Ontwerpresolutie - B8-0242/2017Ontwerpresolutie
B8-0242/2017

ONTWERPRESOLUTIE over onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken

31.3.2017 - (2017/2593(RSP))

naar aanleiding van het debat over onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Syed Kamall namens de ECR-Fractie

Procedure : 2017/2593(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0242/2017
Ingediende teksten :
B8-0242/2017
Aangenomen teksten :

B8-0242/2017

Resolutie van het Europees Parlement over onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken

(2017/2593(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien de kennisgeving van de premier van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van 29 maart 2017 overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU,

–  gezien het witboek van het Verenigd Koninkrijk d.d. 2 februari 2017, getiteld "The United Kingdom's exit from and new partnership with the European Union",

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

Beginselen voor de onderhandelingen

1.  is van oordeel dat de onderhandelingen met name gericht moeten zijn op de totstandbrenging van een duurzaam, hecht en bijzonder partnerschap tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, dat tegemoetkomt aan de diverse behoeften en wensen van alle partijen;

2.  benadrukt dat de partijen die nu gaan onderhandelen kunnen bogen op een langdurige vriendschap en bondgenoten zijn die samen veel bereikt hebben; is ingenomen met de bijzonder constructieve en positieve houding waarvan de Britse regering getuigt in haar brief d.d. 29 maart 2017, waarin zij kennisgeeft van haar voornemen om zich uit de Europese Unie terug te trekken; is ingenomen met de reactie van de voorzitter van de Europese Raad; hoopt dat alle partijen in staat zijn om de onderhandelingen op deze toon voort te zetten en dat het terugtrekkingsakkoord dan ook op een kalme, constructieve en positieve wijze tot stand kan worden gebracht, hetgeen in het belang van alle partijen is;

3.  verklaart ernaar te zullen streven in dit proces een ondersteunende rol te spelen en zich soepel op te stellen en geen onredelijke eisen te stellen, om de eensgezindheid binnen de EU-27 en de positie van de Commissie als onderhandelaarster niet in gevaar te brengen;

4.  merkt op dat volgens artikel 50 een akkoord met een lidstaat over de voorwaarden voor de terugtrekking "rekening [moet houden] met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie", en dat het dus noodzakelijk is dat dit kader voor een nieuw partnerschap reeds in een vroeg stadium van de onderhandelingen wordt vastgesteld; pleit ervoor dat gelijktijdig wordt onderhandeld over de voorwaarden voor de terugtrekking en het kader van het toekomstige partnerschap;

Kwesties waarover onderhandeld moet worden

5.  is het eens met de opmerkingen van de regering van het Verenigd Koninkrijk en regeringen van andere lidstaten dat het bereiken van overeenstemming over de status van EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en burgers van het VK in de Europese Unie hoge prioriteit moet krijgen; is groot voorstander van een eerlijk, gelijk en op wederkerigheid gebaseerd akkoord, en dringt erop aan dat een dergelijk akkoord in een vroeg stadium van de onderhandelingen wordt gesloten;

6.  is van oordeel dat de onderhandelingen van meet af aan gericht moeten zijn op het realiseren van duurzame en hechte economische betrekkingen, die op pragmatische wijze kunnen bijdragen aan de welvaart in alle 28 landen; pleit voor een daadkrachtig en ambitieus vrijhandels- en investeringsakkoord, met bepalingen inzake verregaande toegang tot elkaars goederen- en dienstenmarkten, waarbij rekening wordt gehouden met het volume van de handel en de vrijhandels- en investeringsakkoorden tussen de Europese Unie en derde landen; pleit voor een innovatieve aanpak om ervoor te zorgen dat de fiscale belemmeringen voor het handelsverkeer in de toekomst zo gering mogelijk zijn; benadrukt dat er in het Verenigd Koninkrijk, anders dan in andere landen waarmee de Europese Unie onderhandelingen heeft gevoerd, sprake is van een juridische en statutaire gelijkwaardigheid met de EU en van gelijkwaardige regelgevingsnormen;

7.  gelooft dat de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk het erover eens zullen worden dat er gebieden zijn waarop het voortzetten van nauwe samenwerking voor beide partijen voordelig is, bijvoorbeeld als het gaat om activiteiten op het gebied van onderwijs en onderzoek;

8.  wijst erop dat het in deze tijden van verhoogde en aanhoudende terroristische en hybride dreiging van groot belang is dat het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie op het gebied van veiligheid blijven samenwerken;

9.  wijst op de bijdrage die de Europese Unie heeft geleverd aan het vredesproces in Noord-Ierland, met name via de PEACE-programma's en de taskforce voor Noord-Ierland; benadrukt dat de grens tussen Ierland en Noord-Ierland zoveel mogelijk een zachte grens moet blijven; wijst erop dat Ierland en het Verenigd Koninkrijk sinds 1952 deel uitmaken van de "common travel area" (een gemeenschappelijk reisgebied), waarbinnen de interne controles tot een minimum beperkt blijven; merkt op dat in de Overeenkomst van Belfast het "beginsel van instemming" is neergelegd, dat inhoudt dat Noord-Ierland een integraal onderdeel vormt van het Verenigd Koninkrijk zolang de meerderheid van de bevolking dat wenst;

10.  merkt op dat in het terugtrekkingsakkoord ook aandacht moet worden besteed aan de behoeften van de bevolking van Gibraltar, rekening houdend met de status die dat grondgebied al geruime tijd heeft;

11.  is van oordeel dat er een eerlijke financiële regeling moet worden getroffen, op basis van objectieve criteria, waarbij gekeken wordt naar zowel activa als passiva;

12.  is ingenomen met het werk dat de commissies van het Europees Parlement hebben verzet om de belangrijkste onderwerpen die aan bod moeten komen in kaart te brengen; betreurt dat de resultaten hiervan nog niet formeel aan de Commissie zijn voorgelegd, maar dringt erop aan dat er bij de onderhandelingen toch rekening mee wordt gehouden; wenst dat het Parlement tijdens de onderhandelingen naar behoren en op gezette tijden wordt geïnformeerd, dat rekening wordt gehouden met de standpunten van alle fracties en dat de inbreng van het Parlement aan het onderhandelingsproces te goeder trouw tot stand wordt gebracht en dat daarbij volledige transparantie wordt gewaarborgd;

13.  is voorstander van een geschillenbeslechtingssysteem dat aansluit bij de juridische en constitutionele bepalingen van zowel de Europese Unie als het Verenigd Koninkrijk;

De dringende noodzaak om de Europese Unie te hervormen

14.  benadrukt dat het aanstaande vertrek van een lidstaat aanleiding moet zijn voor de Europese Unie om diep na te denken over haar toekomst; is van oordeel dat de Europese Unie tijdens de eerste veertig jaar van haar bestaan veel goeds heeft bereikt en om die reden ook nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa heeft mogen verwelkomen, hetgeen één van haar grootste successen is geweest; betreurt dat de Europese Unie desondanks de laatste twintig jaar aanzienlijke beleidsmatige fouten heeft gemaakt, zoals:

–  de fouten die zijn gemaakt bij de invoering en de governance van de euro,

–  het onvermogen om op doeltreffende wijze te reageren op de migratiecrisis,

–  een stagnerende Europese economie, die onvoldoende nieuwe banen heeft opgeleverd en niet in staat is gebleken om economische groei te realiseren en de concurrentiecrisis het hoofd te bieden,

–  te veel macht bij de instellingen, waardoor Europa zich van de burgers vervreemdt en de burgers in de lidstaten zich machteloos voelen;

15.  merkt op dat de Europese volkeren willen dat hun lidstaten vrij en als soevereine staten kunnen samenwerken, via gedeelde instellingen die zich bezighouden met een gering aantal specifieke taken dat aan hen is toebedeeld; is van oordeel dat de referenda en verkiezingen die de laatste jaren overal in Europa zijn gehouden, hebben aangetoond dat de volkeren van Europa geen voorstander zijn van het overgecentraliseerde model van een Europese federale staat, die streeft naar een "steeds hechter verbond";

16.  dringt aan op hervorming van de Europese Unie tot een gemeenschap van naties, waarbinnen wordt samengewerkt via confederale instellingen, op basis van de volgende beginselen:

–  de Europese Unie moet haar lidstaten eerbiedigen,

–  de Europese Unie moet zich richten op gebieden waar zij een meerwaarde kan hebben,

–  de Europese Unie moet flexibeler zijn,

–  de Europese Unie moet meer democratische verantwoording afleggen,

–  de Europese Unie moet kosteneffectief zijn,

–  de Europese Unie moet naar buiten gericht zijn;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Europese Raad en de regeringen en parlementen van de lidstaten.