Ontwerpresolutie - B8-0122/2017Ontwerpresolutie
B8-0122/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de crisis van de rechtstaat in de Democratische Republiek Congo en in Gabon

25.1.2017 - (2017/2510 (RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Marie-Christine Vergiat, Barbara Spinelli, Paloma Lopez Bermejo, Angela Vallina, Javier Couso Permuy, Dimitris Papadimoulis, Stelios Kouloglou, Kostadinka Kuneva, Kostas Chrysogonos, Merja Kyllönen namens de GUE/NGL-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0120/2017

Procedure : 2017/2510(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0122/2017
Ingediende teksten :
B8-0122/2017
Aangenomen teksten :

B8-0122/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de crisis van de rechtsstaat in de Democratische Republiek Congo en in Gabon

(2017/2510 (RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de Democratische Republiek Congo (DRC), met name die van 7 oktober 2010, 9 juli 2015,10 maart 2016 en 1 december 2016 en de resoluties van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, met name die van 15 juni 2016,

–  gezien de resoluties van de fracties en het feit dat het op de vergadering van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in december 2016 in Nairobi (Kenia) niet gelukt is een gezamenlijke resolutie over Gabon goed te keuren,

–  gezien het debat dat op 13 september 2016 in het Europees Parlement is gehouden over de situatie in Gabon na de verkiezingen,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien de grondwet van de Democratische Republiek Congo (DRC), en met name artikel 56, waarin het volgende is bepaald: "Elke handeling, overeenkomst of regeling die, of elk ander feit dat erin resulteert dat het land en/of natuurlijke of rechtspersonen de middelen van bestaan die zij op basis van hun hulpbronnen of natuurlijke rijkdommen verwerven geheel of gedeeltelijk wordt ontnomen, onverminderd de internationale bepalingen inzake economische misdaden, is plundering en als zodanig een wettelijk strafbaar feit",

–  gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

–  gezien het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,

–  gezien artikel 3 van het Verdrag van Genève van 1949 en protocol II daarbij, op grond waarvan standrechtelijke executies, verkrachting, gedwongen rekrutering en andere wreedheden verboden zijn,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,

–  gezien Resolutie 2211 van de Veiligheidsraad van maart 2015, waarbij het mandaat van de stabilisatiemissie van de VN in de DRC (Monusco) tot 31 maart 2016 werd verlengd,

–  gezien de toekenning van de Sacharovprijs in 2014 aan de Congolese gynaecoloog dr. Denis Mukwege vanwege zijn inzet voor de bescherming van de rechten van vrouwen in de DRC,

–  gezien de resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2015 over zelfcertificering voor importeurs van bepaalde mineralen en metalen uit conflict- en hoogrisicogebieden,

–  gezien het akkoord over de Europese verordening inzake conflictmineralen, dat op 15 juni 2016 door de lidstaten is bekrachtigd,

–  gezien het rapport van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) van 15 april 2015 over de illegale ontginning van of de handel in natuurlijke hulpbronnen door georganiseerde criminele groeperingen,

–  gezien het op 12 december 2016 gepubliceerde eindverslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie naar Gabon,

–  gezien de Overeenkomst van Cotonou,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de situatie in Gabon en in de Democratische Republiek Congo totaal verschillend zijn en dat er geen enkele reden is om die twee onderwerpen in één resolutie te behandelen;

Democratische Republiek Congo

B.  overwegende dat de enorme toename van het aantal gewapende groeperingen, de wanorde en het ontbreken van een stabiele overheid, het onvermogen van de Verenigde Naties om een samenhangende reactie op de volkerenmoord en de gevolgen ervan te formuleren, alsook de medeplichtigheid van de landen met een belang in de regio, zoals de Verenigde Staten, België en Frankrijk, tot een dramatische situatie hebben geleid, en tot waarschijnlijk meerdere honderdduizenden en misschien zelfs miljoenen doden (6 miljoen volgens sommige ngo's) sinds 1996 , voornamelijk onder de burgerbevolking, met name ten gevolge van onderdrukking en moordpartijen, ondervoeding, ziekten en armoede na de oorlogen van 1996 en 1998; overwegende dat deze situatie ook nu nog zijn weerslag heeft in het land;

C.  overwegende dat de DRC sinds 2012 opnieuw door instabiliteit gekenmerkt wordt en dat bij gevechten en gewelddaden meerdere duizenden slachtoffers gevallen zijn, voornamelijk in de provincies Noord-Kivu en Zuid-Kivu, in het oosten van het land; overwegende dat volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA), op 31 juli 2015 sprake was van 1,5 miljoen binnenlands ontheemden, oftewel 7 % van de totale bevolking van het land; overwegende dat meer dan 400 000 Congolese vluchtelingen nog altijd in ballingschap leven; overwegende dat vluchtelingen die de ernstige humanitaire crisis in het buurland, de Centraal-Afrikaanse Republiek, ontvluchten in de DRC aankomen; overwegende dat de instrumentalisering van de "etnische kwestie" de conflicten in de regio flink heeft aangewakkerd en nog steeds de diverse gebieden verdeelt; overwegende dat de voedselprijzen sinds het begin van het conflict aanzienlijk zijn gestegen;

D.  overwegende dat er sprake is van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid op grote schaal, massale schendingen van de mensenrechten, een toenemende repressie tegen de oppositie, grootschalige verkrachtingen van vrouwen en meisjes, en de verdrijving van grote bevolkingsgroepen; overwegende dat in de Democratische Republiek Congo sinds 1996 volgens de officiële cijfers ten minste 200 000 mensen zijn verkracht, maar dat het werkelijke aantal ongetwijfeld veel hoger is aangezien veel gevallen van verkrachting niet worden gemeld; overwegende dat verkrachting een door alle strijdende partijen, inclusief het officiële leger, gebruikt oorlogsmiddel is; overwegende dat in de Democratische Republiek Congo op grote schaal gebruik wordt gemaakt van gedwongen rekrutering, in het bijzonder van kinderen;

E.  overwegende dat multinationals gewapende groeperingen financieren om de Congolese bodemschatten te kunnen blijven exploiteren; overwegende dat de DRC 80 % van de bekende coltanvoorraden bezit, een mineraal dat vooral gebruikt wordt in condensatoren van computers en draagbare telefoons, maar dat de multinationals en niet de bevolking van die rijkdom profiteren; overwegende dat deze gang van zaken herhaaldelijk aan de kaak is gesteld in rapporten van de Verenigde Naties; overwegende dat Ibrahim Thiaw, adjunct-uitvoerend directeur van het UNEP, in april 2015 heeft verklaard dat er jaarlijks voor meer dan 1 miljard dollar aan natuurlijke rijkdommen wordt geëxploiteerd en dat het merendeel van de winst – tot 98 % – wordt opgestreken door internationale conglomeraten, terwijl de resterende 2% terechtkomt bij binnenlandse gewapende groeperingen; overwegende dat de lidstaten op 15 juni 2016 een akkoord hebben bereikt over de Europese verordening inzake conflictmineralen, die echter volstrekt ontoereikend is omdat ze slechts betrekking heeft op ruwe producten, d.w.z. 10 tot 15 % van de Europese import;

F.  overwegende dat de internationale financiële instellingen, en in de eerste plaats de Wereldbank, het land met hun structureleaanpassingsprogramma's nog verder hebben verzwakt doordat ze er, met name in de mijnbouwsector, een juridisch en fiscaal paradijs voor multinationals van hebben gemaakt; overwegende dat die aanpassingsprogramma's geleid hebben tot de ontmanteling van de pijlers van de Congolese economie en de ontslagen van duizenden werknemers, en aldus de bevolking haar middelen van bestaan hebben ontnomen en tot een verslechtering van de levensomstandigheden hebben geleid, ten faveure van de grote (voornamelijk westerse) industriële conglomeraten, die zich de hulpbronnen hebben weten toe te eigenen en de economie in hun greep hebben;

G.  overwegende dat het optreden van Monusco (de missie van de Verenigde Naties in Congo), die in 1999 is ingesteld, een totale mislukking is, in die zin dat de missie het lot van de zwaar door de oorlog getroffen burgerbevolking niet heeft verbeterd en dat zijn steun voor het nationale Congolese leger (FARDC) er slechts in heeft geresulteerd dat dit nog meer misdaden heeft gepleegd; overwegende dat de VN, na de militaire samenwerking tussen Monusco en het FARDC in februari 2015 te hebben opgeschort, op 2 maart 2016 heeft besloten de militaire ondersteuning van de regeringstroepen weer te hervatten;

H.  overwegende dat het mandaat van de president van de DRC op grond van de Congolese grondwet tot twee ambtsperioden is beperkt en dat hij op 19 december jl. had moeten aftreden; overwegende dat president Joseph Kabila zich ertoe beperkt heeft nieuwe verkiezingen voor zijn opvolging binnen een adequate termijn onmogelijk te maken door de herziening van de kieslijsten te verhinderen, hetgeen heeft geleid tot politieke spanningen, demonstraties en gewelduitbarstingen waarbij tientallen doden zijn gevallen; overwegende dat er volgens de VN alleen al op 19 en 20 december 2016 40 doden en 107 gewonden zijn gevallen en 460 arrestaties zijn verricht;

I.  overwegende dat de machthebbers en de oppositie na een dialoog van drie weken onder auspiciën van de katholieke kerk op 31 december 2016 een akkoord hebben bereikt over de oprichting van een nationale overgangsraad (CNT), voorgezeten door Étienne Tshisekedi, van oudsher tegenstander van de zittende president, alsook over de benoeming van een premier uit de coalitie "le Rassemblement"; overwegende dat Joseph Kabila volgens dat akkoord aan de macht zal blijven totdat er, uiterlijk in december 2017, nieuwe parlements- en presidentsverkiezingen worden gehouden, en dat hij zich niet kandidaat zal stellen voor een derde mandaat; overwegende dat bepaalde oppositieleden, met name die van de Mouvement de libération du Congo (MLC - Beweging voor de bevrijding van Congo) van de voormalige vicepresident van de republiek, Jean-Pierre Bemba en diverse onderhandelaars die tot de minderheidsgroep van de oppositie behoren, het akkoord niet ondertekend hebben;

J.  overwegende dat de overeenkomst van 31 december weliswaar een belangrijke stap vooruit betekent, maar dat er nog steeds diverse onopgeloste kwesties zijn, met name die van de organisatie en financiering van de aanstaande verkiezingen (geraamd op 1,2 miljard dollar, terwijl de staatsbegroting slechts 4 miljard bedraagt); overwegende dat er over de tenuitvoerlegging nog steeds gediscussieerd wordt; overwegende dat Étienne Tshisekedi op 23 januari Kinshasa moest verlaten om een "medische controle" in België te ondergaan;

Gabon

K.  overwegende dat de menselijke ontwikkelingsindex (IDH) van Gabon volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) in 2014 op 0,684 stond, waarmee het land de 110e plaats inneemt op een lijst van 188 landen, en dat meer dan de helft van de Gabonezen onder de armoededrempel leeft, ondanks een relatief hoog bnp per hoofd van de bevolking;

L.  overwegende dat Gabon volgens de corruptieperceptie-index van Transparency International op een lijst van 168 landen de 99e plaats bekleedt;

M.  overwegende dat Gabon in 2010 het Afrikaans Handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur heeft ondertekend maar dat nog niet heeft geratificeerd;

N.  overwegende dat er op 27 augustus 2016 verkiezingen hebben plaatsgevonden in Gabon en dat daarbij van 12 juli tot 30 september 2016 een verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie aanwezig is geweest, met toestemming van de Gabonese autoriteiten; overwegende dat de scheidende president, Ali Bongo, volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken 49,80 % van de stemmen heeft behaald, een meerderheid van slechts 5 000 stemmen; overwegende dat de oppositie de verkiezingsuitslag aanvecht en dat er in sommige wijken van Libreville schermutselingen hebben plaatsgevonden, dat het gebouw van de Nationale Assemblee in brand is gestoken, dat er betogingen zijn gehouden en dat er op 31 augustus ten minste 6 mensen door kogels zijn getroffen;

O.  overwegende dat het hoofdkwartier van Jean Ping op 1 september stormenderhand is ingenomen door de strijdkrachten en dat daarbij twee doden en diverse gewonden zijn gevallen, en dat getuigen spreken van een "bloedbad"; dat er meer gewelddadigheden hebben plaatsgevonden in de hoofdstad en diverse andere plaatsen in het land; dat Gabon geen toegang meer heeft tot internet en de sociale netwerken; dat meer dan 800 personen gearresteerd zijn in de hoofdstad bij de gewelddadigheden na de verkiezingen; dat de oppositie spreekt van ten minste 50 doden in het hele land; overwegende dat sommige Afrikaanse kranten kritiek leveren op de deelname van Franse militairen met verantwoordelijkheden in de Republikeinse Garde aan het bombardement op het hoofdkwartier van Jean Ping;

P.  overwegende dat de oppositie, die de instellingen wil respecteren maar twijfelt aan hun onafhankelijkheid, begin september beroep heeft aangetekend bij het Grondwettelijk Hof van Gabon, dat dit beroep op 23 september heeft verworpen, en begin november een tweede maal in beroep is gegaan tegen de uitslag van de presidentsverkiezingen van 27 augustus;

Q.  overwegende dat de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU, ondanks de druk die op de leden ervan werd uitgeoefend, op 12 december 2016 zijn verslag heeft uitgebracht en de verkiezingen daarin als ondoorzichtig heeft bestempeld, wijzend op "een gebrek aan transparantie van de instanties die de verkiezingen geleid hebben en die nagelaten hebben de belanghebbenden essentiële informatie te verstrekken, zoals de kieslijst en de lijst van stembussen"; overwegende dat de voornaamste onregelmatigheid waar de waarnemingsmissie op wijst betrekking heeft op de score van Ali Bongo Ondimba in de provincie Haut-Ogooue, bolwerk van de familie Bongo, waar de scheidende president volgens cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken 95,47 % van de stemmen had behaald bij een opkomstpercentage van 99,93 %; overwegende dat die resultaten in twijfel zijn getrokken door de waarnemingsmissie, die erop wijst dat die haaks staan op de tendens die zij geconstateerd had op basis van de uitslagen die door de gouverneurs van de overige acht provincies van het land waren aangekondigd; overwegende dat de waarnemingsmissie daarom van mening is dat deze anomalieën de integriteit van het proces rond de consolidatie van de resultaten en de einduitslag van de verkiezingen ter discussie stellen; overwegende dat het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 23 september niet is ingegaan op de fraude in de provincie Haut-Ogooue;

R.  overwegende dat er uit de toch onweerlegbare constateringen in dit verslag geen enkele conclusie is getrokken en dat het erop lijkt dat de Unie, nadat de Franse autoriteiten de investituur van Ali Bongo eind september de facto hadden erkend, er liever het zwijgen toe heeft willen doen;

S.  overwegende dat de dalende olieprijzen en de besnoeiingen in de staatsbegroting in Gabon, net zoals in de Democratische Republiek Congo, de economische en sociale situatie nog nijpender maken dan zij al was; overwegende dat er steeds meer betogingen plaatsvinden in Gabon, onder meer van de lerarenvakbonden, de werknemers in de oliesector, het personeel van de posterijen, de vakbond van magistraten, enz.; overwegende dat de eisen van de betogers betrekking hebben op de niet-uitbetaling van premies en pensioenen, de integratie van ambtenaren, de inmenging van de president in de Raad voor de magistratuur, de vrijlating van de laatste "politieke" gevangenen, de sluiting of overname van fabrieken in de oliesector, enz.;

T.  overwegende dat er een sterke mobilisatiecampagne is ontstaan tegen de organisatie van het Afrikaans kampioenschap voetbal in Gabon; overwegende dat de jongeren van de vereniging J.O.U.R. (Jeunesse de l'Opposition Unie pour la Résistance) op woensdag 18 januari 2017 een vreedzame tocht hebben georganiseerd om te protesteren tegen de organisatie van de 17e editie van dat kampioenschap in Gabon; overwegende dat sommigen van hen, zoals hun voorzitter Marceau Malekou, in politiehechtenis zijn genomen wegens verstoring van de openbare orde;

U.  overwegende dat Frankrijk, conform de defensieakkoorden van augustus 1960, troepen heeft in Gabon sinds dat land in 1960 onafhankelijk werd; overwegende dat er volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken momenteel 350 militairen gelegerd zouden zijn (de zgn. Franse elementen in Gabon (EFG)); overwegende dat de Franse regering op 7 september 2016 besloten heeft het tweede regiment parachutisten naar Libreville te sturen, officieel om de Franse onderdanen te beschermen; overwegende dat er in 2010 een nieuw akkoord is ondertekend op grond waarvan de in Gabon gelegerde Franse strijdkrachten vrij mogen circuleren op het grondgebied van de Republiek Gabon, met inbegrip van de territoriale wateren en het luchtruim van het land, en dat de vrijheid van verkeer in de territoriale wateren van Gabon met name het stoppen en aanleggen in alle omstandigheden omvat; overwegende dat van de Franse strijdkrachten in Gabon geen enkele financiële belasting of huur wordt gevraagd, in tegenstelling tot wat in de meeste landen gebruikelijk is; overwegende dat het akkoord ook inhoudt dat de in Gabon gelegerde Franse militairen volledige straffeloosheid genieten, ook als er bij hun optreden doden vallen;

V.  overwegende dat de schaduw van Frankrijk altijd over haar voormalige kolonie heeft gehangen; overwegende dat in de overeenkomsten inzake economische samenwerking die in juli 1960, één maand voor de onafhankelijkheid, immers wordt bepaald dat de Franse Republiek aan de Republiek Gabon de materiële steun zal blijven verlenen die deze nodig heeft om haar doelstellingen inzake economische en sociale vooruitgang te verwezenlijken; overwegende dat er vandaag de dag circa 14 000 Franse onderdanen woonachtig zijn in Gabon, waar Frankrijk, de belangrijkste economische partner van het land, rond de 120 bedrijven telt (circa 200 kleine en middelgrote ondernemingen);

W.  overwegende dat de Franse steun aan het regime van Ali Bongo (met name via militaire samenwerking) en de banden die vrijwel de hele Gabonese politieke klasse onderhouden ernstig doen vrezen dat dit beleid van "Frans-Afrika" zal blijven voortbestaan, wat ten koste gaat van het Gabonese volk;

1.  betreurt het dat twee verschillende situaties - die in de Democratische Republiek Congo en die in Gabon - in één resolutie worden behandeld;

Democratische Republiek Congo

2.  veroordeelt elke geweldsdaad, elke mensenrechtenschending en elk seksueel geweld; verklaart zich solidair met alle bevolkingsgroepen die lijden onder jaren van conflict; veroordeelt eens te meer de instrumentalisering van de "etnische kwestie", die miljoenen slachtoffers in de regio heeft gemaakt en uitsluitend tot doel heeft de bevolking te verdelen;

3.  veroordeelt alle vormen van intimidatie, ook gerechtelijke intimidatie, tegen mensenrechtenverdedigers, journalisten, politieke tegenstanders en andere onafhankelijke of kritische stemmen; benadrukt dat het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering moet worden geëerbiedigd en beschermd; verzoekt om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die op willekeurige gronden worden vastgehouden;

4.  neemt nota van het akkoord dat op 31 december 2016 is gesloten tussen de regering en de oppositie en dat een stap vooruit in de richting van pacificatie van het land zou kunnen betekenen; verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten derhalve de tenuitvoerlegging van dat akkoord en het verkiezingsproces te ondersteunen, met name door meer financiële steun te verlenen aan de Democratische Republiek Congo opdat de verkiezingen op transparante en democratische wijze kunnen plaatsvinden volgens het bij dat akkoord vastgestelde tijdschema; eist transparantie omtrent de financiële steun van de Unie en haar lidstaten voor de Congolese verkiezingen;

5.  is van oordeel dat het aanpakken van de straffeloosheid, zij het voor schendingen van het humanitair recht, zij het voor economische en financiële misdaden, een conditio sine qua non is voor herstel van de vrede in de DRC;

6.  maakt zich in het bijzonder zorgen over de situatie van de vrouwen in het land en over de misdaden en discriminatie waar zij het slachtoffer van zijn; ziet het als een must dat de autoriteiten en de internationale gemeenschap hun inspanningen opvoeren om een einde te maken aan de massaverkrachtingen als oorlogstechniek, de toegang te waarborgen tot gratis publieke gezondheidszorg, met name op het gebied van geboorteregeling, contraceptie en abortus, en te werken aan daadwerkelijke gelijkheid tussen vrouwen en mannen;

7.  is ook van oordeel dat het aanpakken van het ronselen van kindsoldaten voor de autoriteiten en de internationale gemeenschap een prioriteit moet zijn;

8.  veroordeelt het dat de basisbehoeften van de Congolese bevolking stelselmatig worden geofferd op het altaar van de economische en geopolitieke belangen van de multinationals en buitenlandse mogendheden;

9.  is dan ook van oordeel dat de dramatische situatie in het oosten van de DRC alleen duurzaam kan worden opgelost indien ervoor wordt gezorgd dat de bevolking eindelijk profijt kan trekken van de natuurlijke hulpbronnen; benadrukt dat hiertoe het land weer zeggenschap moet krijgen over zijn natuurlijke rijkdommen door controle uit te oefenen op de activiteiten van de multinationals en door nationale infrastructuur te ontwikkelen om zijn grondstoffen te exploiteren, te bewerken en te verhandelen, wat inhoudt dat alle mijn- en bosbouwcontracten moeten worden herzien en opgezegd, overeenkomstig artikel 56 van de Congolese grondwet, om ervoor te zorgen dat deze rijkdommen ten goede komen aan zo veel mogelijk mensen en niet slechts aan een minderheid;

10.  herhaalt dat het recht van de DRC op voedselsoevereiniteit moet worden gewaarborgd, wat inhoudt dat de boeren het recht moeten hebben om voedsel te produceren voor hun volk en dat er een einde wordt gemaakt aan het landjepik en dat de landbouwers toegang krijgen tot grond, zaai- en pootgoed en water;

11.  vraagt de internationale gemeenschap en in het bijzonder de landen die de DRC kredieten hebben verstrekt (met name België) de obstakels voor de ontwikkeling van de DRC, en dus voor vrede, op te heffen door de hoofdsom van de schuld en de desbetreffende rentebetalingen kwijt te schelden en een daadwerkelijke internationale samenwerking te organiseren, die de fundamentele mensenrechten en de soevereiniteit van de Congolese staat eerbiedigt, ter vervanging van de vrijhandelsakkoorden en de structureleaanpassingsplannen; vraagt de autoriteiten van de DRC erop aan te dringen dat hun schulden aan audits worden onderworpen en dat alle illegale schulden die zij bij buitenlandse crediteuren hebben, worden geschrapt, teneinde van de hele schuld af te raken en tegemoet te kunnen komen aan de basisbehoeften van de bevolking van het land;

12.  vraagt de Unie en haar lidstaten de financiële en humanitaire hulp op te voeren, teneinde tegemoet te komen aan de urgente behoeften van de bevolkingsgroepen in kwestie; verzoekt de Unie en haar lidstaten hun hulp in de vorm van giften te verstrekken en niet in de vorm van leningen, teneinde de schuldenlast niet te verzwaren; betreurt het dat talrijke lidstaten van de Unie de doelstelling om 0,7 % van hun bruto nationaal inkomen (bni) aan ontwikkelingshulp te besteden, niet hebben verwezenlijkt en dat sommige het voor ontwikkelingshulp bestemde percentage hebben verlaagd; betreurt de dalende deelname van de lidstaten aan voedselhulpprogramma's; verzoekt met klem dat ontwikkelingshulp niet wordt geïnstrumentaliseerd voor het sluiten of bewaken van grenzen of voor het waarborgen van de terugname van migranten; vraagt dat de hulp van de Unie en haar lidstaten voor de DRC prioritair wordt ingezet voor het oplossen van de problemen in verband met de enorme ongelijkheid, de armoede, de chronische ondervoeding, de toegang tot gezondheidszorg en overheidsdiensten, met name op het gebied van geboorteregeling en reproductieve gezondheid, alsook de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling; vindt ook dat meer voedselhulp moet worden verleend en dat deze hulp in de eerste plaats moet worden gebruikt voor inkoop bij plaatselijke boeren;

13.  verklaart nogmaals dat de activiteiten van Europese bedrijven die in derde landen werkzaam zijn volledig in overeenstemming moeten zijn met de internationale mensenrechtennormen; roept de lidstaten er daarom toe op te controleren of bedrijven die onder hun nationale wetgeving vallen de mensenrechten en de sociale, gezondheids- en milieunormen waaraan zij zijn onderworpen niet veronachtzamen wanneer zij zich in een derde land vestigen of daar hun activiteiten ontplooien; verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen tegen Europese ondernemingen die deze normen niet naleven of die de slachtoffers van de mensenrechtenschendingen waarvoor zij direct of indirect verantwoordelijk zijn geen behoorlijke schadevergoeding bieden;

14.  dringt er met name ten aanzien van de DRC op aan dat er een onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld naar de eerbiediging van de sociale en milieunormen door Europese ondernemingen, in het bijzonder in de sector van de natuurlijke hulpbronnen, en heel in het bijzonder coltan, en naar de rol die deze ondernemingen kunnen spelen in de financiering van de gewapende groeperingen; dringt eveneens aan op een internationaal onderzoek naar het eventuele verband tussen structureleaanpassingsplannen, de financiële steun van de internationale financiële instellingen en de misdaden die in het land worden gepleegd;

15.  is tegen elke poging tot externalisering van het migratiebeleid van de Unie naar derde landen; veroordeelt het dat het proces van Rabat, waar de DRC partij bij is, geen luik bevat voor het aanpakken van de achterliggende oorzaken van migratie, maar zich uitsluitend richt op terugkeer- en overnamebeleid; is van mening dat dit beleid in strijd is met het recht van vrij verkeer, het asielrecht en, meer in het algemeen, met de rechten van migranten zoals die in de internationale verdragen zijn gedefinieerd;

Gabon

16.  is ernstig bezorgd over de postelectorale crisis in Gabon en de gevolgen die deze zou kunnen hebben voor het land en de betrokken regio en bevolkingen; laakt het feit dat Frankrijk, na de bekendmaking van de uitslag te hebben gevraagd, opnieuw de overwinning van Ali Bongo erkend heeft, de constateringen van Europese en internationale waarnemers ten spijt;

17.  veroordeelt de gewelddadigheden die na de verkiezingen hebben plaatsgevonden, en met name de schendingen van de mensenrechten, de willekeurige arrestaties en wederrechtelijke vrijheidsberoving, alsook de schendingen van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting;

18.  eist onmiddellijke stopzetting van elke daad van geweld, schending van de mensenrechten en politieke intimidatie ten aanzien van het maatschappelijk middenveld en politieke tegenstanders, en eist eerbiediging van het internationaal recht en de mensenrechten;

19.  verzoekt om een internationaal onderzoek, onder auspiciën van de VN, naar de verkiezingen en de gewelddadigheden daarna teneinde te bepalen hoe er een permanente politieke dialoog in gang kan worden gezet die het mogelijk maakt om uit de crisis te geraken met inachtneming van de democratische rechten van het Gabonese volk;

20.  verzoekt Gabon het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur te ratificeren, te deponeren en te eerbiedigen;

21.  veroordeelt opnieuw het spel dat Frankrijk als voormalige koloniale macht in Gabon speelt en de wijze waarop het dat land in zijn greep houdt; verzet zich tegen elke voortzetting van het "Frans-Afrikabeleid" in het land; eist onmiddellijke terugtrekking van de Franse troepen uit het land;

22.  is van mening dat de problemen in Gabon uitsluitend kunnen worden opgelost door te waarborgen dat alle burgers dezelfde rechten genieten, door het hoofd te bieden aan de problemen in verband met de controle over vruchtbare landbouwgrond, werkloosheid en armoede, door de strijd aan te gaan met corruptie, armoede, ongelijkheden en discriminatie, en door sociale, politieke en economische hervormingen te bevorderen, teneinde een vrije, democratische en stabiele staat te creëren; geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de situatie in de scholen;

23.  is van oordeel dat het feit dat de bevolking geen toegang heeft tot de natuurlijke rijkdommen van het land, de toenemende werkloosheid, de achteruitgang van de maatschappelijke situatie en de verpaupering belemmeringen vormen voor de stabiliteit en in de komende tijd absolute prioriteit moeten krijgen;

24.  veroordeelt de economische, sociale en politieke inmenging van derde landen via de structureleaanpassingsplannen van de Wereldbank en het IMF, alsook de "economische partnerschapsovereenkomsten" genoemde vrijhandelsakkoorden die door de Unie zijn gesloten; benadrukt dat dit beleid ertoe geleid heeft dat anderen zich meester hebben gemaakt van land en van de rijkdommen, met name de olie, en dat er economische, sociale, politieke en humanitaire crises zijn ontstaan die de bevolking tot ballingschap aanzetten;

25.  vraagt de Europese Unie en de lidstaten om zich bij alle maatregelen die zij ten aanzien van Gabon nemen daadwerkelijk te houden aan het beginsel van beleidssamenhang in de ontwikkelingssamenwerking, om te zorgen dat hun maatregelen op elkaar afgestemd blijven en de verwezenlijking van de doelstellingen inzake armoedeterugdringing en duurzame ontwikkeling niet doorkruisen; veroordeelt alle praktijken die inhouden dat ontwikkelingshulp afhankelijk wordt gesteld van externalisering van grenzen en van beheer van het migratiebeleid van de Unie;

26.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de regeringen van de landen uit het gebied van de Grote Meren, de president, de premier en het parlement van de Democratische Republiek Congo, de regering van Gabon, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Mensenrechtenraad en de paritaire parlementaire vergadering ACS-EU.