Ontwerpresolutie - B8-0334/2017Ontwerpresolutie
B8-0334/2017

ONTWERPRESOLUTIE over het vluchtelingenkamp Dadaab

15.5.2017 - (2017/2687(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Mariya Gabriel, Frank Engel, Bogdan Brunon Wenta, Cristian Dan Preda, Michael Gahler, Pavel Svoboda, Paul Rübig, Krzysztof Hetman, Adam Szejnfeld, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, György Hölvényi, Maurice Ponga, Željana Zovko namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0300/2017

Procedure : 2017/2687(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0334/2017
Ingediende teksten :
B8-0334/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0334/2017

Resolutie van het Europees Parlement over het vluchtelingenkamp Dadaab

(2017/2687(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Verklaring van Nairobi van de intergouvernementele autoriteit voor de ontwikkeling van Oost-Afrika (IGAD) van 25 maart 2017 over duurzame oplossingen voor Somalische vluchtelingen en de herintegratie van personen die terugkeren naar Somalië,

–  gezien de Verklaring van New York van de VN voor vluchtelingen en migranten, die op 19 september 2016 werd aangenomen,

–  gezien het gezamenlijk communiqué van de ministeriële driepartijencommissie voor de vrijwillige repatriëring van Somalische vluchtelingen uit Kenia van 25 juni 2016,

–  gezien het resultaat van de EU-top van Valletta over migratie van 11 en 12 november 2015,

–  gezien de verklaring van de ministeriële conferentie van het proces van Khartoem (het initiatief betreffende de migratieroute van de Hoorn van Afrika naar de EU), die op 28 november 2014 in Rome werd gegeven,

–  gezien de driepartijenovereenkomst over vrijwillige repatriëringen, die op 10 november 2013 door de regeringen van Somalië en Kenia en de UNHCR werd ondertekend,

–  gezien het besluit van het hooggerechtshof van Kenia van 9 februari 2017 tegen de sluiting van het vluchtelingenkamp Dadaab,

–  gezien het besluit van de Keniaanse regering om beroep aan te tekenen tegen het besluit van het hooggerechtshof van 9 februari 2017,

–  gezien het EU-noodtrustfonds voor Afrika,

–  gezien het mondiaal pact van de VN inzake gedeelde verantwoordelijkheid voor vluchtelingen,

–  gezien het 11e nationaal indicatief programma van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor Somalië en het regionaal indicatief programma voor Oost-Afrika,

–  gezien de humanitaire hulp van de EU om te kunnen reageren op de vluchtelingenkwestie in Kenia,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Hoorn van Afrika, waar bijna 250 miljoen mensen wonen en de bevolking bovendien snel groeit, het grootste aantal intern ontheemde personen en vluchtelingen van Afrika herbergt, wat tevens een van de hoogste aantallen ter wereld is; overwegende dat de regio gebukt gaat onder problemen in verband met irreguliere migratie, gedwongen en interne ontheemding, mensenhandel en ‑smokkel, terrorisme en gewelddadige conflicten;

B.  overwegende dat de uitdagingen talrijke oorzaken hebben die variëren naargelang van de lokale context, maar alle hun oorsprong vinden in slecht bestuur, een gebrek aan sociaal-economische mogelijkheden, diepe armoede, instabiliteit en klimaatverandering;

C.  overwegende dat het vluchtelingencomplex Dadaab in 1991 is opgetrokken als tijdelijke opvanglocatie voor personen die een onderkomen zoeken omdat zij op de vlucht zijn voor vervolging, geweld en instabiliteit in de Oost-Afrikaanse regio, met name de personen die op de vlucht zijn voor de burgeroorlog in Somalië; overwegende dat het complex momenteel vijf subkampen omvat waar verschillende bevolkingsgroepen wonen en waarvan de kampen Hagadera, Dagahaley en Ifo het oudst en meest dichtbevolkt zijn, en dat het complex in totaal een oppervlakte van 50 km2 beslaat;

D.  overwegende dat in Dadaab, dat bedoeld was voor de opvang van ongeveer 90 000 personen, volgens ramingen van de VN momenteel 260 000 personen verblijven, waarvan 95 % afkomstig is uit Somalië en 60 % jonger is dan 18 jaar;

E.  overwegende dat in mei 2016 het Keniaanse departement voor vluchtelingenzaken, dat belast was met de registratie van vluchtelingen, werd opgeheven, als gevolg waarvan tienduizenden personen niet geregistreerd zijn en het werkelijke aantal vluchtelingen dus nog veel hoger kan liggen;

F.  overwegende dat Somalië al meer dan twee decennia gekenmerkt wordt door ernstige instabiliteit en een gebrek aan overheidsstructuren, en dat de gevolgen daarvan nog verergeren door steeds opnieuw optredende natuurrampen die te wijten zijn aan de klimaatverandering; overwegende dat deze problemen de weerbaarheid en het vermogen van de kwetsbaarste gemeenschappen van Somalië om problemen de baas te kunnen, aantasten en een belangrijke oorzaak zijn van de binnenlandse ontheemding in Somalië en de vluchtelingenstromen naar de buurlanden;

G.  overwegende dat de vluchtelingencrisis in Somalië al drie decennia voortduurt en daarmee een van de langst voortslepende crises in de wereld is, en dat nu al de derde generatie vluchtelingen geboren wordt in ballingschap; overwegende dat bijna één miljoen Somaliërs als ontheemden in de regio leven, en dat er in Somalië zelf ook nog eens 1,1 miljoen ontheemde personen zijn;

H.  overwegende dat Somalië in de top vijf staat van de wereldranglijst van landen waar de afgelopen 15 jaar de meeste vluchtelingen vandaan zijn gekomen, en dat het aantal geregistreerde vluchtelingen momenteel op 1,1 miljoen ligt, van wie 80 % wordt opgevangen in de Hoorn van Afrika en Jemen; overwegende dat Kenia momenteel ongeveer 500 000 vluchtelingen opvangt, en dat dit aantal blijft stijgen vanwege de toenemende onzekerheid in de regio, met name in Zuid-Sudan;

I.  overwegende dat heel Oost-Afrika wordt geteisterd door enorme droogte en dat er hongersnood heerst in delen van Zuid-Sudan, waarvan maar liefst één miljoen mensen het slachtoffer dreigen te worden; overwegende dat er een pre-hongersnoodalarm is afgekondigd voor Somalië, dat getroffen wordt door de derde hongersnood in 25 jaar, en dat de overheid aangeeft dat 6,2 miljoen personen dringend voedselhulp nodig hebben; overwegende dat de Keniaanse president, Uhuru Kenyatta, de droogte in zijn land tot nationale ramp heeft uitgeroepen, aangezien 2,7 miljoen personen ernstig honger lijden; overwegende dat de situatie in Ethiopië, Kenia, Somalië en Jemen naar verwachting nog zal verergeren, met mogelijk wijdverspreide honger als gevolg;

J.  overwegende dat de Keniaanse regering op 6 mei 2016 haar besluit bekend heeft gemaakt Dadaab “zo snel mogelijk” te willen sluiten met het oog op de veiligheid en om een einde te maken aan de zich voortslepende vluchtelingensituatie in de regio; overwegende dat de Keniaanse regering op 30 november 2016 echter heeft aangekondigd de sluiting van Dadaab op verzoek van de internationale gemeenschap met zes maanden, dus tot mei 2017, om humanitaire redenen uit te stellen;

K.  overwegende dat de internationale gemeenschap, waaronder de EU, heeft verklaard begrip te hebben voor de zorgen van de Keniaanse regering en de redenen om het kamp te sluiten, maar ook heeft benadrukt dat de terugkeer van vluchtelingen naar Somalië moet worden uitgevoerd in overeenstemming met internationale normen, d.w.z. op vrijwillige, weloverwogen, objectieve en neutrale basis, en op een veilige, waardige en duurzame manier, en dat terugkeerders zich bewust moeten zijn van wat hun te wachten staat als ze niet willen meewerken;

L.  overwegende dat het Keniaanse hooggerechtshof op 9 februari 2017 naar aanleiding van een verzoekschrift van twee Keniaanse mensenrechtenorganisaties – de Keniaanse Nationale Commissie voor de mensenrechten en Kituo Cha Sheria – echter heeft verklaard dat het bevel van de Keniaanse regering om het vluchtelingenkamp Dadaab te sluiten discriminerend is en neerkomt op een collectieve straf, en daarnaast buitensporig, arbitrair en onevenredig is;

M.  overwegende dat het debat over de sluiting van Dadaab de aandacht heeft gevestigd op de trage tenuitvoerlegging van de driepartijenovereenkomst die de UNHCR en de regeringen van Kenia en Somalië in 2013 hebben ondertekend en die erop gericht was de vrijwillige terugkeer van Somaliërs naar stabiele gebieden in Somalië uit te voeren, een kwestie waarop de Keniaanse regering en andere belanghebbenden openlijk kritiek hebben uitgeoefend;

N.  overwegende dat sinds de UNHCR is gestart met het ondersteunen van de vrijwillige terugkeer van Somalische vluchtelingen in 2014, ongeveer 55 652 personen zijn teruggekeerd, maar dat de verwezenlijking van het doel om het percentage voorgoed teruggekeerde personen te verhogen, zal afhangen van de situatie in Somalië;

O.  overwegende dat de Somalische autoriteiten in Jubaland eind augustus 2016 de repatriëringen naar de regionale hoofdstad, Kismaayo, hebben stopgezet vanwege de grote toestroom van vluchtelingen; overwegende dat volgens de UNHCR bijna 70 % van de terugkeerders kinderen zijn;

P.  overwegende dat de sluiting van Dadaab repercussies zal hebben in andere buurlanden, bijvoorbeeld Ethiopië, dat momenteel ongeveer 245 000 Somalische vluchtelingen opvangt, met als mogelijk gevolg een nieuwe toestroom; overwegende dat deze situatie laat zien dat problemen in verband met vluchtelingen, grensbeheer en stabiliteit met elkaar verweven zijn, en benadrukt dat nauwere regionale samenwerking nodig is om deze kwesties aan te pakken;

Q.  overwegende dat de gastgemeenschap in de wijdere omtrek van Dadaab veel menselijkheid, vrijgevigheid en verdraagzaamheid aan de dag heeft gelegd gezien de aanwezigheid van het kamp, maar zich wel geconfronteerd ziet met enorme uitdagingen op het gebied van economie, ontwikkeling en milieu;

R.  overwegende dat de EU via het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) 286 miljoen EUR heeft toegewezen voor de periode 2014-2020, waarbij zij zich concentreert op de tenuitvoerlegging van het pact en dan met name op staats- en vredesopbouw, voedselzekerheid, weerbaarheid en onderwijs; overwegende dat op 12 november 2015 tijdens de top van Valletta het noodtrustfonds van de EU (EUTF) voor Afrika werd ingesteld, met als doel de onderliggende oorzaken voor destabilisatie, gedwongen ontheemding en irreguliere migratie aan te pakken door goed bestuur, weerbaarheid, economische mogelijkheden, veiligheid en ontwikkeling te bevorderen;

S.  overwegende dat de EU zich tevens inzet om de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (Amisom) te ondersteunen via de Vredesfaciliteit voor Afrika, via de verstrekking van aanzienlijke middelen om veiligheid te bieden en de dreiging die uitgaat van al-Shabaab en andere gewapende oppositiegroepen te verminderen;

T.  overwegende dat na het uitvoeringsdecreet van de Amerikaanse president Trump van 27 januari 2017 ongeveer 3 000 vluchtelingen die in 2017 vanuit Kenia – overwegend uit Dadaab – hervestigd hadden moeten worden in de VS en van wie de meerderheid al grondig gescreend was door functionarissen van de VS en de VN en soms wel tien jaar hadden gewacht op de goedkeuring van hun hervestiging, nu een onzekere toekomst tegemoet gaan;

U.  overwegende dat in het mondiaal actieplan van Nairobi, dat op 25 maart 2017 werd aangenomen tijdens de top van de IGAD, werd benadrukt dat droogte en gewapende conflicten de voornaamste redenen waren van de ontheemding in de regio;

1.  onderkent de prijswaardige inspanningen die Kenia en de lokale regio Dadaab hebben geleverd om een ongekend aantal vluchtelingen voor zo’n lange periode op te vangen;

2.  benadrukt echter dat de huidige situatie in de regio onhoudbaar is geworden, en dringt aan op een efficiënte en gecoördineerde respons van regeringen in de buurlanden, regionale gouvernementele organisaties, zoals de Afrikaanse Unie en de internationale gemeenschap in bredere zin, waaronder de EU, om te zorgen voor een duurzaam en veilig terugkeerprogramma, naast inspanningen om de veiligheid te verbeteren en sociaal-economische ontwikkeling op lange termijn tot stand te brengen in de regio;

3.  wijst erop dat als de instabiliteit blijft bestaan in de wijdere omtrek, vluchtelingen niet meer naar huis terug zullen kunnen keren; verzoekt de EU dan ook meer haar best te doen om een bemiddelende rol op zich te nemen in de regio en zodoende de onderliggende economische, politieke, milieu- en veiligheidsproblemen op te lossen die de oorzaak zijn van de diepe armoede, criminele activiteiten, radicalisering en terrorisme die uiteindelijk hebben geleid tot de huidige vluchtelingensituatie;

4.  hamert erop dat een regionaal antwoord essentieel is om blijvende bescherming te bieden aan 260 000 Somalische vluchtelingen; wijst erop dat de duurzame herintegratie van terugkeerders een holistische, vanuit de gemeenschap geleide aanpak vergt om de opnamecapaciteit te verbeteren en diensten beter toegankelijk te maken voor terugkeerders, binnenlandse ontheemden en lokale gemeenschappen in Somalië;

5.  is ingenomen met de goedkeuring van het mondiale en regionale actieplan van Nairobi dat voorziet in een geleidelijke sluiting van de kampen zodat vluchtelingen toegang kunnen krijgen tot werkgelegenheid en diensten in hun gastland en zich vrij kunnen verplaatsen;

6.  wijst erop dat vrijwillige terugkeer niet de enige optie is; pleit voor een betere verdeling van de verantwoordelijkheden op het vlak van terugkerende vluchtelingen en het opzetten van aanvullende methoden voor vluchtelingen om derde landen binnen te komen;

7.  betuigt nogmaals zijn steun aan de doelen van het EUTF voor Afrika, namelijk het aanpakken van de onderliggende oorzaken van irreguliere migratie en ontheemden in Oost-Afrika; eist dat de lidstaten zich houden aan hun toegezegde bijdragen aan het fonds; verzoekt de Commissie echter de actoren in de regio, zoals de lokale bevolking, de regionale regering en ngo’s, vaker te raadplegen om zich te concentreren op lokaal in kaart gebrachte problemen en behoeften en zodoende de terugkeer van vluchtelingen naar hun eigen land mogelijk te maken; onderstreept dat Dadaab ongeveer 10 000 banen heeft gegenereerd, voornamelijk op het vlak van humanitaire activiteiten;

8.  onderstreept het belang van een mens- en gemeenschapsgerichte aanpak bij de inzet van middelen uit het EUTF voor het organiseren van de terugkeer uit Dadaab en het nemen van maatregelen om de ontwikkeling en de weerbaarheid van de regio te stimuleren; is van mening dat het EUTF niet alleen gericht moet zijn op de economische, menselijke en sociale ontwikkeling, maar ook op projecten aan de basis die specifiek bedoeld zijn om de kwaliteit en beschikbaarheid van basisdiensten en ‑opleidingen voor de ontwikkeling van lokale vaardigheden te verbeteren;

9.  wijst erop dat vrouwen en kinderen meer dan 60 % van de totale bevolking van het vluchtelingenkamp vormen en worden beschouwd als de meest kwetsbare en gemarginaliseerde groep binnen het kamp; verzoekt de Keniaanse regering, de regionale instellingen, de internationale hulporganisaties en de internationale gemeenschap, waaronder de EU, een speciale benadering van steunmaatregelen te hanteren waarmee de factoren worden aangepakt die invloed hebben op de kwetsbaarheid van vrouwen en kinderen in het kamp, zoals vervolging op basis van geslacht, geweld tegen vrouwen, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting, diepe armoede en uitsluiting;

10.  is ingenomen met de succesvolle organisatie van de presidentsverkiezingen van 2017; onderstreept echter dat de veiligheid en de sociaal-economische omstandigheden in veel gebieden in Somalië nog steeds niet bevorderlijk zijn voor een grootschalige terugkeer, en verzoekt de EU en haar lidstaten dan ook samen te werken met de Somalische autoriteiten om de stabiliteit in het land te herstellen;

11.  verzoekt de EU en internationale partners hun inspanningen op te voeren om voedselzekerheid te garanderen in Somalië en de dreigende hongersnood af te wenden;

12.  verzoekt de EU erop toe te zien dat er met herplaatsingsprogramma’s in de regio met name voor wordt gezorgd dat kwetsbare groepen mensen op een verantwoordelijke manier worden herplaatst naar veilige regio’s, om te voorkomen dat er jacht op ze wordt gemaakt door radicale en terroristische groeperingen zoals al-Shabaab;

13.  onderstreept dat de grenzen tussen Somalië en zijn buurlanden beter moeten worden bewaakt, aangezien die worden gezien als het speelveld voor netwerken die zich bezighouden met de handel en smokkel in mensen, wapens, drugs en andere illegale goederen, waarmee dus criminele en terroristische activiteiten gefinancierd worden; verwacht dat de opleidingsmissie van de EU in Somalië nauw samenwerkt met Amisom en de Somalische autoriteiten door optimale werkmethoden op het vlak van grensbeheer uit te wisselen en zo handelaars en smokkelaars aan te kunnen houden;

14.  dringt er bij de Afrikaanse Unie en de subregionale Afrikaanse organisaties op aan serieus aandacht te besteden aan de regionale dimensie en verdere destabilisering van de regio te voorkomen, met name door de politieke dialoog aan te blijven gaan met de landen in de regio; verzoekt de Europese Unie daarbij op het hoogste niveau samen te werken met haar regionale Afrikaanse partners;

15.  herinnert eraan dat veiligheid en stabilisatie grote uitdagingen blijven in de regio, en dringt erop aan dat de Afrikaanse Unie de situatie nauwlettend in de gaten houdt en de politieke dialoog blijft aangaan met de Keniaanse overheidsinstanties;

16.  maakt zich zorgen over de impact op de situatie in de regio van het besluit van de regering van de Verenigde Staten om de bijdrage aan de VN-agentschappen met 640 miljoen dollar te verlagen; houdt vol dat de vrijwillige bijdragen van de EU aan de fondsen en agentschappen van de VN, die de helft van hun totale begroting vormen, cruciaal zijn om de vrede en veiligheid op de wereld te bewaren;

17.  benadrukt dat een verlaging van de begroting van VN-agentschappen als UNHCR, die bescherming, onderdak en humanitaire hulp verlenen in moeilijke en complexe omstandigheden, de veiligheidsproblemen die worden veroorzaakt door chronische overbevolking, het risico op ziekten, seizoensgebonden overstromingen en dreigende hongersnood alleen maar in de hand zou werken;

18.  onderstreept dat de EU zich via haar externe optreden en veiligheidsstrategie inzet voor humanitaire hulp, economische ontwikkeling, sterke overheidsinstellingen, goede gezondheidszorg, onderwijs en democratie in de regio;

19.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.