Ontwerpresolutie - B8-0894/2016Ontwerpresolutie
B8-0894/2016

ONTWERPRESOLUTIE  over de strategische prioriteiten met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2017

4.7.2016 - (2016/2773(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Bas Eickhout namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2016/2773(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0894/2016
Ingediende teksten :
B8-0894/2016
Aangenomen teksten :

B8‑0894/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de strategische prioriteiten met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2017

(2016/2773(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de politieke richtsnoeren voor de Europese Commissie, getiteld "Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering", en gepresenteerd door Jean-Claude Juncker op 15 juli 2014,

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Werkprogramma van de Commissie voor 2016 – Tijd voor verandering", en de bijlagen 1 t/m 6 daarbij,

–  gezien het samenvattend verslag van de Conferentie van commissievoorzitters, waarin aanvullende bijdragen aan deze resolutie worden geleverd vanuit het oogpunt van de parlementaire commissies en waarmee de Commissie naar behoren rekening moet houden bij de opstelling en goedkeuring van haar werkprogramma voor 2017,

–  gezien zijn resolutie van 28 juni 2016 over het besluit de EU te verlaten als gevolg van het referendum in het VK[1],

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 28-29 juni 2016,

–  gezien de bijdrage van het Comité van de Regio’s aan het werkprogramma van de Commissie voor 2017,

–  gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

 

Inleiding

A.  overwegende dat het Europese integratieproces vrede heeft gebracht en gedurende tientallen jaren heeft bijgedragen aan de veiligheid en welvaart in Europa; overwegende dat de uitkomsten van de democratische raadplegingen van het afgelopen decennium beschouwd moeten worden als een mogelijkheid om ons te bezinnen op ons gezamenlijke Europese project, zijn werkelijke voordelen, zijn huidige tekortkomingen en een hernieuwde doelstelling;

B.  overwegende dat de gevolgen van de globalisering in toenemende mate angst en euroscepticisme onder Europese burgers aanwakkeren; overwegende dat de EU vertrouwen en bescherming moet bieden wanneer deze gevolgen zich voordoen;

C.  overwegende dat Europese integratie niet langer gereduceerd kan worden tot een zuiver economisch project en dat dringend maatregelen genomen moeten worden om de harten van de Europeanen terug te winnen voor het Europese project, waarvoor een serieuze koerswijziging in het Europees beleid noodzakelijk is;

D.  overwegende dat het Parlement ondanks zijn eigen tekortkomingen een bijzondere verantwoordelijkheid heeft bij de vaststelling van ons gemeenschappelijk Europees belang en ertoe moet bijdragen dat de huidige verdeeldheid binnen de Raad overwonnen wordt, wiens werk te vaak stagneert door nationale twistpunten en een "nulsomspel"-mentaliteit;

E.  overwegende dat het algemeen belang van Europeanen altijd moet prevaleren boven de verdediging van nationale belangen of belangen van bedrijven;

F.  overwegende dat wij als Europeanen hebben gekozen voor een gemeenschappelijke toekomst die wij vormgeven in een werkelijke en op gedeelde waarden en doelstellingen gestoelde gemeenschap; overwegende dat lokale, regionale en nationale identiteiten elkaar niet wederzijds uitsluiten en bijdragen aan onze bredere Europese identiteit;

G.  overwegende dat de huidige, elkaar opvolgende crises vragen om werkelijk Europese oplossingen; overwegende dat wij willen dat Europa op het internationaal toneel zijn functie vervult en zijn verantwoordelijkheden neemt en zich daarbij verbindt aan solidariteit, multilateralisme, de externe partnerschappen van de EU en de bevordering van wereldwijde convergentie in de richting van hogere normen; overwegende dat we ons gemeenschappelijke project van gedeelde vrede, welvaart en democratie veilig willen stellen, teneinde alle generaties een aantrekkelijke toekomst te bieden;

Verbetering van de leef- en werkomstandigheden van Europese burgers

1.  herinnert eraan dat het economisch herstel dat zich thans in Europa voltrekt bescheiden en onevenwichtig is, waarbij veel regio's van de Unie nog altijd in onacceptabele mate te maken hebben met werkloosheid, armoede, ongelijkheid en een ernstig gebrek aan vooruitzichten voor jonge generaties; benadrukt derhalve dat de kern van de economische en sociale agenda van de EU betrekking moet hebben op maatregelen om sociale ongelijkheid terug te dringen, alsook op de bevordering van gendergelijkheid en hoogwaardige banen voor iedereen, waarbij meer geïnvesteerd moet worden in het onderwijs;

2.  verzoekt de Commissie wetgevingsvoorstellen in te dienen ter ondersteuning van haar initiatief voor een pijler van sociale rechten, en verlangt in dit verband dat de Commissie toewerkt naar een "socialebeschermingsvloer", waarmee gewaarborgd wordt dat Europese burgers een adequaat minimumniveau van sociale bescherming genieten en voldoende diensten van algemeen belang tot hun beschikking hebben, waaronder overheidsdiensten, zodat mensen in waardigheid kunnen leven en gedurende hun hele leven actief participeren in de samenleving (dit moet onder meer toegang tot betaalbare huisvesting omvatten, alsmede toegang tot adequate gezondheidszorg, het recht op kinderopvang, minimumnormen voor inkomenszekerheid, waaronder pensioenen, of een equivalente minimale sociale bescherming);

3.  verzoekt om invoering van een "sociaal vetorecht" of een gelijksoortig mechanisme waarmee voorkomen kan worden dat EU-wetgeving in werking treedt wanneer deze naar alle waarschijnlijkheid schadelijke gevolgen voor de armste groepen in de samenleving heeft, de sociale ongelijkheid en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen doet toenemen of sociale rechten doet afkalven;

4.  verzoekt de Commissie om inlossing van haar herhaalde belofte om een "sociaal Europa" op te bouwen, ten eerste door de EMU te hervormen en vervolgens het initiatief te nemen tot:

–  ontwikkeling en bevordering van investeringen in adequate sociale bescherming en in toegankelijk, betaalbaar en hoogwaardig onderwijs op een gunstige locatie, alsmede in sociale diensten, gezondheids- en zorgdiensten, teneinde de sociale ongelijkheid terug te dringen en de armoede te bestrijden, en in te bijzonder om de armoede onder kinderen terug te dringen;

–  overbrugging van de vaardighedenkloof en een gegarandeerde toegang voor iedereen tot onderwijs, opleidingen en een leven lang leren van hoog niveau;

–  bevordering van hoogwaardige banen voor iedereen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan jongeren en langdurig werklozen;

–  bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk door middel van voortdurende herziening van de desbetreffende richtlijnen;

–  waarborging van de naleving van het beginsel van non-discriminatie voor alle werknemers, met inbegrip van mobiele en gedetacheerde werknemers, en de garantie dat zij een toereikend loon ontvangen zodat zij ter plaatse een waardig leven kunnen leiden;

–  het aan de orde stellen van de genderkloof op het gebied van lonen en pensioenen, en van uitdagingen bij het combineren van werk en privéleven, onder meer door het aannemen van ambitieuze voorstellen voor moederschapsverlof en een richtlijn inzake zorgverlof, alsmede door het aanbieden van dagonderwijs en -opvang voor jonge kinderen, met name om te waarborgen dat vrouwen en mannen een gelijk aandeel in de zorg op zich nemen en evenveel verdienen, en om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen;

5.  verzoekt de Commissie de lidstaten te monitoren, aan te moedigen en te ondersteunen bij een efficiënte en effectieve besteding van de middelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en ter stimulering van de werkgelegenheid voor jongeren en het scheppen van hoogwaardige banen, met name in gebieden met hoge werkloosheidscijfers, door middel van de programma's die worden gefinancierd in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en de EIB;

Versterking van het economisch herstel en het concurrentievermogen op de lange termijn met het oog op het scheppen van banen, het verbeteren van de levensstandaard en het genereren van welvaart

6.  is van mening dat economische modellen die louter gebaseerd zijn op groei van het bbp en voortdurende uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen en financialisering hun grenzen hebben bereikt; meent derhalve dat de EU duurzaamheid tot de kern moet maken van al haar duurzame, toekomstgerichte en crisisoplossende economisch beleid; beschouwt de verdediging van gevestigde marktposities als een potentiële hindernis op de weg naar een nieuw economisch model;

7.  verzoekt de Commissie een overkoepelende strategie inzake duurzame ontwikkeling op te stellen voor de periode tot 2030, en een specifiek implementatieplan; is van mening dat de EU moet garanderen dat zij niet de gemakkelijkste doelstellingen of haar voorkeursdoelstellingen uitkiest, en in beleidsmatig opzicht buiten de gebaande paden moet treden door de grootst mogelijke ambitie aan de dag te leggen bij alle doelstellingen, waarbij zij garandeert dat niemand achterblijft en dat de natuurlijke grenzen van de aarde ten volle geëerbiedigd worden; acht het daartoe noodzakelijk om verdere achteruitgang en verlies van de biodiversiteit te voorkomen en te streven naar herstel van gedegradeerde ecosystemen;

8.  verzoekt de Commissie een nieuwe ambitieuze, omvattende, sociaal en ecologisch duurzame industriële strategie te ontwikkelen ter aanvulling van het pakket voor een kringloopeconomie; is van mening dat er meer private en publieke investeringen nodig zijn die gericht zijn op een energietransitie, eco-innovatieve kmo's, onderzoek en onderwijs;

9.  onderstreept, in het licht van de gevaarlijke, wereldwijde race om natuurlijke hulpbronnen, dat de Europese economie duurzaam moet worden en een digitaal karakter moet krijgen, wil zij concurrerend blijven; verlangt dat de Europa 2020-strategie een centrale plaats krijgt in de economische besluiten van de EU;

10.  verzoekt de Commissie de maatregelen van de lidstaten te monitoren, aan te moedigen en te ondersteunen, zodat gegarandeerd kan worden dat de concurrentie eerlijk blijft en dat deze maatregelen gunstig zijn voor burgers, consumenten en werknemers;

11.  verlangt dat duurzaamheid, de volksgezondheid, consumentenbescherming en het welzijn van werknemers centraal staan bij alle verdere economische hervormingen, met name bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat moet uitgroeien tot een omvattend 'beleid voor voedsel en een duurzaam plattelandsmilieu';

12.  verzoekt de Commissie meer maatregelen voor te stellen ter bevordering van O&O, innovatie, culturele diversiteit en creativiteit, die essentieel zijn voor het aanzwengelen van de werkgelegenheid, en daarbij rekening te houden met het feit dat de toegang van bedrijven – en met name kmo's – tot kapitaal van vitaal belang is voor het stimuleren van de ontwikkeling en vervaardiging van nieuwe producten en diensten in zowel traditionele als opkomende sectoren;

13.  herinnert de Commissie eraan dat fundamentele economische en technologische keuzes, zoals genetische modificatie, nanotechnologie en kernenergie, gemaakt moeten worden met inachtneming van het voorzorgsbeginsel en onderworpen moeten zijn aan volledig democratische en transparante toetsing en processen, zoals de voorzitter van de Commissie meermaals heeft beloofd naar aanleiding van de problematiek rondom ggo's en zoals verwacht wordt door burgers;

Klimaatverandering en energiezekerheid

14.  herinnert eraan dat meer inspanningen geleverd moeten worden ter verwezenlijking van de energie-unie, die garandeert dat alle burgers en bedrijven energiezekerheid hebben en beschikken over betaalbare en duurzame energie;

15.  neemt kennis van de gevolgen van klimatologische rampen in Europa en wereldwijd voor de mens en voor de economie; onderstreept hoe belangrijk het is dat de onderliggende oorzaken van de klimaatverandering voortdurend aan de orde gesteld worden, met name in de vervoerssector, waarbij tegelijkertijd het concurrentievermogen van onze industrie gewaarborgd wordt en een ambitieuze klimaatstrategie wordt gevolgd, die tevens energie-efficiëntie omvat;

16.  verlangt dat op EU-niveau ambitieuzere doelen worden gesteld met betrekking tot het terugdringen van broeikasgassen en hernieuwbare energie, en met betrekking tot energie-efficiëntie voor de periode na 2020, in overeenstemming met de in Parijs gesloten COP 21-overeenkomst;

17.  verzoekt de Commissie een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen voor energie- en klimaatdiplomatie die ingaat op deze mondiale zorgpunten, en verlangt dat de EU een actievere rol speelt bij de wereldwijde bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie als cruciale manier om de klimaatverandering tegen te gaan;

18.  verlangt dat de Commissie de subsidiëring van fossiele brandstoffen met EU-middelen beëindigt en dat zij het streven van de lidstaten naar een snelle stopzetting van nationale subsidies op fossiele brandstoffen coördineert; verzoekt de Commissie tevens te garanderen dat geen nationale of EU-subsidies worden aangewend voor de financiering van nieuwe kernreactoren en dringt erop aan dat de lidstaten afzien van plannen ter verlenging van de levensduur van kerncentrales;

Een consistent antwoord vinden op de instroom van vluchtelingen

19.  is van mening dat de EU concrete oplossingen moet zoeken voor de aankomst van vluchtelingen door met name de onderliggende oorzaken aan te pakken en daarbij holistische antwoorden te formuleren in de vorm van coherent beleid voor ontwikkeling, handel, klimaatverandering en investeringen, waarbij toegezien wordt op een veilige en reguliere binnenkomst voor degenen die verzoeken om internationale bescherming;

20.  is teleurgesteld over het gebrek aan solidariteit tussen de lidstaten bij het formuleren van een antwoord op de groeiende instroom van vluchtelingen; verlangt dat het besluit tot herplaatsing van 160 000 vluchtelingen uit Italië en Griekenland in andere lidstaten snel ten uitvoer wordt gelegd, en dat een Europees opsporings- en reddingsprogramma wordt opgezet; uit zijn ernstige bezorgdheid over de wettigheid, geschiktheid en verenigbaarheid met de mensenrechten van de met derde landen gesloten informele internationale overeenkomsten, die tot doel hebben ontwikkelingssamenwerking afhankelijk te maken van veiligheidsbeleid en grenscontroles waaruit criminalisering en stigmatisering van vluchtelingen en migranten voortvloeien;

21.  is van mening dat hervestiging behouden moet blijven als een van de duurzame oplossingen voor ontheemding van vluchtelingen en als een onvoorwaardelijk instrument voor internationale solidariteit; verlangt dat mogelijkheden tot hervestiging gecreëerd worden waarmee de hervestiging van ten minste 500 000 vluchtelingen per jaar uit de landen van herkomst en doorreis kan worden gerealiseerd en die bij eerlijke verdeling de aantallen voor de EU volledig beheersbaar maken;

22.  verzoekt om hervorming van het huidige asielstelsel van Dublin en verlangt dat dit wordt vervangen door een nieuw stelsel, dat is gebaseerd op eerlijke toewijzing van asielzoekers aan de lidstaten, dat objectieve criteria hanteert en dat de bestaande banden van asielzoekers met en hun voorkeuren voor een bepaalde lidstaat als uitgangspunten neemt; is van mening dat dit stelsel bindend moet zijn voor alle lidstaten en gebaseerd moet zijn op stimulansen in plaats van op dwingende maatregelen;

23.  verlangt dat reguliere migratiekanalen worden ingesteld die, overeenkomstig de suggesties van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, voorzien in toelating op humanitaire gronden, ook voor klimaatvluchtelingen en voorvechters van de mensenrechten, alsmede in tijdelijke bescherming, gezinshereniging, economisch toelatingsbeleid voor mensen met vaardigheden op verschillende niveaus, onder meer werknemers in lagelonensectoren en werkzoekenden, alsook in mobiliteit van studenten en medische evacuatie;

24.  verlangt dat binnen de EU voorwaarden worden gecreëerd voor een goed beheerde ontvangst van asielzoekers, in het kader waarvan hun veiligheid en een menselijke en waardige behandeling gewaarborgd is, en bijzondere aandacht wordt besteed aan de behoeften van vrouwen, meisjes, LGBTI's en andere kwetsbare groepen; wijst er tegelijkertijd op dat voldoende middelen gewaarborgd moeten worden met het oog op de integratie van zowel vluchtelingen als migranten in het onderwijs en op de arbeidsmarkt;

25.  verzoekt de Commissie een visumregeling in te stellen voor voorvechters van de mensenrechten in derde landen die risico's lopen;

Aandacht voor de zorgen van burgers over veiligheid

26.  benadrukt dat de afkondiging van repressieve maatregelen voor grootschalig toezicht en grenscontrole, die dikwijls symbolisch van aard zijn en een bedreiging vormen voor de burgerlijke vrijheden, de grondrechten en het beginsel van vrij verkeer, niet het juiste antwoord is;

27.  waarschuwt voor het snel aannemen van wetten inzake terrorisme als emotionele reactie, die een negatieve uitwerking kunnen hebben op de vrijheden en grondrechten van verdachten en van onschuldige burgers; verzoekt de Commissie een gedetailleerde effectbeoordeling voor te leggen van elke maatregel die een potentiële inbreuk vormt op de rechten van EU-burgers en -ingezetenen;

28.  benadrukt dat het verband tussen interne en externe veiligheid steeds sterker is; wijst er andermaal op dat dit niet mag leiden tot toepassing van instrumenten voor buitenlands beleid in een context van interne veiligheid; herhaalt dat op interne veiligheid en terrorismebestrijding gerichte maatregelen, alsmede de vervolging van terroristische verdachten, uitsluitend de taak en verantwoordelijkheid zijn van politie en justitie, en uitgevoerd moeten worden onder volledige naleving van strikte procedurele waarborgen en strafrechtelijke bepalingen;

29.  benadrukt hoe belangrijk het Schengengebied van vrij verkeer is; onderstreept dat de buitengrenzen effectief beheerd moeten worden, waarbij de mensenrechten als uitgangspunt dienen en het internationaal en EU-recht volledig geëerbiedigd wordt;

30.  verzoekt de Commissie terroristische dreigingen aan te pakken door nauwlettend toe te zien op de omzetting en tenuitvoerlegging van EU-normen voor strafvordering en maatregelen ter bestrijding van terrorisme, met inbegrip van onderwijs en preventie, doeltreffende politiële en justitiële samenwerking en tijdige deling van informatie tussen nationale instanties en via Europol en Eurojust, met inbegrip van maatregelen om nieuwe trends in verband met de financiering van terrorisme tegen te gaan; benadrukt dat de gemeenschappelijke onderzoeksteams in het kader van Europol en Eurojust beter uitgerust moeten worden en van meer middelen moeten worden voorzien;

31.  verzoekt de Commissie een witboek voor te leggen over het begrip 'Europese interne veiligheid' als rechtsgrondslag voor eventuele veiligheidsmaatregelen in de toekomst, waarbij rekening wordt gehouden met het vrij verkeer en het niet-plaatsvinden van interne grenscontroles, en dat losstaat van het begrip 'nationale veiligheid', waarop lidstaten zich beroepen bij de bestrijding van criminaliteit en terrorisme; verzoekt om een coherente definitie van het begrip 'nationale veiligheid', en van datgene wat niet onder dit begrip valt; verwerpt het gebruik van de nationale veiligheid en "staatsgeheimen" als voorwendsel voor het ondermijnen van de grondrechten, bijvoorbeeld van het beginsel van de vertrouwelijkheid van de band tussen een advocaat en zijn cliënt;

32.  verzoekt de Commissie expertise en technische en financiële middelen beschikbaar te stellen voor de coördinatie en uitwisselingen van optimale werkmethoden op EU-niveau bij de bestrijding van gewelddadig extremisme en terroristische propaganda, radicale netwerken en rekrutering door terroristische organisaties; onderstreept dat repressieve maatregelen uitsluitend effectief kunnen zijn wanneer zij gepaard gaan met preventie, integratie en re-integratie op de lange termijn, en met op non-discriminatie gerichte beleidsstrategieën;

33.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een volledige herziening te verrichten van alle reeds aangenomen wetgeving inzake veiligheid en er op basis hiervan voor te zorgen dat deze al naargelang wordt ingetrokken of uitgevoerd; roept nogmaals op tot een diepgaande evaluatie van de EU-terrorismebestrijdingsstrategie waarin de toepassing van de genomen maatregelen, hun kostprijs en hun doeltreffendheid moeten worden beoordeeld; vraagt dat de Commissie de veiligheidsagenda waar nodig bijwerkt in het licht van het gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot een doeltreffende bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme;

34.  verzoekt de Commissie de aangekondigde voorstellen voor een juiste rechtsgrond voor het Europees Centrum voor terrorismebestrijding binnen Europol te presenteren, alsook de voorstellen ter verbetering en ontwikkeling van bestaande informatiesystemen wat interoperabiliteit, doeltreffendheid en proportionaliteit betreft; verzoekt de Commissie aandacht te besteden aan informatieleemten en te werken aan interoperabiliteit en voorstellen voor verplichte gegevensuitwisseling op EU-niveau over vermoedens en risico's op dit gebied tussen de lidstaten, samen met strenge en consistente waarborgen voor gegevensbescherming in alle politiële en justitiële kaders;

35.  vraagt de Commissie wetgevingsinitiatieven voor te stellen inzake de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en gendergerelateerd geweld; verzoekt de Commissie de procedure voor de toetreding van de EU tot het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Overeenkomst van Istanbul) snel te voltooien, zoals het Parlement herhaaldelijk heeft gevraagd;

Inzet van een ambitieuze agenda voor extern optreden: betreffende het nabuurschap en het mondiale systeem

36.  dringt aan op een ambitieuze tenuitvoerlegging van de mondiale EU-strategie, waarbij de EU naar voren wordt geschoven als een effectieve pleitbezorger van haar kernwaarden, -beginselen en -normen in een snel veranderende wereld, en vraagt dat de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden alle instrumenten van het extern optreden van de EU op coherente wijze inzetten om te komen tot verbeterde, op regels gebaseerde mondiale governance, brede convergentie inzake betere normen, duurzame vrede, verbeterde veiligheid en een grotere eerbied wereldwijd voor de mensenrechten, de democratie, de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden; benadrukt daarom dat de volgende essentiële elementen bovenaan de EU-agenda voor buitenlandse zaken moeten worden geplaatst:

–  eisen dat de EU en de lidstaten de huidige koers wijzigen waarbij kortetermijnbelangen op het gebied van handel, veiligheid en energievoorziening ten koste gaan van mensenrechtennormen;

–  stabiliteit en welvaart bevorderen in de buurlanden van de EU, via initiatieven ter bevordering van ontwikkeling, democratie, culturele samenwerking, goed bestuur en de rechtsstaat, door civiele conflictpreventie en verzoeningsmaatregelen te versterken, door transparantie, verantwoordingsplicht, parlementair toezicht en democratische controle over de veiligheidssector te vergroten, alsook door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de lidstaten bij te staan in hun inspanningen voor vredehandhaving en vredesafdwinging in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

–  de VV/HV en de lidstaten helpen bij het omvormen van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid tot een doeltreffender beleid dat samenhangend en consistent is met andere EU-maatregelen op het vlak van extern beleid, zoals ontwikkelingshulp en civiele conflictpreventie in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, waarin wordt gezorgd voor veiligheid, vrede, stabiliteit, democratie, mensenrechten en waarin de beginselen van het VN-Handvest worden versterkt; ervoor zorgen dat reeds bestaande structuren, mechanismen of instrumenten in de praktijk worden gebracht;

–  bij de Commissie en de VV/HV aandringen op een betere naleving door de lidstaten van het gemeenschappelijk standpunt van de EU inzake wapenexport en ervoor zorgen dat in wetgeving ter regulering van de uitvoer van technologieën voor tweeërlei gebruik wordt verhinderd dat technologieën voor grootschalig toezicht en tracking in handen komen van niet-democratische landen;

–  de Commissie aansporen om verslag uit te brengen over de doeltreffendheid van het proefproject met betrekking tot defensieonderzoek en de samenwerking met het Europees Defensieagentschap in dat verband; verzoekt de Commissie de plannen in te trekken om een voorbereidende handeling van 80 miljoen EUR over defensieonderzoek op te starten als follow-upmaatregel, aangezien ook door de recente gegevens van het Europees Defensieagentschap wordt bevestigd dat de lidstaten niet bereid en niet in staat zijn samen te werken op het gebied van defensieonderzoek en -ontwikkeling; verzet zich tegen elke poging om EU-begrotingsmiddelen te gebruiken voor militair onderzoek en ontwikkeling;

–  sneller vooruit gaan met het onderhandelingsproces voor de uitbreiding door versterking van sociale, politieke en economische stabiliteit, milieuduurzaamheid en democratie in de kandidaat-lidstaten, zonder fundamentele toetredingscriteria af te zwakken;

–  het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking doeltreffender maken en zorgen voor een betere coördinatie en samenhang met andere instrumenten van het extern optreden van de EU; coherentie en consistentie waarborgen tussen ontwikkelingsbeleid en het beleid inzake civiele conflictpreventie en civiele veiligheid, aangezien de beleidsmaatregelen op deze gebieden onderling verbonden, onderling afhankelijk en wederzijds versterkend zijn;

–  de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD) integraal opnemen in het intern en extern beleid van de EU;

–  sterkere, doeltreffendere, overtuigende en samenhangende initiatieven nemen met betrekking tot het oplossen van conflicten in het EU-nabuurschap en hiertoe alle voor de EU beschikbare instrumenten inzetten;

–  de brede economische en handelsovereenkomst (CETA), de Overeenkomst betreffende de handel in diensten (TiSA) en het Trans-Atlantisch Partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) verwerpen en beseffen dat de Europese burgers en het Parlement steeds kritischer staan tegenover de daadwerkelijke gevolgen van vrijhandelsovereenkomsten, aangezien deze ook ongewenste effecten kunnen hebben op werkgelegenheid, concurrentievermogen en EU-normen inzake mensenrechten en duurzame ontwikkeling; vraagt dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie worden gemoderniseerd en het handelsbeleid wordt ontworpen in samenhang met de ontwikkelingsdoelstellingen, klimaatdoelstellingen, milieuprioriteiten en sociale en mensenrechtennormen van de EU;

Beleid van fiscale rechtvaardigheid voor voldoende middelen

37.  benadrukt dat er nooit eerder zo dringend behoefte was aan een intensivering van de strijd tegen belastingontduiking en -ontwijking, waarmee tot 1 biljoen EUR aan potentiële inkomsten voor de nationale begrotingen gemoeid zijn; is van mening dat dit middelen zijn die hadden kunnen worden uitgegeven aan investeringen voor de toekomst, stimulering van werkgelegenheid en vermindering van ongelijkheid;

38.  verzoekt de Commissie onmiddellijk te handelen om ervoor te zorgen dat winsten in Europa worden belast in de landen waar de werkelijke economische activiteit en waardecreatie plaatsvinden; is van mening dat de EU moet werken aan een verplichte gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), de inspanningen moet opvoeren om belastinggerelateerde schendingen van de regels inzake overheidssteun te onderzoeken, gemeenschappelijke regels moet toepassen voor het gebruik en de transparantie van fiscale rulings en moet streven naar een vastberaden gemeenschappelijke benadering om af te rekenen met belastingparadijzen;

39.  verzoekt de Commissie een genderperspectief en een extern perspectief op te nemen in haar strijd tegen belastingontduiking en -ontwijking, onder meer wat winsten betreft die de EU verlaten zonder belast te worden;

40.  dringt aan op een belasting op financiële transacties waarmee de financiële sector wordt gedwongen een duit in het zakje te doen om de crisis die de sector heeft veroorzaakt het hoofd te bieden, waarmee onproductieve speculatieve activiteiten op korte termijn aan banden worden gelegd en waarmee bijkomende inkomsten kunnen worden gegenereerd in antwoord op de huidige uitdagingen op het vlak van maatschappij, milieu en economie; betreurt de afzwakking van het oorspronkelijke Commissievoorstel en is van mening dat het voorstel net moet worden uitgebreid tot transacties in valuta zoals voorgesteld door het Parlement en moet worden uitgevoerd uiterlijk midden 2017;

Versterking van de begroting en financiële instrumenten van de EU

41.  is van mening dat de EU, om doeltreffend te kunnen handelen, een nieuwe financiële en fiscale strategie nodig heeft; meent dat de Commissie in dit verband maatregelen moet voorstellen op basis van de volgende beginselen en elementen:

–  snel voldoende middelen inzetten, aangezien niet kan worden ontsnapt aan de noodzaak van een hervorming van het systeem voor de financiering van de EU door een versterking van echte eigen middelen of de invoering van nieuwe middelen, teneinde de begroting van de Unie stabieler, duurzamer en voorspelbaarder te maken; tegelijkertijd is het van belang het universaliteitsbeginsel te eerbiedigen en de transparantie te vergroten;

–  bij wijze van prioriteit beginnen met de tenuitvoerlegging van de beginselen van genderbudgettering;

–  voor maximale resultaten moet bij het beheer van de begrotingsinstrumenten van de EU nauwlettend worden toegezien op prestaties en kosteneffectiviteit, terwijl bovendien naleving wordt gewaarborgd en de financiële belangen van de EU worden beschermd;

–  de EU moet maatregelen nemen voor het verstrekken van middelen om een antwoord te bieden op de problemen van hoge jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid en de interne en externe dimensie van de vluchtelingencrisis;

–  na amper twee jaar van tenuitvoerlegging heeft het meerjarig financieel kader (MFK) zijn grenzen bereikt; bovendien zal de EU-begroting zonder een uitgebreide tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader niet in staat zijn een antwoord te formuleren op bijkomende financiële behoeften en nieuwe politieke prioriteiten, en niet in staat zijn te voorkomen dat er opnieuw een betalingscrisis opduikt; een volwaardige "postelectorale herziening" van het MFK, en niet alleen maar een technische herziening, moet worden verricht om de EU-begroting te mobiliseren en zodoende bij te dragen tot het herstel van de Europese economie, door te zorgen voor het welslagen van de Europa 2020-strategie, de internationale verplichtingen van de EU in de periode na 2015 te ondersteunen en een structurele oplossing te vinden voor het groeiende betalingsprobleem;

–  het EFSI moet worden hervormd om alle lidstaten in staat te stellen meer strategische investeringen te doen, zich beter te richten op regio's waar investeringen broodnodig zijn en ervoor te zorgen dat overheidsfinanciering voor investeringen bijdraagt aan de overgang naar een duurzame economie; bijkomende financiering moet worden overwogen, eerder dan het omleiden van bestaande EU-middelen, zoals Horizon 2020 of de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), naar andere fondsen of nieuwe investeringsinstrumenten;

–  de effectieve tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid 2014-2020 moet gepaard gaan met voorbereidingen voor de fase na 2020, met inachtneming van de ware aard van dat beleid zoals vastgesteld in de Verdragen, het belang van het beleid als investeringsinstrument voor alle regio's in de EU en als een uiting van Europese solidariteit; middelen uit het cohesiebeleid moeten verder worden ingezet om de verschuiving te realiseren naar een koolstofarme economie, teneinde bij te dragen aan de COP21-overeenkomst van Parijs en ondersteuning te bieden bij de inspanningen voor het onthaal van vluchtelingen en migranten, met inbegrip van hun inclusie, en een vermindering van de begroting voor het cohesiebeleid moet hoe dan ook worden vermeden;

Voltooiing van de Economische en Monetaire Unie

42.  houdt vast aan de naleving van de voorschriften van de EU-wetgeving inzake democratische verantwoordingsplicht voor besluiten in de context van de Europese economische governance;

43.  staat erop dat de EU toewerkt naar opwaartse convergentie wat economische, sociale en middelenindicatoren betreft; is van mening dat het kader voor economische governance daarom moet worden hervormd;

44.  meent dat de EU de geloofwaardigheid, de samenhang, de nationale inbreng, de democratische legitimiteit, de duurzaamheid, de gender- en sociale dimensie van het bestaande kader voor economische governance moet verbeteren door eenvoudigere, anticyclische en transparante regels in te voeren, waarbij moreel risico wordt vermeden, een symmetrische correctie van macro-economische onevenwichtigheden wordt gewaarborgd en overheidsinvesteringen worden gestimuleerd;

45.  dringt aan op een nauwere coördinatie van economisch beleid om de investeringskloven in de eurozone aan te pakken en hervormingsinspanningen te versterken, teneinde de productiviteit en de algemene hulpbronnenefficiëntie te vergroten en de vraag te ondersteunen;

46.  is van mening dat de bankenunie moet worden voltooid en dat risicoverminderingsmaatregelen hierbij moeten samengaan met risicodeling;

47.  wijst erop dat een EMU-begrotingscapaciteit dringend moet worden ontwikkeld om de EMU bestand te maken tegen symmetrische en asymmetrische schokken en om de onaanvaardbare werkloosheidsgraad in vele regio's van de EMU aan te pakken;

48.  verzoekt de Commissie dringend op zoek te gaan naar manieren om gemeenschappelijke financieringsinstrumenten aan te wenden in de reactie op de migrantencrisis;

Versterking van grondrechten en democratie

49.  is bezorgd dat de opeenstapeling van crises niet alleen heeft geleid tot schade aan de samenhang van Europese samenlevingen, maar ook het geloof van Europese burgers in hun democratische instellingen op EU- en in sommige gevallen nationaal niveau aan het wankelen heeft gebracht; is daarom van mening dat Europa de versterking van de democratische legitimiteit van de EU en het herstel van het vertrouwen in het vermogen van de Unie om de belangen van burgers te dienen tot prioriteit moet verheffen;

50.  wijst erop dat vele van de uitdagingen van tegenwoordig – van klimaatverandering tot asiel en migratie, van financiële markten tot multinationale ondernemingen, en van terroristische netwerken tot mislukte staten en schurkenstaten – transnationaal en grenzeloos van aard zijn en op hun niveau tegenwicht moeten krijgen en moeten worden beantwoord; is van oordeel dat de Commissie daarom moet aansporen tot een hernieuwd debat in de hele samenleving over de uitdagingen waarvan de bevolking het belangrijk vindt dat ze op Europees niveau worden aangepakt en over de vraag in welke gevallen de EU "Europese soevereiniteit" moet uitoefenen;

51.  herinnert de Commissie eraan dat ze als hoedster van de Verdragen moet ijveren voor het algemeen belang van de Unie (artikel 17 VEU), namelijk vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren (artikel 3 VEU); verzoekt de Commissie het voorstel voor een verordening betreffende een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat aan te nemen; stelt vast dat het Parlement hierbij een specifieke politieke verantwoordelijkheid draagt en zijn institutionele rol ten volle en zonder zelfingenomenheid moet vervullen; is van mening dat de recente oprichting van enquêtecommissies een bemoedigend teken is van het feit dat het Parlement zijn politieke verantwoordelijkheden op het vlak van checks-and-balances ernstiger neemt;

52.  meent dat de tendens van de Europese Raad in de laatste jaren om hun toevlucht te nemen tot intergouvernementele middelen de "communautaire methode" in het gedrang brengt en een inbreuk vormt op de Verdragen; wijst er nogmaals op dat, hoewel leden van de Europese Raad uit hoofde van het Verdrag van Lissabon individueel verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationale parlementen, maar collectief enkel aan zichzelf, de nationale parlementen zich bewust moeten zijn van hun specifieke politieke verantwoordelijkheid om volledige democratische controle uit te oefenen over hun vertegenwoordigers in de Europese Raad;

53.  vraagt dat alle EU-instellingen, aangezien niet-transparant, eenzijdig lobbyisme een aanzienlijke bedreiging vormt voor de beleidsvorming en het openbaar belang, de hoogst mogelijke normen nastreven inzake transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit, en meedogenloos de strijd aangaan met de tendens belangenconflicten over het hoofd te zien, hetgeen schade toebrengt aan de efficiëntie, billijkheid en betrouwbaarheid van het besluitvormingsproces; is bovendien voorstander van een wetgevingsvoorstel voor de bescherming van klokkenluiders in heel Europa, zowel in de particuliere als de openbare sector, en herinnert de Commissie eraan dat het Parlement hier reeds herhaaldelijk op heeft aangedrongen;

54.  vraagt de Commissie een uitgebreid Europees antwoord te bieden op problemen met betrekking tot de grondrechten die voortkomen uit wijdverspreide haatmisdrijven, haatzaaiende uitlatingen, seksisme, homofobie, transfobie en andere vormen van discriminatie, met onder meer bijkomende inspanningen om ervoor te zorgen dat wetgevingsvoorstellen die sociale rechten en grondrechten zullen bevorderen worden vrijgegeven in de Raad, met name het voorstel uit 2008 voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid en de richtlijn "vrouwelijke bestuurders";

55.  vraagt de Commissie initiatieven te nemen om de middelen waarover de EU-burgers beschikken om buiten de verkiezingscycli in te grijpen in het politiek proces te consolideren, te versterken en te ontwikkelen; wijst erop dat dit grotere transparantie en publieke toegang tot documenten veronderstelt, alsook meer steun en middelen voor de Europese Ombudsman, verzoekschriften van burgers en een hervorming van de verordening betreffende het Europees burgerinitiatief;

56.  is van mening dat de Commissie met voorstellen moet komen voor een beschermingsmechanisme voor democratie, de rechtsstaat en de grondrechten in de hele Unie door het EU-kader voor de rechtsstaat te vervangen door een doeltreffender instrument; meent dat de Commissie zich moet blijven inspannen voor de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), waarbij zij rekening moet houden met het advies ter zake van het Hof van Justitie en de resterende juridische problemen moet aanpakken;

57.  is vastbesloten al zijn instrumenten en middelen aan te wenden om te handelen als een drijvende kracht in een hernieuwd democratisch proces gericht op de hervorming van de Europese Unie;

58.  vraagt dat de Commissie wordt aangesteld als onderhandelaar met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de procedure uit hoofde van artikel 50;

59.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.