Ontwerpresolutie - B8-1337/2016Ontwerpresolutie
B8-1337/2016

ONTWERPRESOLUTIE over internationale luchtvaartovereenkomsten

7.12.2016 - (2016/2961(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1807/2016
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Michael Cramer namens de Commissie vervoer en toerisme


Procedure : 2016/2961(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1337/2016
Ingediende teksten :
B8-1337/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-1337/2016

Resolutie van het Europees Parlement over internationale luchtvaartovereenkomsten

(2016/2961(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de besluiten van de Raad van 8 maart 2016 houdende machtiging van de Commissie tot opening van onderhandelingen over overeenkomsten inzake de veiligheid van de luchtvaart met Japan en China,

–  gezien de besluiten van de Raad van 7 juni 2016 houdende machtiging van de Commissie tot opening van onderhandelingen over luchtvervoersovereenkomsten op EU-niveau met de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN), Turkije, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 27 september 2012 getiteld "Het externe luchtvaartbeleid van de EU – De aanpak van toekomstige uitdagingen" (COM(2012)0556),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 7 december 2015 getiteld "Een luchtvaartstrategie voor Europa" (COM(2015)0598),

–  gezien zijn resolutie van 11 november 2015 over luchtvaart[1],

–  gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie[2] ("het kaderakkoord"), en met name de punten 23 t/m 29, bijlagen 2 en 3,

–  gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie, met name de arresten van 24 juni 2014 in zaak C-658/11 over Mauritius en van 14 juni 2016 in zaak C-263/14 over Tanzania,

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 12 maart 2014 tussen het Europees Parlement en de Raad over het doorzenden aan en verwerken door het Europees Parlement van gerubriceerde informatie waarover de Raad beschikt met betrekking tot aangelegenheden die niet vallen onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid[3],

–  gezien het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 15 april 2013 inzake de regels betreffende de behandeling van vertrouwelijke informatie door het Europees Parlement,

–  gezien de praktische regelingen voor het verstrekken van informatie met betrekking tot onderhandelingen over internationale luchtvaart, onder meer wat betreft de toegang tot vertrouwelijke informatie, zoals overeengekomen door de voorzitter van zijn Commissie vervoer en toerisme en de commissaris voor Vervoer door middel van de briefwisseling van 19 januari 2016 en 18 maart 2016,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 218,

–  gezien de vraag met verzoek om mondeling antwoord aan de Commissie over internationale luchtvaartovereenkomsten (O-000128/2016 – B8-1807/2016),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Commissie in de luchtvaartstrategie voor Europa heeft voorgesteld om onderhandelingen aan te gaan over overeenkomsten inzake veiligheid van de luchtvaart met Japan en China en om onderhandelingen aan te gaan over luchtvervoersovereenkomsten op EU-niveau met China, Turkije, Mexico, zes lidstaten van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten, Armenië en de ASEAN;

B.  overwegende dat de Raad de Commissie op 8 maart 2016 heeft gemachtigd tot het openen van onderhandelingen over overeenkomsten inzake veiligheid van de luchtvaart met Japan en China en op 7 juni tot het openen van onderhandelingen over luchtvervoersovereenkomsten op EU-niveau met de ASEAN, Turkije, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten;

C.  overwegende dat voor het sluiten van internationale overeenkomsten op gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, de goedkeuring van het Parlement vereist is;

D.  overwegende dat het Parlement, bij onderhandelingen van de Commissie over overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties, "in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle geïnformeerd" moet worden[4];

E.  overwegende dat de kaderovereenkomst moet waarborgen dat de instellingen hun bevoegdheden en prerogatieven zo doeltreffend en transparant mogelijk uitoefenen;

F.  overwegende dat de Commissie zich er in de kaderovereenkomst toe heeft verplicht het beginsel van gelijke behandeling van het Parlement en de Raad toe te passen met betrekking tot wetgevings- en begrotingsaangelegenheden, vooral wat betreft de toegang tot vergaderingen en de beschikbaarstelling van bijdragen of andere informatie;

1.  benadrukt dat het Parlement de procedure vanaf het begin moet volgen om aan het eind van de onderhandelingen te kunnen beslissen of het al dan niet zijn goedkeuring verleent; meent dat het ook in het belang van de andere instellingen is dat eventuele bezwaren van het Parlement die zwaar genoeg wegen om zijn goedkeuring in de weg te staan, in een vroeg stadium worden vastgesteld en besproken;

2.  herinnert eraan dat in de kaderovereenkomst met name wordt onderstreept dat het Europees Parlement vanaf het begin regelmatig, volledig en zo nodig op basis van vertrouwelijkheid over alle fasen van het onderhandelingsproces moet worden ingelicht;

3.  verwacht van de Commissie dat zij, wanneer zij voornemens is onderhandelingen voor te stellen over de sluiting of wijziging van internationale luchtvaartovereenkomsten, de bevoegde commissie van het Parlement daarover informeert; verwacht van de Commissie dat zij regelingen treft met de Raad en onderhandelende partijen, zodat leden van het Europees Parlement tegelijk en op gelijke voet met de Raad toegang krijgen tot alle relevante documenten, met inbegrip van onderhandelingsrichtsnoeren en geconsolideerde teksten;

4.  wijst erop dat de bovengenoemde gegevens overeenkomstig punt 24 van het kaderakkoord op zodanige wijze aan het Parlement moeten worden verstrekt dat het in voorkomend geval advies kan uitbrengen; verzoekt de Commissie met klem om het Parlement mee te delen op welke wijze er rekening is gehouden met zijn adviezen;

5.  herinnert eraan dat de Raad en de Commissie, krachtens artikel 218, lid 10, VWEU, het Parlement in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle moeten informeren;

6.  erkent dat het Parlement, wanneer het gevoelige informatie ontvangt over lopende onderhandelingen, de plicht heeft hier volledig vertrouwelijk mee om te gaan;

7.  merkt op dat in zijn Reglement is bepaald dat het Parlement "op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie [...] aanbevelingen [kan] aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van de betreffende internationale overeenkomst op te volgen" (artikel 108, lid 4);

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.