Ontwerpresolutie - B8-1163/2016Ontwerpresolutie
B8-1163/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie van journalisten in Turkije

24.10.2016 - (2016/2935(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Elena Valenciano, Pier Antonio Panzeri, Clara Eugenia Aguilera García, Nikos Androulakis, Zigmantas Balčytis, Hugues Bayet, Brando Benifei, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Soledad Cabezón Ruiz, Nicola Caputo, Andrea Cozzolino, Miriam Dalli, Viorica Dăncilă, Isabella De Monte, Tanja Fajon, Jonás Fernández, Monika Flašíková Beňová, Doru-Claudian Frunzulică, Enrico Gasbarra, Michela Giuffrida, Theresa Griffin, Sergio Gutiérrez Prieto, Cătălin Sorin Ivan, Liisa Jaakonsaari, Eva Kaili, Cécile Kashetu Kyenge, Javi López, Krystyna Łybacka, Vladimír Maňka, Louis-Joseph Manscour, Costas Mavrides, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Victor Negrescu, Momchil Nekov, Demetris Papadakis, Emilian Pavel, Vincent Peillon, Pina Picierno, Tonino Picula, Kati Piri, Miroslav Poche, Liliana Rodrigues, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Daciana Octavia Sârbu, Siôn Simon, Tibor Szanyi, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Paul Tang, Claudia Țapardel, Marc Tarabella, Julie Ward, Carlos Zorrinho, Miltiadis Kyrkos namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1162/2016

Procedure : 2016/2935(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1163/2016
Ingediende teksten :
B8-1163/2016
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B8-1163/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van journalisten in Turkije

(2016/2935(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, en met name die van 15 januari 2015 over de vrijheid van meningsuiting in Turkije, recente arrestaties van journalisten, mediadirecties en systematische druk op de media[1],

–  gezien de conclusies van de Raad over Turkije van 18 juli 2016,

–  gezien de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa,

  gezien de gezamenlijke verklaring van 16 juli 2016 van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor het Europees Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen over de situatie in Turkije,

–  gezien de verklaring van 21 juli 2016 van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor het Europees Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen over de noodtoestand in Turkije

–  gezien de politieke dialoog op hoog niveau tussen de EU en Turkije van 9 september 2016,

–  gezien het feit dat de eerbiediging van de rechtsstaat, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, centraal staat in het toetredingsproces,

–  gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat op 15 juli 2016 in Turkije een poging werd gedaan de gekozen regering omver te werpen waarbij meer dan 250 mensen omkwamen en meer dan 2 100 gewonden vielen;

B.  overwegende dat de Turkse politie na de couppoging van 15 juli 2016 minstens 99 journalisten en schrijvers heeft gearresteerd, tot dusver zonder aanklacht in de meeste gevallen, waarmee het totale aantal mediamedewerkers dat vermoedelijk wegens gebruikmaking van hun recht op vrije meningsuiting op ten minste 130 is gebracht naar de stand van 20 oktober 2016; overwegende dat van de na 15 juli gearresteerde journalisten er inmiddels 64 zijn vrijgelaten;

C.   overwegende dat zich onder de gedetineerde journalisten de bekende romanschrijver Asli Erdogan bevindt, die ook lid was van de adviesraad en columnist voor de - inmiddels gesloten - Koerdische krant Özgür Gündem, evenals de academicus en columnist Mehmet Altan, en diens broer Ahmet Altan, schrijver en voormalig redacteur van het weekblad Taraf;

D.  overwegende dat een diversiteit aan onafhankelijke media in elke democratische samenleving essentieel is; overwegende dat zonder vrijheid van meningsuiting en vrije media een actief en betrokken burgerschap ondenkbaar is.

  overwegende dat de gearresteerde journalisten ingevolge het decreet dat na afkondiging van de noodtoestand werd uitgebracht, de eerste vijf dagen geen advocaat kregen toegevoegd, zich vervolgens tijdens de voorlopige bewaring het recht van vrije advocatenkeuze, en het recht op vertrouwelijk overleg met een advocaat zagen ontzegd, en onder een beperkt bezoekersregime werden gesteld; overwegende dat sommige journalisten aan nog strengere beperkingen worden onderworpen;

  overwegende dat een aantal van de gedetineerde journalisten in de gevangenis zouden zijn mishandeld, bedreigd, beledigd en gemolesteerd; overwegende dat er serieuze meldingen zijn dat de beide hoofdredacteuren van de gesloten krant Özgür Gündem, Bilir Kaya en Inan Kizilkaya, in de gevangenis zijn gefolterd;

  overwegende dat de autoriteiten in de eerst tweeënhalve maand van de noodtoestand zo´n 150 mediakanalen en uitgeverijen gesloten hebben, waardoor meer dan 2 300 journalisten en mediamedewerkers op straat kwamen te staan;

H.  overwegende dat journalisten na de couppoging doelwit werden van administratieve sancties, waaronder inneming van paspoorten, reisbeperkingen voor houders van bijzondere ‘grijze’ paspoorten, intrekking van perskaarten en andere willekeurige beperkingen, zoals tijdelijke hechtenis zonder aanklacht; overwegende dat elke mogelijkheid van rechterlijk beroep tegen zulke beslissingen door de noodtoestand is opgeschort;

I.  overwegende dat na de couppoging ook de gezinsleden van journalisten, ofschoon zelf niet als verdachte aangemerkt, werden gearresteerd en administratieve sancties te verduren kregen zoals inneming van paspoorten;

J.  overwegende dat buitenlandse journalisten na de couppoging werden gearresteerd en Turkije uitgezet;

K.  overwegende dat meer dan 150 mediakanalen in de nasleep van de mislukte staatsgreep werden gesloten, waaronder 46 kranten, 29 TV-kanalen, 31 radiostations, 3 nieuwsagentschappen, 16 tijdschriften en 28 uitgeverijen; overwegende dat Zarok TV, een cartoonprogramma voor kinderen in het Koerdisch daar ook toe behoort;

L.  overwegende dat met de laatste door gewelddadige politie-invallen gedwongen sluitingen van leidende radiostations en tv-kanalen van de oppositie, waaronder IMC TV, Hayatin Sesi TV en Özgür Radyo, en de aanhouding van de daar werkzame journalisten, de vrijheid van de media en de vrije meningsuiting in Turkije in groot gevaar verkeren, het pluralisme dreigt te verdwijnen en zelfcensuur de overhand krijgt;

M.  overwegende dat Turkije volgens de meest recente persvrijheidsindex van Verslaggevers zonder Grenzen onder 180 landen op de 151e plaats komt; overwegende dat volgens de door Freedom House opgestelde classificatie voor pers- en mediavrijheid Turkije nog steeds geen vrije pers heeft en slechts gedeeltelijke internetvrijheid kent;

N.  overwegende dat de rechtsstaat en de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, tot de essentiële waarden van de EU behoren, en dat Turkije in het kader van zijn kandidatuur voor EU-lidmaatschap en de onderhandelingen hierover alsook op grond van zijn volwaardig lidmaatschap van de Raad van Europa formeel verplicht is deze waarden te respecteren;

1.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de couppoging van 15 juli 2016 in Turkije; betuigt zijn steun aan de legitieme instituties van Turkije; betreurt de vele slachtoffers en betuigt zijn solidariteit met de slachtoffers en hun nabestaanden;

2.  onderstreept dat de Turkse regering het recht en de plicht heeft om opsporingsonderzoek te doen naar de verschrikkelijke couppoging van 15 juli 2016 en alle verantwoordelijken te doen terechtstaan; veroordeelt evenwel de grootscheepse razzia's in Turkije tegen journalisten, schrijvers en media-vertegenwoordigers waaronder bekende journalisten als Nazli Ilicak, Sahin Alpay, Asli Erdogan, Murat Aksoy, Ahmet Altan en Mehmet Altan, zonder bewijs van persoonlijke betrokkenheid bij enig misdrijf;

3.  herhaalt dat de toestand voor journalisten en de media de laatste jaren voortdurend is verslechterd en noemt het zorgelijk dat na het afroepen van de noodtoestand de mediavrijheid in Turkije nog verder is afgegleden;

4.  vraagt de Turkse autoriteiten om alle gedetineerde journalisten onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten waar overtuigend bewijs van criminele activiteiten ontbreekt; onderstreept dat vermeden moet worden dat journalisten worden vastgehouden wegens de strekking van hun artikelen of veronderstelde politieke banden, ook in het geval dat er beschuldigingen tegen hen worden ingebracht, en dat voorlopige hechtenis de uitzondering moet blijven;

5.  herinnert eraan dat een vrije en pluriforme pers een cruciaal onderdeel is van elke democratie; herinnert de Turkse autoriteiten eraan dat zij in de omgang met media en journalisten uiterst voorzichtig te werk moeten gaan, omdat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van de media centrale voorwaarden blijven voor het goede functioneren van een democratische en open samenleving; spoort de Turkse regering aan om politie en aanklagers duidelijk te instrueren omtrent het belang van mediavrijheid en erop toe te zien dat elk besluit tot strafrechtelijk onderzoek tegen journalisten of nieuwskanalen op duidelijk bewijs berust van strafbaar handelen, aan het criterium van algemeen belang voldoet en de vrijheid van meningsuiting intact laat;

6.  herinnert de Turkse autoriteiten er aan dat een noodverordening niet als voorwendsel mag dienen om ernstige mensenrechtenschendingen te faciliteren, oppositie tot zwijgen te brengen en mediakanalen te sluiten; herinnert eraan dat mensenrechten en rechtsstaat moeten worden gerespecteerd volgens de beginselen van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (ECHR) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waartoe behoren recht op leven, verbod van foltering en mensonwaardige of vernederende behandeling, vermoeden van onschuld, rechtszekerheid, geen straf zonder wet, individuele strafbaarheid, eerlijk proces, rechterlijke onafhankelijkheid, voldoende en transparante informatie omtrent de beschuldigingen en volledige inzage in belastend bewijsmateriaal;

7.  doet een beroep op de Turkse autoriteiten de administratieve sancties te herroepen die tegen journalisten zijn genomen, zoals inneming van paspoorten en perskaarten, , reisbeperkingen voor houders van bijzondere ‘grijze’ paspoorten en andere willekeurige beperkingen, zoals tijdelijke hechtenis zonder aanklacht;

8.  verzoekt de Turkse autoriteiten familieleden van onder verdenking staande journalisten niet ook te behandelen als potentiële verdachten en geen administratieve of andere sancties tegen hen aan te wenden,

9.  doet een beroep op de Turkse autoriteiten om geweld, bedreiging en mishandeling tegen verdachten te verhinderen en geloofwaardig onderzoek in te stellen naar de geverifieerde gevallen; roept de Turkse regering op een onderzoek in stellen naar de meldingen van foltering van gevangen journalisten, met name van de hoofdredacteuren van de gesloten krant Özgür Gündem, Bilir Kaya en Inan Kizilkaya;

10.  is zeer verontrust over de sluiting van meer dan 150 mediakanalen waaronder IMC TV en Zarok TV, dat tekenfilms voor kinderen in de Koerdische taal uitzond; dringt erop aan dat deze media weer worden geopend en in hun onafhankelijkheid hersteld, en dat de ontslagen werknemers weer worden aangenomen; doet een beroep op de Turkse autoriteiten om geen oneigenlijk gebruik meer te maken van strafrechtelijke bepalingen om bewindvoerders over particuliere mediabedrijven aan te stellen, en om hun actieve bemoeienis met onafhankelijke nieuwsorganisaties te staken, ook waar het gaat om redactionele beslissingen of om ontslag van journalisten en redacteuren, en een einde te maken aan de pressie en intimidatie tegen kritische persdiensten en journalisten;

11.  dringt er bij Turkije op aan het gespannen politieke klimaat na de mislukte staatsgreep, met de sfeer die is geschapen van beknotte meningsuiting in de pers en op internet, te laten afkoelen;

12.  onderstreept dat Turkije voor een reële terrorismedreiging staat; stelt evenwel nogmaals dat de ruime definities in de Turkse antiterrorismewetgeving niet mogen worden aangegrepen om journalisten te bestraffen voor gebruikmaking van hun recht van vrije meningsuiting;

13.  vraagt Turkije met klem om hervormingen ter hand te nemen die een deugdelijk systeem van wederzijdse controles en tegenwichten ('checks and balances') moeten opleveren dat waarborgen biedt voor de vrijheden - zoals denk-, menings- en mediavrijheid - en voor democratie, gelijkheid, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten;

14.  herhaalt dat het punt van onafhankelijke media in het kader van het pretoetredingsinstrument meer aandacht moet krijgen, en vraagt de EU-delegatie in Turkije om de komende processen tegen alle journalisten en schrijvers op de voet te volgen;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de president, de regering en het parlement van Turkije.