ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in de Democratische Republiek Congo
28.11.2016 - (2016/3001(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Maria Arena, Elena Valenciano, Cécile Kashetu Kyenge, Norbert Neuser, Victor Boştinaru, Linda McAvan, Julie Ward, Doru-Claudian Frunzulică namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1310/2016
B8-1324/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in de Democratische Republiek Congo
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties, met name die van 10 maart 2016 over de Democratische Republiek Congo[1] en van 9 juli 2015 over de Democratische Republiek Congo (DRC), met name de zaak van de twee gevangengehouden mensenrechtenactivisten Yves Makwambala en Fred Bauma[2],
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 15 juni 2016 over de situatie aan de vooravond van de verkiezingen en de veiligheidssituatie in de DRC,
– gezien de verklaringen van hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid / vicevoorzitter van de Commissie Federica Mogherini en van haar woordvoerder over de situatie in de Democratische Republiek Congo,
– gezien de verklaringen van de EU-delegatie naar de Democratische Republiek Congo over de situatie van de mensenrechten in dat land, met name de verklaringen van 23 november 2016 en 24 augustus 2016,
– gezien de conclusies van de Raad van 17 oktober 2016 en 23 mei 2016 over de Democratische Republiek Congo,
– gezien het jaarverslag van de EU inzake mensenrechten en democratie in de wereld, dat op 22 juni 2015 door de Raad is aangenomen,
– gezien de verklaringen van Nairobi van december 2013,
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over de Democratische Republiek Congo, met name die van 23 juni 2016,
– gezien het op 27 juli 2015 gepubliceerde jaarverslag van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten over de mensenrechtensituatie en de activiteiten van het gezamenlijke mensenrechtenkantoor van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo,
– gezien de besluiten en bevelen van het Internationaal Strafhof,
– gezien de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou die op 23 juni 2000 werd ondertekend en op 25 juni 2005 en 22 juni 2010 werd herzien,
– gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van juni 1981,
– gezien het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,
– gezien de op 18 februari 2006 aangenomen grondwet van de Democratische Republiek Congo,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Joseph Kabila sinds 2001 president is van de DRC; overwegende dat de ambtstermijn van president Kabila zou moeten eindigen op 20 december 2016; overwegende dat het mandaat van de president van de DRC op grond van de Congolese grondwet is beperkt tot twee termijnen;
B. overwegende dat op 17 oktober 2016, na een niet-inclusieve politieke dialoog, besloten is de volgende verkiezingen uit te stellen tot april 2018;
C. overwegende dat de onafhankelijke nationale kiescommissie (CENI) een buitensporige begroting van 1,8 miljard USD heeft opgesteld en eind 2018 lijkt te willen aanhouden voor de organisatie van deze verkiezingen;
D. overwegende dat deze situatie ertoe heeft geleid dat de politieke oppositie in de DRC president Kabila en zijn regering beschuldigt van pogingen om administratieve en technische middelen te gebruiken om de verkiezingen uit te stellen en langer aan de macht te blijven dan hun grondwettelijk vastgestelde mandaat;
E. overwegende dat in 2015 een eerste poging is gewaagd om de grondwet van de DRC zo te wijzigen dat president Kabila zich voor een derde ambtstermijn kandidaat zou kunnen stellen, en dat deze is mislukt als gevolg van de sterke weerstand en de mobilisering van het maatschappelijk middenveld; overwegende dat dergelijke pogingen hebben geleid tot toenemende politieke spanningen, onrust en geweld in het land, dat zich nu in een verkiezingsimpasse lijkt te bevinden;
F. overwegende dat de volgende presidents- en parlementsverkiezingen van cruciaal belang zijn en dat een vredig, transparant, soepel en tijdig verloop in grote mate zou bijdragen aan de consolidatie van de voortgang die in meer dan tien jaar in de DRC is geboekt; overwegende dat verschillende oppositieleden zich hebben uitgesproken voor een overgangsperiode met de mogelijke betrokkenheid van president Kabila, zolang er geen pogingen worden gewaagd de grondwet te wijzigen of een volksreferendum te organiseren en president Kabila de grondwet eerbiedigt in de zin dat hij niet naar een derde ambtstermijn zal streven;
G. overwegende dat de EU in juni 2014 als follow-up na de verkiezingen een waarnemingsmissie naar de DRC heeft gestuurd, en dat deze wees op de noodzaak om een bijgewerkt kiesregister en voorwaarden voor een eerlijke strijd tussen de kandidaten te verzekeren, evenals een betere bescherming van burgerlijke vrijheden, een eerlijk arbitragesysteem voor verkiezingsgeschillen en de bestrijding van straffeloosheid;
H. overwegende dat mensenrechtengroepen de afgelopen maanden herhaaldelijk hebben gemeld dat de mensenrechtensituatie en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en demonstratie in het land tijdens de aanloop naar de verkiezingen verslechteren, en dat er buitensporig geweld wordt gebruikt tegen vreedzame demonstranten, journalisten, politieke leiders en anderen die zich verzetten tegen pogingen om president Kabila langer aan de macht te houden dan de in de grondwet vastgelegde beperking van twee termijnen;
I. overwegende dat er volgens berichten bij demonstraties in Kinshasa op 19 en 20 september 2016 meer dan 50 mensen zijn gedood en dat vele anderen vermist worden, dat er nog steeds leden van de LUCHA- en Filimbibeweging onrechtmatig worden vastgehouden en dat omroepen zoals RFI en Radio Okapi zijn gesloten of uit de lucht zijn genomen;
1. betreurt dat er bij de betogingen van de afgelopen weken doden zijn gevallen en betuigt zijn diepste medeleven aan de nabestaanden van de slachtoffers en aan het volk van de DRC;
2. is zeer bezorgd over de toenemende instabiliteit in de DRC in een gespannen context voorafgaand aan de verkiezingen;
3. brengt in herinnering dat de DRC in het kader van de overeenkomst van Cotonou heeft toegezegd de beginselen van de democratie, rechtsstaat en mensenrechten te eerbiedigen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en van de media, goed bestuur en transparantie met betrekking tot politieke functies; merkt op dat de dialoog die in het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou met de autoriteiten van de DRC wordt gevoerd om definitief duidelijkheid te krijgen over het verkiezingsproces dreigt te mislukken;
4. verzoekt de EU met klem onmiddellijk een procedure krachtens artikel 96 van die overeenkomst te starten en gerichte sancties, waaronder een visumverbod en de bevriezing van tegoeden, te treffen tegen de hoge ambtenaren en legerfunctionarissen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige onderdrukking van de demonstraties en voor de politieke impasse die een vreedzame en grondwettige machtswisseling in de weg staat, met name Kalev Mutond, generaal Ilunga Kampete, Evariste Boshab, generaal Gabriel Amisi Kumba en generaal Célestin Kanyama;
5. is ervan overtuigd dat een succesvolle en tijdige organisatie van de verkiezingen vóór 2018 cruciaal zal zijn voor de stabiliteit en de ontwikkeling van het land en de gehele regio op de lange termijn; bevestigt dat de verkiezingen moeten worden gehouden in volledige overeenstemming met de letter en de geest van de Congolese grondwet van 2006, en met name de artikelen 73 en 220, en in overeenstemming met de beginselen van het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur, dat de DRC onverwijld zou moeten ratificeren; is van mening dat de autoriteiten van de DRC in dit opzicht een duidelijke verantwoordelijkheid dragen, en de taak hebben voor een klimaat te zorgen dat bevorderlijk is voor transparante, geloofwaardige en inclusieve verkiezingen;
6. spoort de regering van de DRC aan verdere vooruitgang te boeken bij de democratisering van het land en om hiervoor actief voort te bouwen op de aanbevelingen die zijn opgenomen in het eindverslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU uit 2011 en het verslag van de vervolgmissie uit 2014;
7. blijft zich grote zorgen maken over de daadwerkelijke rol van de onafhankelijke nationale kiescommissie (CENI), waarvan de legitimiteit van het verkiezingsproces in grote mate zal afhangen; brengt in herinnering dat de onafhankelijke nationale kiescommissie een onpartijdige en inclusieve instelling moet zijn met voldoende middelen om een uitgebreid en transparant proces mogelijk te maken;
8. uit zijn diepe bezorgdheid over de verslechterende veiligheid en mensenrechtensituatie in de DRC, en met name over de aanhoudende meldingen van toegenomen politiek geweld; wijst andermaal op de verantwoordelijkheid van de regering om een verslechtering van de huidige politieke crisis of een escalatie van het geweld te voorkomen en om de politieke rechten van haar burgers te eerbiedigen en te beschermen, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van vereniging, aangezien deze de basis vormen voor een dynamisch politiek en democratisch leven;
9. is sterk gekant tegen het gebruik van geweld en de ernstige beperkingen en intimidaties waar met name vreedzame demonstranten, oppositieleden, verdedigers van mensenrechten en journalisten mee te maken hebben in de aanloop naar de komende verkiezingscyclus; dringt erop aan dat alle politieke gevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de ACS-EU-Raad van ministers, de secretaris-generaal van de VN, de VN-Mensenrechtenraad en de president, de premier en het parlement van de DRC.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0085.
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0278.