Ontwerpresolutie - B8-0974/2016Ontwerpresolutie
B8-0974/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 30 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, inhoud, evaluatie en herziening van essentiële-informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken

5.9.2016 - (C(2016)03999 – 2016/2816(DEA))

overeenkomstig artikel 105, lid 3, van het Reglement
Commissie economische en monetaire zaken

Rapporteur: Pervenche Berès

Procedure : 2016/2816(DEA)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0974/2016
Ingediende teksten :
B8-0974/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0974/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 30 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, inhoud, evaluatie en herziening van essentiële-informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken

(C(2016)03999 – 2016/2816(DEA))

Het Europees Parlement,

–  gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2016)0399) (‘de gedelegeerde verordening’),

–  gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) en met name de artikelen 8, lid 5, 10, lid 2, en 13, lid 5,

–  gezien artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie​, en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie,

–  gezien de ontwerpen van technische reguleringsnormen die op 6 april 2016 door het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende Autoriteiten werden ingediend conform de artikelen 10 en 56 van de verordeningen (EU) nrs. 1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad,

–  gezien de brief die de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken aan de Commissie had toegezegd en op 30 juni 2016 heeft verstuurd, en de brief van de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken van 12 juli 2016,

–  gezien de door de Commissie economische en monetaire zaken ingediende ontwerpresolutie,

–  gezien artikel 105, lid 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de vergelijkbaarheid van consumentenvoorlichting over beleggingsproducten essentieel is met het oog op gelijke marktverhoudingen, ongeacht welke soort van financiële tussenfiguur deze producten ontwerpt of op de markt aanbiedt;

B.  overwegende dat het misleidend zou zijn om het kredietrisico buiten de berekening van de risicoklasse-indeling voor verzekeringsproducten te houden;

C.  overwegende dat de behandeling van "multi-option" producten nog steeds verduidelijking behoeft, met name in verband met de uitdrukkelijke vrijstelling voor ICBE-fondsen ingevolge Verordening (EU) nr. 1286/2014;

D.  overwegende dat de door de Commissie uitgevaardigde gedelegeerde handeling gebreken vertoont in de berekeningsmethode voor toekomstige prestatiescenario's en daarom niet beantwoordt aan het vereiste van Verordening (EU) nr. 1286/2014, namelijk informatie te bieden die ‘juist, eerlijk, duidelijk en niet-misleidend’ is, en met name in het geval van sommige PRIIPS niet laat zien dat de belegger zijn geld kan verliezen, zelfs niet in het ongunstige scenario, en zelfs niet voor producten die regelmatig gedurende de aanbevolen vasthoudperiode verliezen hebben opgeleverd;

E.  overwegende dat het ontbreken van gedetailleerde richtsnoeren in de gedelegeerde verordening op het punt van de ‘beleggerswaarschuwing’ het ernstige gevaar met zich brengt dat dit element in de essentiële-informatiedocumenten niet overal op de binnenmarkt consistente vorm krijgt;

F.  overwegende dat het Parlement van mening blijft dat opdracht moet worden gegeven tot nadere normering van het moment waarop een beleggerswaarschuwing moet worden afgegeven, bij wijze van extra technische reguleringsnorm;

G.  overwegende dat de regels in de gedelegeerde verordening, als zij ongewijzigd blijven, dreigen in te gaan tegen de geest en de bedoeling van de wetgeving, te weten de kleine belegger te verzekeren van duidelijke, vergelijkbare, begrijpelijke en niet-misleidende informatie;

H.  overwegende dat de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken in zijn brief van 30 juni de vraag van het onderhandelingsteam van het Parlement aan de Commissie overbracht, of de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1286/2014 niet moet worden uitgesteld;

1.  maakt bezwaar tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en haar te doen weten dat de gedelegeerde verordening niet in werking kan treden;

3.  verzoekt de Commissie een nieuwe gedelegeerde handeling in te dienen waarin rekening wordt gehouden met bovenstaande bezwaren;

4.  vraagt de Commissie te overwegen uitstel voor te stellen van de datum waarop Verordening (EU) nr. 1286/2014 van kracht wordt, met het oog op een soepele invulling van de in de Verordening en de gedelegeerde verordening genoemde vereisten, en te zorgen dat niveau 1 niet van kracht wordt zolang er niet eerst technische reguleringsnormen gelden;

5.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.