Ontwerpresolutie - B8-1122/2016Ontwerpresolutie
B8-1122/2016

ONTWERPRESOLUTIE over nucleaire veiligheid en non-proliferatie

19.10.2016 - (2016/2936(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Michael Gahler, Jacek Saryusz-Wolski, Sandra Kalniete, Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Arnaud Danjean, Tunne Kelam, David McAllister, Lorenzo Cesa, Lars Adaktusson, Andrey Kovatchev, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Eduard Kukan, Andrzej Grzyb, Laima Liucija Andrikienė, Fernando Ruas, Dubravka Šuica, Alojz Peterle, Tokia Saïfi, Julia Pitera namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1122/2016

Procedure : 2016/2936(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1122/2016
Ingediende teksten :
B8-1122/2016
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B8-1122/2016

Resolutie van het Europees Parlement over nucleaire veiligheid en non-proliferatie

(2016/2936(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens, dat vanaf 1968 kon worden ondertekend en in 1970 in werking trad,

–  gezien het Statuut van het Internationale Agentschap voor atoomenergie, dat op 29 juli 1957 in werking trad,

–  gezien het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal, dat op 8 februari 1987 in werking trad, en de latere wijziging van dit verdrag,

–  gezien de EU-strategie tegen de proliferatie van massavernietigingswapens, die op 12 december 2003 door de Europese Raad werd goedgekeurd,

–  gezien zijn resolutie van 10 maart 2010 over het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens[1],

–  gezien de toetsingsconferentie 2015 van de partijen bij het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens die van 27 april t/m 22 mei 2015 in New York werd gehouden,

–  gezien de conclusies van de top over nucleaire veiligheid die op 31 maart en 1 april 2016 plaatsvond in Washington DC,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het veiligheidsklimaat in de gebieden rond de Europese Unie, met name in haar buurlanden, de afgelopen jaren aanzienlijk is verslechterd en steeds explosiever, gevaarlijker en onvoorspelbaarder is geworden, waardoor lidstaten te maken krijgen met een breed scala aan conventionele en niet-conventionele bedreigingen door overheids- en niet-overheidsactoren;

B.  overwegende dat in het kader van het non-proliferatieverdrag vijf landen als kernmogendheid zijn erkend (de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Frankrijk en China), drie de facto kernwapenlanden nucleaire capaciteit buiten dat verdrag om hebben ontwikkeld (India, Pakistan en Israël), en Noord-Korea als land met nucleaire capaciteit wordt beschouwd;

C.  overwegende dat de internationale veiligheid en stabiliteit in gevaar worden gebracht door de verslechterende betrekkingen tussen landen met kernwapens zoals de Verenigde Staten en Rusland, waaronder de recente opschorting door Rusland van het in 2000 gesloten verdrag over verwijdering en beheer van plutonium, de permanente spanningen tussen India en Pakistan, en de nucleaire ambities van Noord-Korea;

D.  overwegende dat er momenteel 191 landen partij zijn bij het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens (NPV), met inbegrip van de vijf erkende kernwapenstaten: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Frankrijk en China;

E.  overwegende dat het NPV een belangrijk juridisch bindend internationaal verdrag is dat gericht is op het voorkomen van de verspreiding van kernwapens en wapentechnologie, op het bevorderen van samenwerking bij de vreedzame toepassingen van kernenergie, en op het toewerken naar wereldwijde nucleaire ontwapening;

F.  overwegende dat het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal een juridisch bindend internationaal instrument is op het vlak van de fysieke bescherming van kernmateriaal, waarmee maatregelen worden ingesteld in verband met de preventie, opsporing en bestraffing van vergrijpen met kernmateriaal;

G.  overwegende dat uit verontrustende berichten in de media blijkt dat Rusland in de oblast Kaliningrad, die grenst aan de EU-lidstaten Polen en Litouwen, Iskander-raketsystemen heeft geplaatst die met kernkoppen kunnen worden uitgerust;

H.  overwegende dat het in 1994 ondertekende memorandum van overeenstemming van Boedapest, dat veiligheidsgaranties voor Oekraïne bood in ruil voor de nucleaire ontwapening van dit land, door Rusland is geschonden met de bezetting van de Krim en het ontketenen van een hybride oorlog in oost-Oekraïne;

I.  overwegende dat de EU een actieve rol heeft gespeeld als partij bij het met Iran overeengekomen gezamenlijk algemeen actieplan door een raamwerk in te stellen dat ertoe geleid heeft dat Iran zijn nucleaire ambities daadwerkelijk heeft laten varen;

J.  overwegende dat de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) op 9 september 2016 opnieuw een kernproef heeft uitgevoerd, onder schending van haar internationale verplichtingen overeenkomstig de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de verklaring van beide Korea's van 1992 inzake nucleaire ontwapening;

K.  overwegende dat mondiale samenwerking essentieel is om daden van nucleair terrorisme te voorkomen;

1.  spreekt zijn ernstige verontrusting uit over de verslechtering van het veiligheidsklimaat in de gebieden rond de Europese Unie en rond haar buurlanden, die ertoe zou kunnen leiden dat kernwapens opnieuw als actief afschrikkingsmiddel worden ingezet en mogelijk verspreid raken onder overheids- en niet-overheidsactoren;

2.  wijst op de terugkeer van kernwapens in de strategische planning van staten die over kernwapens beschikken;

3.  schaart zich achter de doelstellingen van het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens door de basis te leggen voor wereldwijde inspanningen om de verspreiding van kernwapens tegen te gaan, het veilige en beveiligde gebruik van kernenergie voor civiele doeleinden te bevorderen en het doel van een wereld zonder kernwapens na te jagen;

4.  is van mening dat de voorwaarden voor veiligheid en duurzame nucleaire ontwapening alleen kunnen worden geschapen door middel van een multilateraal proces waaraan alle partijen in goed vertrouwen deelnemen; spreekt de overtuiging uit dat op de lange termijn dient te worden gestreefd naar nucleaire ontwapening als belangrijkste doel van wereldwijd beleid inzake wapenbeheersing en naar het NPV-doel van een kernwapenvrije wereld;

5.  stelt vast dat er bij de toetsingsconferentie van het NPV in 2015 geen overeenstemming kon worden bereikt over een einddocument betreffende de non-proliferatie-agenda; herinnert eraan dat de EU in de aanloop naar de conferentie niet in staat bleek een gemeenschappelijk standpunt te bereiken; benadrukt dat kernmogendheden buiten het NPV, die niet gebonden zijn aan essentiële internationale verplichtingen inzake non-proliferatie en ontwapening, bijdragen aan het risico dat de geloofwaardigheid van het NPV wordt ondermijnd;

6.  spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de toegenomen nucleaire dreiging als gevolg van de houding van Rusland, die gevolgen heeft voor de veiligheid, stabiliteit en voorspelbaarheid op mondiaal niveau, en de verslechterende betrekkingen met de NAVO, onder meer als gevolg van potentiële schendingen van het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag, verklaringen die wijzen op een grotere bereidheid om kernwapens te gebruiken en verklaringen dat de eventuele plaatsing van kernwapens in bijkomende gebieden in Europa wordt overwogen; vestigt de aandacht op de Russische legeroefeningen waarbij het gebruik van kernwapens tegen Polen gesimuleerd wordt en spreekt zijn grote verontrusting uit over de plaatsing van Iskander-raketsystemen die met kernkoppen kunnen worden uitgerust, in de aan de EU-lidstaten Polen en Litouwen grenzende oblast Kaliningrad;

7.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de kernproeven die onlangs zijn uitgevoerd door de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) en de risico's daarvan voor de stabiliteit in de regio; eist dat de DVK in de toekomst afziet van dergelijke proeven;

8.  is ingenomen met het akkoord tussen de P5+1-mogendheden en Iran over de nucleaire ambities van dit laatste land en spoort aan tot voortzetting van de samenwerking tussen de twee partijen om tot volledige tenuitvoerlegging van het gezamenlijke algemene actieplan te komen;

9.  steunt de inspanningen van het Internationaal Agentschap voor atoomenergie ter bevordering van de samenwerking op nucleair gebied teneinde het veilige, beveiligde en vreedzame gebruik van kerntechnologie aan te moedigen;

10.  is voorstander van de voortdurende bevordering en strikte tenuitvoerlegging van het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal, en dringt er bij de landen die dit verdrag nog niet hebben geratificeerd op aan dit alsnog te doen;

11.  pleit voor meer samenwerkingsinspanningen en doeltreffender optreden bij de beveiliging van kernmateriaal om het risico dat dergelijke producten in handen komen van terroristische groeperingen tot een minimum te beperken;

12.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.