Ontwerpresolutie - B8-0976/2016Ontwerpresolutie
B8-0976/2016

ONTWERPRESOLUTIE over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

7.9.2016 - (2016/2794(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Reglement

Paloma López Bermejo namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Procedure : 2016/2794(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0976/2016
Ingediende teksten :
B8-0976/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0976/2016

Resolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

(2016/2794(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (COM(2016)0235),

–  gezien de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007,

–  gezien artikel 155 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 101, lid 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat artikel 155, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de sociale partners op het niveau van de Unie de mogelijkheid biedt, indien zij zulks wensen, een dialoog aan te gaan die kan leiden tot contractuele betrekkingen, met inbegrip van overeenkomsten;

B.  overwegende dat artikel 155, lid 2, van het Verdrag bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de op het niveau van de Unie gesloten overeenkomsten kan geschieden op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen, door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie;

C.  overwegende dat werknemers in de visserijsector bijzondere bescherming nodig hebben, gezien onder meer de bijzondere kenmerken van het werk aan boord van vissersvaartuigen, het grote aantal ongevallen met al dan niet fatale gevolgen, het risico op en – in vergelijking met andere sectoren – de incidentie van beroepsziekten in gevaarlijke arbeidsomstandigheden, de onduidelijke grens tussen werkuren, rust en vrije tijd, en de impact van vermoeidheid die gedeeltelijk het gevolg is van onvoldoende rust op de gezondheid en de veiligheid, alsook de informele en niet-conventionele arbeidsverhoudingen en loonafspraken, met inbegrip van het deelloonstelsel;

D.  overwegende dat het IAO-Verdrag inzake arbeid in de visserij (nr. 188), samen met Aanbeveling 199, essentiële kwesties behelst om behoorlijke arbeids- en leefomstandigheden aan boord te waarborgen, met inbegrip van de verantwoordelijkheden van eigenaren van visserijvaartuigen en schippers met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van werknemers (artikel 8), de definitie van een minimumleeftijd voor werknemers, en de bescherming van jonge werknemers (artikel 9), verplicht medisch onderzoek en certificaten (artikel 10-12), rustperiodes (artikel 13-14), bemanningslijsten (artikel 15), arbeidsovereenkomsten waarin de taakomschrijving en de arbeidsomstandigheden worden beschreven (artikel 16-20), recht op repatriëring (artikel 21), aanwerving en plaatsing (artikel 22), regelmatige betaling van vissers en overschrijvingen naar het gezin (artikel 23 en 24), normen voor accommodatie en voeding (artikel 25-28), de definitie van veiligheids- en gezondheidsnormen op het werk en de aanwezigheid van medische voorzieningen aan boord (artikel 29-33), bescherming van de sociale zekerheid (artikel 34-37), bescherming in geval van werkgerelateerde ziekte, letsel of overlijden (artikel 38-39), naleving en handhaving (artikel 40-44);

E.  overwegende dat tot op heden slechts acht landen het IAO-Verdrag inzake arbeid in de visserij (nr. 188) hebben geratificeerd; overwegende dat, ondanks het besluit van de Raad om de EU-lidstaten te machtigen het IAO-Verdrag inzake arbeid in de visserij (nr. 188) te ratificeren, slechts twee lidstaten, namelijk Frankrijk en Estland, dit gedaan hebben; overwegende dat de EU en de lidstaten een voortrekkersrol moeten spelen bij de bevordering van behoorlijke lonen en arbeidsomstandigheden in de visserijsector;

F.  overwegende dat deze overeenkomst van toepassing is op alle vissers die werkzaam zijn aan boord van een visserijvaartuig dat is geregistreerd in of de vlag voert van een EU-lidstaat en dat voor commerciële visserij wordt ingezet; overwegend dat de EU, door de overeenkomst van de sociale partners betreffende het IAO-Verdrag inzake arbeid in de visserij op te nemen in het EU-recht, sterker zal staan om de toepassing ervan in partnerlanden over de hele wereld te bevorderen, en dus zal bijdragen tot een eerlijk en gelijk speelveld voor de wereldwijde visserijsector alsook zal helpen in de strijd tegen de ergste vormen van uitbuiting van vissers, onder meer gedwongen arbeid, mensenhandel en kinderarbeid;

1.  neemt kennis van het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007; betreurt echter de vertraging bij het presenteren van de in 2013 gesloten overeenkomst van de sociale partners, aan de Raad; benadrukt het belang van sociaal overleg, onder meer op Europees niveau;

2.  is ingenomen met het feit dat de door de sociale partners gesloten overeenkomst en het voorstel van de Commissie alleen minimumvoorschriften opleggen, waardoor het de lidstaten en/of de sociale partners is toegestaan maatregelen te nemen die gunstiger zijn voor de werknemers op het desbetreffende terrein; merkt op dat deze overeenkomst ook van toepassing is op zelfstandige vissers die samen met werknemers op hetzelfde vaartuig werkzaam zijn; benadrukt dat deze bepalingen ontwikkeld moeten worden met betrekking tot loon, sociale bescherming en sociale zekerheid, teneinde een gepast en behoorlijk inkomen voor werknemers en hun gezin te verzekeren, onder meer in het geval van letsel, ongeval of overlijden; onderstreept dat mechanismen voor de uitvoering van de overeenkomst moeten worden opgezet, met inbegrip van de ontwikkeling van passende inspectie- en handhavingsmaatregelen;

3.  pleit voor de onmiddellijke aanneming van de richtlijn van de Raad, overeenkomstig het verzoek van de sociale partners;

4.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de sociale partners.