwikkeld moeten worden, in het kader waarvan een percentage (ten minste 60%) van het gemiddelde inkomen in de lidstaten in kwestie gegarandeerd zou moeten zijn, als een belangrijke stap in de richting van de eliminatie van armoede;

21.herhaalt zijn standpunt dat in de lidstaten de sociale functies van de staat en het aanbod van publieke diensten verdedigd en verder ontwikkeld moeten worden, waaronder de toegang tot rechtbanken en tot universeel, gratis en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en dito gezondheidszorg, alsook zorg voor kinderen, zieken en ouderen, en een hoog niveau van sociale bescherming in het algemeen;

22.vindt dat alle Europese acties en programma's op het gebied van cultuur en onderwijs standaard een sociale-integratiedimensie moeten hebben en tot publiek onderwijs van hoge kwaliteit en volledige toegang tot cultuur en recreatie voor eenieder moeten bijdragen; vraagt de Commissie en de lidstaten derhalve alle overheidsuitgaven voor onderwijs en cultuur bij de berekening van de overheidsschuld in het kader van het Pact voor groei en stabiliteit buiten beschouwing te laten;

23.betreurt het dat de EU-mobiliteitsprogramma's hun beloftes niet volledig hebben waargemaakt en dat er bij de toegang tot de programma's in kwestie sprake is geweest van (onaanvaardbare) discriminatie; vraagt de Commissie dan ook erop toe te zien dat iedereen die dat wil, en in het bijzonder personen met een achterstand, toegang tot de mobiliteitsprogramma's krijgt, en de informatie over en de toegang tot mobiliteitsprogramma's voor beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren; betreurt de trend waarbij sommige programma's, zoals Erasmus+ en Creative Europe, ernaar streven het systeem van beurzen te vervangen door een systeem van leninggaranties, en dringt derhalve aan op systemen met fatsoenlijke beurzen voor de gehele periode van verblijf buiten het land van herkomst, teneinde te komen tot universele toegang tot deze mobiliteitsprogramma's;

24.onderstreept dat onlinediensten, de e-handel, auteursrechten (niet alleen van auteurs, maar ook van kunstenaars, uitvoerenden en producenten), gegevensbescherming, beheer en opslag, en netwerkneutraliteit een gemeenschappelijke, communautaire en internationale benadering behoeven, met de verdediging van het openbaar belang als leidend beginsel, dat altijd zwaarder moet wegen dan zakelijke overwegingen en het maken van winst; onderstreept dat het internet tot het publiek domein behoort en dat het waarborgen van netneutraliteit van het allergrootste belang is;

VROUWENRECHTEN EN GENDERGELIJKHEID

25.betreurt het ten zeerste dat de Commissie geen nieuwe strategie voor gendergelijkheid tussen mannen en vrouwen voor de periode 2015-2020 heeft gepresenteerd, en dringt er op aan dat zij dit alsnog doet;

26.vraagt de Commissie samen met de lidstaten een voorstel te presenteren voor een alomvattende EU-strategie inzake geweld tegen vrouwen en daarin aandacht te besteden aan alle vormen van dit geweld; juicht het toe dat de Commissie voorstelt dat de EU toetreedt tot het Verdrag van Istanbul en in 2017 een campagne wil houden over het bestrijden van geweld tegen vrouwen; 

27.veroordeelt de intrekking van de richtlijn inzake moederschapsverlof; verzoekt de Commissie met een nieuw voorstel te komen dat het standpunt van het Parlement eerbiedigt om de thans gewaarborgde minimumduur van betaald moederschapsverlof van 14 tot 20 weken te verlengen en om een gegarandeerd recht op betaald vaderschapsverlof te introduceren; is van oordeel dat in alle lidstaten specifieke maatregelen moeten worden genomen om het evenwicht tussen werk en privéleven voor vrouwen en mannen te verbeteren, en dat de duur van de periode van 100% betaald ouderschapsverlof verlengd en aangepast moet worden in de richting van een billijker systeem van ouderschapsverlof;

28.verzoekt de Commissie tevens universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en de desbetreffende rechten te waarborgen en die op te nemen in alle betroffen beleidsdomeinen in de EU en daarbuiten;

DEMOCRATIE, MENSENRECHTEN EN VRIJHEDEN

29. veroordeelt met klem de deal tussen de EU en Turkije alsook elk ander voorstel dat erop gericht is de grenzen van de Unie te externaliseren en mensen die bescherming nodig hebben buiten de EU te houden, omdat deze absoluut haaks staan op de door de EU en haar lidstaten aangegane internationale verplichtingen, waaronder het beginsel van non-refoulement; veroordeelt de enorme nadruk die gelegd wordt op het voorkomen en tegengaan van irreguliere migratie, waaronder middels detentie, waarmee volledig voorbij wordt gegaan aan de toenemende aantallen asielzoekers die aan oorlog, vervolging, honger en klimaatrampen proberen te ontkomen; veroordeelt de wildgroei aan repressieve voorstellen en militaire reacties van de Commissie op deze humanitaire crisis in 2015 en 2016, zoals EUNAVFOR MED, de NAVO-operatie in de Egeïsche Zee, het voorstel voor uitbreiding van de bevoegdheden van Frontex middels de oprichting van een Europese grensbewakingsdienst, de inrichting van detentiecentra voor vluchtelingen, de procedures voor het versneld terugsturen van onder andere asielzoekers en het feit dat de Commissie erop hamert Turkije (een land met een twijfelachtige staat van dienst op het gebied van de mensenrechten) voor alle asielzoekers tot veilig derde land uit te roepen;

30.vraagt de Commissie financiële middelen die voor verbetering van de grensbewaking en versterking van Fort Europa opzij waren gezet in plaats daarvan te gebruiken voor de opvang van vluchtelingen en migranten middels hervestigings- en herplaatsingsprogramma's, proactieve search and rescue-activiteiten, open en waardige opvangcentra en sociale integratie van zowel vluchtelingen, als migranten; vraagt de Commissie voorstellen te doen voor de veilige en legale toegang tot de EU voor alle vrouwen, mannen en kinderen die bescherming behoeven, alsook voor arbeidsmigranten, inclusief een onmiddellijk, ambitieus en bindend hervestigingsprogramma, en steun te geven aan het voorstel van het EP betreffende opname van humanitaire visa bij de herziening van de visumregels, zodat mensen niet langer hun leven op het spel hoeven te zetten in de Middellandse Zee of de woestijnen op weg naar Europa;

31.is ingenomen met de voorstellen van de Commissie tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland; betreurt het dat de lidstaten zich wat dit aspect betreft niet aan hun verplichtingen houden;

32.dringt aan op de toepassing van het recht op gezinshereniging zoals bedoeld in het Europees mensenrechtenverdrag, hetzij vanuit een derde land, hetzij binnen de EU, en op versnelde herplaatsingsprocedures, inclusief fast-tracking van kwetsbare personen; herinnert eraan dat vluchtelingen aan een land moeten worden toegewezen op grond van gezinsbanden, taal en culturele banden; onderstreept het belang van sociale en arbeidsmarktintegratie van vluchtelingen en migranten, waarbij op genereuze wijze rekening moet worden gehouden met hun vaardigheden en kwalificaties en zij beschermd moeten worden tegen uitbuiting en discriminatie;

33.vindt het betreurenswaardig dat de Commissie er niet in is geslaagd een alternatief voor de Dublin-verordening voor te stellen op basis van het beginsel van het delen van verantwoordelijkheden; plaatst grote vraagtekens bij de verplichting voor alle lidstaten om te onderzoeken of een asielaanvraag op basis van de concepten 'veilig derde land' en 'eerste land van binnenkomst' niet-ontvankelijk kan worden verklaard;

34.dringt erop aan de horizontale anti-discriminatierichtlijn stante pede goed te keuren, teneinde discriminatie, inclusief aanvallen op minderheden, migranten en asielzoekers en andere kwetsbare groepen, beter te kunnen bestrijden; denkt dat de toename van het racistische en xenofobe sentiment en het aantal racistische en xenofobe organisaties verband houdt met de opkomst van extreem-rechtse en fascistische bewegingen in Europa, hetgeen niet los kan worden gezien van het beleid dat de voorbije decennia in de EU en de lidstaten is gevoerd;

35.betreurt het dat etnische en religieuze minderheden, leden van de LGBTI-gemeenschap, asielzoekers en daklozen meer en meer met aanvallen en uitingen van haat te maken krijgen;

36.vraagt de Commissie een evaluatie te maken van de tenuitvoerlegging van de nationale strategieën voor de integratie van Roma en van de aanbevelingen van de Raad betreffende maatregelen voor een doeltreffende integratie van de Roma in de lidstaten, en aanvullende maatregelen voor te stellen indien dit voor daadwerkelijke integratie van de Roma noodzakelijk is;

37.maakt zich er ernstige zorgen over dat de Europese veiligheidsagenda in hoge mate eenzijdig gericht is op repressie en uitbreiding van de handhavingsinstanties van de EU; bekritiseert het dat veiligheid binnen beleid een steeds groter gewicht krijgt toebedeeld, waaronder in de vorm van het verzamelen van persoonsgegevens en het profilen van burgers, waarbij misbruik wordt gemaakt van de toegenomen, legitieme angsten onder de bevolking en de strijd tegen terrorisme gebruikt wordt om de rechten en vrijheden van burgers uit te hollen en de controle door te staat te vergroten; wijst erop dat de afgelopen twaalf jaar weliswaar meer dan 80 bindende juridische instrumenten op het gebied van terrorismebestrijding zijn ontwikkeld, maar dat deze de recente gewelddadige aanslagen toch niet hebben weten te voorkomen, hetgeen pijnlijk duidelijk maakt dat een uitsluitend op repressie gerichte aanpak, zoals de EU-instellingen en de nationale regeringen die hebben gevolgd, niet werkt; de repressieve wetgeving heeft niet alleen de mensenrechten van alle burgers en inwoners van de EU in belangrijke mate aangetast, maar ook grote schade berokkend aan het bestaande preventiebeleid, zoals het jeugdwerk, de maatregelen op het vlak van de sociaal-economische cohesie en andere preventieve maatregelen gericht op mensen die sociaal uitgesloten dreigen te raken;

38.vraagt de Commissie ernstige inspanningen te beginnen leveren om burgers te beschermen tegen toenemend staatstoezicht; uit in dit verband zijn grote bezorgdheid over de ruime bevoegdheden van de nieuwe afdeling voor de melding van internetuitingen van Europol op het vlak van monitoring en bewaking van het internet zonder justitiële tussenkomst; wijst erop dat de nieuwe Europolwetgeving geen expliciete juridische basis voor deze afdeling voor de melding van internetuitingen bevat;

39.is van mening dat de herziening van de terrorismebestrijdingsrichtlijn uitzonderlijk ver gaat door bepaalde potentiële voorbereidende handelingen strafbaar te stellen zonder dat er een expliciet doel om opzettelijk terroristische misdrijven te begaan moet zijn; benadrukt dat dit indruist tegen een lang bestaand beginsel van strafrecht dat stelt dat opzettelijke intentie een belangrijk element van elke definitie van een misdrijf is;

40.vraagt dat de e-privacyrichtlijn wordt bijgewerkt zodat ze in overeenstemming kan worden gebracht met de recent goedgekeurde verordening gegevensbescherming;

41.vraagt de Commissie ten volle rekening te houden met de uitspraak van 8 april 2014 van het Hof van Justitie in gevoegde zaken C 293/12 en C 594/12; dringt er bij de Commissie in dit verband op aan geen verdere maatregelen op basis van alomvattende gegevensbewaring meer voor te stellen;

42.vraagt de Commissie een actieplan voor de lidstaten voor te stellen ter verbetering van de detentieomstandigheden, in het bijzonder gezien het wijdverspreide gebruik van het voorarrest, onder meer in zaken met Europese aanhoudingsbevelen; vraagt de Commissie ten volle rekening te houden met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over omstandigheden in gevangenissen;

43.is zeer teleurgesteld over het gebrek aan respons van de Commissie met betrekking tot het wetgevende initiatiefverslag betreffende de herziening van het Europees aanhoudingsbevel; vraagt de Commissie een nieuw voorstel te doen, waarin rekening wordt gehouden met het verslag van het Parlement hierover, in het bijzonder de kwestie van evenredigheidstesten;

44.  betreurt het dat de Commissie in haar nieuwe initiatieven geen hernieuwd bijgewerkt voorstel heeft opgenomen voor de toegang van het publiek tot documenten, dat overeenstemt met de overeenkomst die het Parlement in 2011 in eerste lezing heeft bereikt;

45.  dringt er bij de Commissie op aan te reageren op de verzoeken van het Parlement in zijn resoluties over het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA, vooral na het verslag van de Senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA;

46.  benadrukt de uiterst antidemocratische aard van deze EU, zoals blijkt uit de manier waarop de Europese instellingen omgaan met de resultaten van burgerparticipatie en de strijd van werknemers; dringt er derhalve bij de Commissie op aan de verschillende vormen van burgerparticipatie ernstig te nemen en toekomstige referenda over EU-kwesties te eerbiedigen en vraagt dat het onvervreemdbaar recht van de volkeren om te debatteren en hun wil te uiten wordt geëerbiedigd; verwerpt in dit verband het argument dat een en ander onvermijdelijk is;

47.  herinnert de Commissie aan haar belofte een voorstel te doen voor een interinstitutioneel akkoord over een verplicht transparantieregister voor alle EU-instellingen; bevestigt nogmaals dat de participatieve en representatieve democratie moet worden bevorderd;

48.  vraagt de Commissie een voorstel te doen voor de herziening van het Europees Burgerinitiatief op basis van de conclusies in het uitvoeringsverslag van het Europees Parlement;

49.  is van mening dat de kwaliteit van het wetgeven op EU-niveau moet verbeteren; benadrukt echter dat de agenda voor betere regelgeving en het REFIT-programma niet als excuus mogen worden gebruikt voor deregulering die sociale bescherming, consumentenbescherming, milieunormen, normen op het vlak van dierenwelzijn en sociale dialoog uitholt; dringt er derhalve op aan dat alle effectbeoordelingen en besluiten van de Raad voor regelgevingstoetsing openbaar worden gemaakt;

50.  dringt er daarentegen bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat alle toekomstige wetgeving wordt onderworpen aan een effectbeoordeling met betrekking tot de sociale en grondrechten en vervalclausules bevat zodat EU-wetten regelmatig worden herzien;

Interne markt en internationale handel

51.  is van mening dat de eengemaakte markt met zijn meervoudige sectorale benaderingen de ontmanteling van soevereine economische reguleringsinstrumenten, economische dominantie, divergentie en ongelijke ontwikkeling heeft verscherpt/gefaciliteerd, en belastingontwijking en belastingontduiking en de overheveling van winsten naar belastingparadijzen, privatisering, deregulering van handelsbetrekkingen en de concentratie van kapitaal heeft bevorderd; is van mening dat de EU via de eengemaakte markt en in naam van de mededinging aanvallen op de rechten van werknemers heeft gesponsord/gesteund, hetgeen heeft geleid tot sociale ongelijkheden, deregulering van arbeidswetgeving, loonsverlaging en onzekere arbeidssituaties, terwijl een eerlijker en meer tot herverdeling strekkend belastingbeleid verhinderd of afgeschaft werd; merkt op dat de interne markt, in tegenstelling tot wat systematisch wordt beweerd, heeft geleid tot hogere kosten voor consumenten en de verslechtering van de verstrekte diensten;

52.  betreurt het dat de Commissie de handelingen houdende rectificatie van de gedelegeerde handelingen en gedelegeerde handelingen met overgangsregels van het douanewetboek van de Unie met vertraging aan het Parlement en de Raad heeft gemeld; acht het onaanvaardbaar dat het Parlement door deze late meldingen zijn controlebevoegdheid niet heeft kunnen uitoefenen; dringt er daarom bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat haar diensten beter met het Parlement samenwerken en dat tijdig informatie wordt verstrekt over de afronding en uitvoering van het douanewetboek van de Unie;

53.  betreurt het dat de Commissie de bescherming van klokkenluiders, journalisten, consumenten en werknemers via de richtlijn inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen verder verzwakt; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem ervoor te zorgen dat klokkenluiders wettelijk en materieel beschermd worden wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij openbare belangen beschermen; merkt echter op dat beschermingsniveaus in de EU verschillend blijven en dat er niet voldoende bescherming wordt geboden, zoals blijkt uit recente ophefmakende zaken; verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel voor de minimumbescherming van klokkenluiders te komen;

54.  benadrukt dat elk land het recht moet hebben zijn handelsbeleid te bepalen en handelsovereenkomsten te sluiten die het best inspelen op hun belangen en economische kenmerken en behoeften, rekening houdend met hun respectieve mate van complementariteit met derde landen;

55.  is van mening dat het resultaat van het Brits referendum reden te meer is om de ratificering van EU-handelsovereenkomsten met derde partijen waarvan de onderhandelingen aan de gang zijn, voorlopig op te schorten; is gekant tegen de benadering van handelsbeleid op basis van liberalisering, deregulering en privatisering, die door de Commissie samen met vele partners wereldwijd naar voren wordt geschoven, alsook de dogmatische vrijhandelslogica die aan de grondslag van deze benadering van handel ligt, en verwerpt in het bijzonder grote regionale overeenkomsten, zoals TTIP, CETA en TiSA en, op een andere manier, de economische partnerschapsovereenkomsten; betreurt de algemene handelsoriëntatie van de EU om activa van derde landen te controleren en uit te buiten, die de soevereiniteit van de lidstaten in het gedrang brengt en de geopolitieke belangen van de rijkste landen en multinationals ten goede komt en waardoor intra- en interregionale asymmetrieën groeien en de afhankelijkheid van minder ontwikkelde landen (binnen en buiten de EU) wordt bestendigd; stelt dat deze overeenkomsten bijdragen tot de vernietiging en deregulering van arbeid, de toename van armoede, de toename van speculatie (vooral speculatie over voedsel) en de vernietiging van openbare diensten en een bedreiging vormen voor dierengezondheid en -welzijn, duurzame landbouw en het milieu en culturele diversiteit; roept op tot een gereguleerde, op wederzijdse complementariteit gebaseerde internationale handel;

56.  roept op tot een gereguleerde, op wederzijdse complementariteit gebaseerde internationale handel; verzet zich in het bijzonder tegen de opname van een ISDS-clausule in handelsovereenkomsten of in het EU-kader, zowel in de traditionele vorm als in de vorm van investeringsgerechten, aangezien het van mening is dat er geen reden is om investeerders bijzondere rechtsgebieden te verstrekken, waardoor landen grote bedragen moeten betalen en hun beleidsruimte ingeperkt zien; benadrukt dat alle onderhandelingsdocumenten openbaar moeten worden gemaakt en dat alle nationale parlementen geraadpleegd moeten worden voordat deze overeenkomsten, die een grote invloed hebben op het dagelijkse leven van de bevolking, worden aangenomen;

Regionale ontwikkeling, productie en strategische sectoren

57.  verwerpt de benadering van de Commissie om cohesiebeleid ondergeschikt te maken aan economisch beheer van de EU; benadrukt dat regionaal beleid een onmisbaar instrument is voor de bevordering van economische en sociale cohesie, dat vooral tot doel heeft de ongelijkheden tussen regio's – in het bijzonder de armere en afgelegen regio's – te verkleinen, reële convergentie te bevorderen en groei en werkgelegenheid te stimuleren; verklaart nadrukkelijk dat het cohesiebeleid niet mag worden gebruikt als middel om een regio of lidstaat die het deregulerings- en privatiseringsbeleid afwijst, te bestraffen;

58.  pleit voor de tenuitvoerlegging van dringende maatregelen betreffende de productieve sectoren, die voor elke economie van vitaal belang zijn en bijgevolg een essentiële rol vervullen voor het ontwikkelingspotentieel van elk land; roept op tot de bevordering van openbare projecten, steun voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, coöperaties en de lokale overheid en tot de versterking van EU-middelen en de oriëntering ervan in die richting;

59.  dringt er bij de Commissie op aan prioriteit te verlenen aan de lidstaten die het zwaarst zijn getroffen door de economische crisis, en in het bijzonder aandacht te besteden aan regio's in een recessie met een hoge werkloosheid en veel armoede;

60.  is van mening dat de bestaande EU-financiering en de huidige financiële middelen van de EU voor het cohesiebeleid onvoldoende zijn met het oog op de behoefte aan echte convergentie en om de regionale verschillen, de hoge werkloosheid, de inkomensongelijkheid en de armoede in de EU te overwinnen; wijst erop dat de EU-begroting versterking behoeft op het gebied van het cohesiebeleid; onderstreept dat het van belang is ervoor te zorgen dat territoriaal beheer en ruimtelijke ordening tot de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten blijven behoren; merkt op dat het vermijden van een betalingsachterstand in de toekomst cruciaal is om een succesvolle tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid te garanderen;

61.  wijst op de beperkte investeringen voor onderzoek en ontwikkeling voorgesteld in de EU-begroting; vraagt de Commissie de toewijzing van onderzoeksfinanciering niet te concentreren op enkele universiteiten, onderzoekscentra en ondernemingen;

62.  bevestigt nogmaals dat water een universeel recht is, aan alle mensen moet worden gegarandeerd en niet mag worden geprivatiseerd;

63.  dringt aan op een gedecentraliseerd gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), dat de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector bevordert, zodat deze sector sociaaleconomisch bestaansrecht houdt, de visreserves in stand worden gehouden, banen worden behouden en gecreëerd, en de levensomstandigheden van de werknemers in deze sector worden verbeterd; vraagt om maatregelen ter garantie van de nationale soevereiniteit over de exclusieve economische zones van de lidstaten en hun visreserves;

64.  vraagt dat biodiversiteit in mariene milieus wordt beschermd, waardoor gunstige omstandigheden voor het herstel van visbestanden worden gegarandeerd door de invoering van passende duurzame beheerpraktijken; bevestigt nogmaals dat in het GVB de specifieke kenmerken van kleinschalige visserij en kustvisserij moeten worden erkend en dat de bestaande instrumenten geschikt moeten zijn voor de behoeften van de sector;

65.  is van mening dat 30 jaar Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een zware tol heeft geëist van de landbouwsector in de lidstaten en dat dit beleid heeft bijgedragen tot de crisis in de landbouwsector; vraagt dat opnieuw de focus wordt gelegd op een van de basisbeginselen van het GLB (artikel 39, lid 1, onder b), VWEU), namelijk "de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren", ter bestrijding van de toegenomen productieconcentratie en het hogere niveau van intensieve landbouw, de afname van kleinschalige landbouwers en landbouwersorganisaties alsook de toename van regionale asymmetrieën en de externe afhankelijkheid van buitenlandse goederen, hetgeen de grootste Europese economieën ten goede komt; betreurt het dat dit verschijnsel ons mondiaal gezien belangrijke landbouw- en plattelandserfgoed in gevaar brengt en dat tegelijkertijd de grote agro-industriële bedrijven hun marges vergroten en hun model van een mondiaal voedselsysteem erdoor drukken, met alle schadelijke milieueffecten van dien; onderstreept dat in het landbouw- en voedselbeleid de landbouwers, en niet de grote bedrijven, centraal moeten staan, zodat duurzaamheid, groei en banen in alle regio's daadwerkelijk worden gestimuleerd;

66.  betreurt het dat het huidige beleid resulteert in de decimering van de traditionele familielandbouwbedrijven in de EU en vervolgens in een achteruitgang van de sociaaleconomische activiteiten in de plattelandsgebieden;

67.  spreekt zich in krachtige bewoordingen uit tegen landroof, de marktdominantie en de vaststelling van oneerlijke prijzen door de grote agro-levensmiddelenbedrijven, die de landbouwers uitbuiten en voor overproductie zorgen ten koste van de kwaliteit van levensmiddelen, de gezondheid van mens en dier en het milieu;

68.  verzoekt de Commissie alle vormen van zaaigoedoctrooiering te verbieden om de landbouwers te beschermen tegen de druk en macht van multinationals die zaad produceren, en plaatselijke variëteiten en ons genetisch en cultureel erfgoed te beschermen; vraagt de Commissie in samenwerking met de lidstaten de toestemming, de teelt en het op de markt brengen van ggo's te verbieden en maatregelen te nemen om het wijdverspreide gebruik van bestrijdingsmiddelen te bedwingen;

69.  verzoekt de Commissie met klem om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de nog openstaande punten van de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015; vraagt de Commissie een nieuwe en ambitieuze strategie voor de bescherming en het welzijn van dieren voor de periode 2016-2020 op te stellen teneinde de huidige tekortkomingen en achterpoortjes weg te werken, een gelijk speelveld te bewerkstelligen en dierenwelzijn in de hele EU te bevorderen;

70.  is van mening dat EU-financiering voor landbouw moet zijn gericht op de dusdanige ontwikkeling van de landbouwsystemen in de lidstaten zodat hun externe afhankelijkheid van bevoorrading afneemt en landbouw- en plattelandserfgoed wordt beschermd;

71.  vraagt de Commissie te bestuderen of openbare instrumenten voor de regulering van de productie en markten in de melksector en in andere sectoren noodzakelijk zijn om voor de productie eerlijke prijzen te garanderen, waarbij rekening moet worden gehouden met zowel de inputkosten als de consumentenprijzen, om een eerlijke verdeling van de toegevoegde waarde over de toegevoegdewaardeketen van de sector te verzekeren en de concentratie en intensivering van de productie te voorkomen, en het recht te waarborgen van elke lidstaat om te planten en te produceren en zijn voedselsoevereiniteit te garanderen;

72.   benadrukt dat in alle lidstaten en regio's een gediversifieerde industriële basis moet worden versterkt en ontwikkeld, waarbij rekening moet worden gehouden met de regionale kenmerken, aangezien dit essentieel is om een hoog niveau van werkgelegenheid, economische activiteit en ontwikkeling te garanderen;

73.  vraagt de Commissie het probleem van de delocalisering van industriële productie binnen de mondiale waardeketens te beoordelen en een verbod op EU-financiering voor de delocalisering van productie naar derde landen voor te stellen, zodat industriële banen in de lidstaten worden behouden;

74.  verwerpt de Europese energie-unie, een project voor de grote Europese monopolies in de sector; verzoekt om openbare controle op deze strategische sector, aangezien planning en openbare en democratische controle op de energiesector noodzakelijk zijn voor, onder meer, de verbetering van energie-efficiëntie en de garantie van diversificatie van energiebronnen, vooruitgang van hernieuwbare energie, het duurzaam gebruik van het inherente potentieel van elk land en leveringszekerheid; benadrukt dat bindende duurzaamheidscriteria moeten worden voorgesteld voor energieverbruik en biomassa;

75.  herhaalt dat energie een openbaar goed is en dat gelijke toegang tot energie aan betaalbare energieprijzen voor de consument moet worden gegarandeerd; wijst erop dat de EU aandacht moet besteden aan de kwestie van energiearmoede, aangezien bijna 11 % van de EU-bevolking hierdoor wordt getroffen; vraagt de Commissie in dit verband om in de komende wetgevingsvoorstellen prioriteit te geven aan maatregelen om energiearmoede te verminderen, en tegen medio 2017 een actieplan voor te leggen;

76.  is van mening dat de energietransitie moet resulteren in een efficiënter, transparanter, duurzamer, meer gedecentraliseerd en democratischer energiesysteem, gebaseerd op hernieuwbare energie, dat de hele samenleving ten goede komt, en tegelijkertijd de meest kwetsbaren beschermt en ervoor zorgt dat de voordelen van energie-efficiëntiemaatregelen en hernieuwbare energie voor hen beschikbaar zijn;

77.  vraagt nogmaals om bindende doelstellingen, namelijk een aandeel van 30 % hernieuwbare energie in het energieverbruik en 40 % energiebesparing tegen 2030; vraagt de Commissie derhalve dit weer te geven in de komende herzieningen van de richtlijnen inzake hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie en deze bindende doelstellingen te bevorderen tijdens de onderhandelingen over de richtlijnen; vraagt de Commissie bovendien om bindende duurzaamheidscriteria voor energieverbruik en biomassa;

78.  vraagt de Commissie specifiek duurzaamheidscriteria voor industriële producten voor te stellen en de circulaire economie volledig te integreren in alle relevante beleidsdomeinen, met inachtneming van de totale levenscyclus van producten; benadrukt voorts dat de in het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa beschreven maatregelen volledig moeten worden uitgevoerd, met inbegrip van de geleidelijke afschaffing van subsidies die een negatieve impact hebben op het milieu; is van mening dat de marktbenadering van de circulaire economie schadelijke gevolgen heeft voor het openbaar belang en dat sterke verantwoordingsplicht van de lidstaten en openbaar beleid noodzakelijk is;

79.  verwerpt de aan de lidstaten opgedrongen liberaliseringsmodellen in de vervoerssector; vraagt daarentegen dat zij onmiddellijk worden herroepen in overeenstemming met de noodzaak openbaredienstverplichtingen te waarborgen, rekening houdend met de bevordering van vervoersbeleid waarin de soevereiniteit van de lidstaten en hun eigen strategische benadering van territoriale cohesie en nationale ontwikkeling worden geëerbiedigd; vraagt dat sociale dialoog tussen alle betrokken werknemers en samenwerking worden bevorderd om betere integratie tussen en interoperabiliteit van nationale vervoersnetwerken mogelijk te maken; benadrukt dat openbaar vervoer, oplossingen voor gedeelde mobiliteit en stappen en fietsen moeten worden bevorderd, vooral in stedelijke gebieden;

80.  dringt er bij de Commissie op aan EU-vervoersverordeningen te beoordelen en deze, indien nodig, aan te passen aan het digitale tijdperk; verzoekt de Commissie het regelgevingskader van de verschillende vervoerswijzen opnieuw vast te stellen om nieuwe innovaties en diensten voor mobiliteit en logistiek te bevorderen en tegelijkertijd hoge normen inzake veiligheid, arbeidsomstandigheden, consumentenbescherming, eerlijke belastingheffing en preventie van schadelijke milieueffecten te garanderen;

81.  verzoekt de Commissie de noodzakelijke maatregelen te treffen voor het koolstofarm maken van de transportsector;

82.  verzoekt om een ambitieus plan met duidelijke doelstellingen voor de vermindering van het aantal dodelijke verkeersongevallen;

Milieu

83.  is van mening dat de klimaatcrisis wordt veroorzaakt door schadelijke menselijke activiteit, het misbruik van een energie-intensief productiesysteem en het gebruik en de exploitatie van fossiele brandstoffen, zoals wordt erkend in het vijfde evaluatieverslag (AR5) van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change, IPCC), dat door de laatste COP 21 werd aangenomen en goedgekeurd;

84.  benadrukt derhalve dat de oplossing om klimaatverandering aan te pakken voornamelijk moet worden nagestreefd door toezeggingen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken van alle betrokken landen in overeenstemming met hun historische verantwoordelijkheid, en vraagt, aangezien dit niet aan marktgebaseerde instrumenten mag worden overgelaten, te breken met de kapitalistische ontwikkelingsbeleidslijnen, omdat het zonder deze maatregel niet mogelijk is productiemethoden of distributie- en consumptiemanieren te wijzigen;

85.  betreurt het dat de toezeggingen van de COP 21 enerzijds geen garantie vormen voor de vermindering van de broeikasgasemissies – en een vermindering van de concentratie van broeikasgasemissies in de atmosfeer tot een niveau dat overeenstemt met een toename van de gemiddelde temperatuur met minder dan 2 ºC dus niet garanderen – en anderzijds de marktmechanismen die zich omzetten in een privé-toe-eigening van de natuur en natuurlijke hulpbronnen, handhaven en versterken;

86.  verdedigt het feit dat meer financiering werd toegekend aan milieubeschermingsbeleid; vraagt dat het LIFE-programma aanzienlijk meer krijgt, minstens 1 % van de EU-begroting; verwerpt de afzwakking van de wetgeving over de bescherming van habitats en bedreigde in het wild levende dieren; vraagt om de invoering van een specifiek financieringsinstrument voor het Natura 2000-netwerk en om de aanname van coherente maatregelen ter bescherming van de waarden die daardoor worden vertegenwoordigd;

87.  vraagt de Commissie haar klimaatbeleid en klimaatveranderingbeleid in al haar beleidsdomeinen te integreren; vindt het jammer dat de Commissie zich ten aanzien van bindende doelstellingen tot nu toe zo weinig ambitieus heeft getoond;

88.  vraagt de Commissie consequent te zijn, het voorzorgsbeginsel na te leven, tijdens haar mandaat geen voorstellen te doen voor bijkomende afwijkingen voor het gebruik van chemische bestandmiddelen, schadelijke bestrijdingsmiddelen en hormoonontregelende stoffen voor de volksgezondheid en het milieu, de blootstelling aan voor mens en milieu schadelijke chemische bestandmiddelen via water, aarde, lucht en voeding te beperken en wetgevingsvoorstellen te doen om deze blootstelling te beperken;

Voor vrede tegen militarisme en de NAVO

89.  veroordeelt de toegenomen stappen in de richting van de militarisering van de EU; verwerpt de Europese veiligheidsstrategie en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB); vraagt dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO wordt stopgezet en verwerpt het huidige uitbreidingsbeleid van de NAVO; dringt erop aan dat alle buitenlandse militaire bases in Europa worden opgeheven;

90.  beklemtoont dat elke buitenlandse activiteit van de EU de beginselen van een strikt burgerlijk buitenlands beleid moet volgen, dat in overeenstemming is met het internationaal recht en wordt uitgevoerd op niet-discriminerende wijze, alsook door het vervullen van een leidende rol bij de diplomatieke en vreedzame oplossing van conflicten, ook via bemiddelingsinitiatieven en programma's voor ontwapening, demobilisatie en re-integratie, in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties; benadrukt het belang van pogingen om het internationale (Arms Trade Treaty, ATT) en het EU-stelsel voor de controle op de internationale wapenexport te versterken en het NPT-regime (non-proliferatieverdrag) en nucleaire ontwapening te ondersteunen, alsook maatregelen ten behoeve van de uitbanning van armoede, humanitaire hulp, duurzame economische en sociale ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, die evenwichtige economische betrekkingen stimuleren, eerlijke handel en een eerlijke verdeling van de hulpbronnen en de welvaart in de nabuurschap van de EU en wereldwijd;

91.  vraagt de Commissie haar beloften na te komen om samen met de ENB-partners te werken aan het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen van de VN; benadrukt dat voor de toekomst van de meeste nabuurschapslanden het creëren van arbeidsplaatsen van cruciaal belang is; staat achter het feit dat de nadruk wordt gelegd op de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt en de bevordering van kleine en middelgrote ondernemingen; benadrukt dat hiervoor een aanpak op meerdere niveaus (nationaal, regionaal en lokaal) noodzakelijk is, alsook regionale, subregionale en grensoverschrijdende samenwerking die de EU-lidstaten, de partnerlanden en hun lokale en regionale autoriteiten kan mobiliseren; dringt aan op realistische benaderingen en programma's die concrete voordelen voor de gewone burgers opleveren; vraagt de Commissie de strategie voor te stellen voor de samenwerking met de buren van onze buren, die in de context van de herziening van het nabuurschapsbeleid was aangekondigd;

92.  verwerpt elk gebruik van de EU-begroting voor militaire of civiel-militaire doeleinden; is tegenstander van de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk proefproject inzake GVDB-onderzoek van de Commissie en het EDA, dat onder andere betrekking heeft op systemen van op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS); is fel gekant tegen elke financiering met Horizon 2020-fondsen of uit de EU-begroting in het algemeen voor militair, civiel-militair of veiligheidsonderzoek in het algemeen en in het bijzonder voor de ontwikkeling van RPAS; vraagt de Commissie te garanderen dat de beloften van de Unie voor de uitbanning van armoede, duurzame ontwikkeling, de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, wapenbeheersing, het NPT-regime en nucleaire ontwapening worden nageleefd;

93.  vraagt de Commissie de transparantie van de uitgaven op het vlak van internationale activiteiten te verbeteren, te beginnen in alle fases, van de programmering tot de evaluatie vooraf; herhaalt zijn sterke kritiek op het voortdurende gebrek aan parlementaire controle op het vlak van buitenlands en veiligheidsbeleid;

94.  bevestigt dat extern beleid de soevereine bevoegdheid van elke lidstaat is en verwerpt het buitenlands beleid met één stem voor de Unie; herinnert eraan dat het buitenlands beleid van de lidstaten, individueel of in samenwerking, de beginselen van een strikt burgerlijk buitenlands beleid moet volgen, in overeenstemming is met het internationaal recht en uitgevoerd op niet-discriminerende wijze, en dat de rol bij de diplomatieke en vreedzame oplossing van conflicten onder auspiciën van de Verenigde Naties moet worden geplaatst, uitgevoerd in een geest van partnerschap en wederzijdse solidariteit en met eerbiediging van de soevereiniteit van derde landen;

95.  verwerpt met klem de bevordering van en steun aan de Europese industriële en technologische defensiebasis en het militair-industrieel complex en de toename en verdieping van samenwerking op het vlak van defensie; verwerpt elk gebruik van de EU-begroting voor militaire of civiel-militaire doeleinden; roept op tot echt beleid voor vrede, solidariteit en gelijkheid, dat gericht is op wapenbeheersing, complete ontwapening, in het bijzonder nucleaire, en de demilitarisering van de EU;

96.  is uiterst bezorgd dat veel regeringen zelfs hun eigen nationale, EU- en internationale toezeggingen met betrekking tot de wapenexport niet nakomen; wil dat een einde gemaakt wordt aan de EU-wapenhandel en de export van wapens en militaire uitrusting naar conflictgebieden;

_____________________

97.  verzoekt de Commissie haar werkprogramma te herzien overeenkomstig de resolutie van het Parlement;

98.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.