Ontwerpresolutie - B8-0341/2017Ontwerpresolutie
B8-0341/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de EU-strategie voor Syrië

15.5.2017 - (2017/2654(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Barbara Lochbihler, Bodil Valero, Ernest Urtasun, Florent Marcellesi, Jordi Solé, Tamás Meszerics, Claude Turmes namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0331/2017

Procedure : 2017/2654(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0341/2017
Ingediende teksten :
B8-0341/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0341/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor Syrië

(2017/2654(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Syrië,

–  gezien de VN-mensenrechtenverdragen waarbij Syrië partij is,

–  gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,

–  gezien de verklaring van Genève van 2012,

–  gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Syrië,

–  gezien de conclusies van de Raad over Syrië, waaronder die van 3 april 2017 houdende de vaststelling van de EU-strategie voor Syrië, inclusief de gezamenlijke mededeling van 14 maart 2017 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de Commissie over elementen voor een EU-strategie voor Syrië,

–  gezien de verklaringen over Syrië van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

–  gezien de verklaring van de co-voorzitters van de conferentie van Brussel "Ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio" van 4 en 5 april 2017,

–  gezien de rapporten over Syrië van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie, zoals opgericht door de Mensenrechtenraad van de VN (UNHCR), en de UNHCR-resoluties over de Arabische Republiek Syrië,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de oorlog in Syrië is uitgegroeid tot een van de ergste wereldwijde humanitaire crises sinds de tweede wereldoorlog en dat de rampzalige gevolgen ervan voor de Syrische bevolking blijven voortduren; overwegende dat dit conflict, dat door externe actoren wordt aangewakkerd en versterkt, een steeds grotere destabiliserende invloed in de bredere regio heeft;

B.  overwegende dat meer dan 220 000 mensen, voornamelijk burgers, om het leven zijn gekomen sinds het begin van het conflict in Syrië in 2011; overwegende dat in Syrië 13,5 miljoen mensen, dat wil zeggen bijna drie kwart van de resterende bevolking, waaronder meer dan 6 miljoen verdrevenen en meer dan 5 miljoen mensen in belegerde en moeilijk te bereiken gebieden, dringend behoefte hebben aan humanitaire hulp; overwegende dat meer dan 5 miljoen Syriërs naar het buitenland zijn gevlucht;

C.  overwegende dat de strijdende partijen krachtens het internationaal recht de nodige maatregelen moeten nemen om burgers en civiele infrastructuur te beschermen; overwegende dat alle partijen, en met name het Syrische regime en zijn geallieerden, zich schuldig hebben gemaakt aan massale en herhaaldelijke schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht; overwegende dat de onderzoekscommissie van de VN, de secretaris-generaal van de VN en de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten hebben verklaard dat er in Syrië misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven zijn gepleegd;

D.  overwegende dat tijdens het Syrische conflict onder meer de volgende schendingen zijn begaan: wederrechtelijk doden, foltering en mishandeling, gedwongen verdwijningen, massale en willekeurige arrestaties, gerichte én willekeurige aanvallen op burgers, collectieve straffen, aanvallen op medisch personeel en het ontzeggen van voedsel en water; overwegende dat het regime-Assad naar verluidt verantwoordelijk is voor executies door ophanging, foltering en wederrechtelijk doden op massale schaal in zijn gevangenissen; overwegende dat deze misdrijven tot nog toe onbestraft zijn gebleven; overwegende dat oorlogstactieken als uithongering van burgers door middel van de belegering van bewoonde gebieden door het regime-Assad en bewapende oppositiegroepen een duidelijke schending vormen van het internationaal humanitair recht;

E.  overwegende dat het gevaar van escalatie naar de rest van het gebied onverminderd groot is als gevolg van de voortdurende inmenging van een aantal regionale actoren, waaronder Turkije, dat recentelijk een aantal nieuwe luchtaanvallen op Koerdische strijders heeft uitgevoerd;

F.  overwegende dat het leger van Assad naar verluidt chemische wapens heeft gebruikt om burgers te treffen en te doden; overwegende dat de recentste op burgers gerichte chemische massa-aanval op 4 april 2017 heeft plaatsgevonden in Khan Sheikhoun in de provincie Idlib, waarbij ten minste zeventig burgers om het leven kwamen, onder hen veel kinderen, en honderden mensen gewond raakten; overwegend dat Rusland op 12 april 2017 zijn veto heeft uitgesproken over een resolutie van de VN-Veiligheidsraad waarmee het vermeende gebruik van verboden chemische wapens in Syrië zou zijn veroordeeld en waarin de Syrische regering zou zijn verzocht medewerking te verlenen aan een onderzoek naar het incident;

G.  overwegende dat rechtvaardigheid, de rechtsstaat en de bestrijding van straffeloosheid essentiële elementen zijn ter ondersteuning van inspanningen met het oog op vrede en conflictoplossing;

H.  overwegende dat Rusland, Turkije en Iran op 4 mei 2017 in Astana (Kazachstan) een akkoord hebben ondertekend over de totstandbrenging van vier de-escalatiezones; overwegende dat de drie partijen bij dit akkoord als garant fungeren voor het verlengbare staakt-het-vuren van zes maanden, waaronder middels gewapende waarnemers ter plekke; overwegende dat dit akkoord oproept tot beëindiging van alle vliegbewegingen door het regime-Assad boven de zones in kwestie, en tot onbelemmerde toegang voor humanitaire organisaties tot de delen van het land die in handen zijn van de rebellen; overwegende dat een nieuwe ronde van gesprekken onder leiding van de VN deze week in Genève van start gaat, en een volgende ronde van door Rusland geleide gesprekken voor medio juli in Kazachstan gepland staat;

I.  overwegende dat de Raad op 3 april 2017 een EU-strategie voor Syrië heeft aangenomen, die ook de gezamenlijke mededeling omvat van de VV/HV en de Commissie over elementen voor een EU-strategie voor Syrië, alsook de daaraan gerelateerde conclusie van de Raad; overwegende dat in deze strategie zes prioriteiten worden geïdentificeerd, te weten: beëindigen van de oorlog door een echte politieke transitie, bevorderen van een betekenisvolle en alomvattende transitie, tegemoet komen aan de humanitaire behoeften van de meest kwetsbare Syriërs, bevorderen van democratie en mensenrechten, bevorderen dat de plegers van oorlogsmisdrijven ter verantwoording worden geroepen, en bijdragen tot de veerkracht van de Syrische bevolking en de Syrische samenleving;

J.  overwegende dat de EU op 5 april 2017 co-voorzitter was van een conferentie over steun voor de toekomst van Syrië en de regio, waaraan werd deelgenomen door de vertegenwoordigers van meer dan 70 landen en internationale organisaties, en het internationale en het Syrische maatschappelijk middenveld; overwegende dat deze conferentie tot afspraken is gekomen over een alomvattende benadering van de Syrische crisis;

K.  overwegende dat de EU de grootste donor van humanitaire hulp in Syrië en zijn buurlanden is, gezien het feit dat de Unie sinds het begin van de crisis meer dan 9 miljard EUR aan steun heeft toegezegd;

1.  betreurt het dat na zes jaar van vreselijk geweld en menselijk lijden nog altijd nauwelijks vooruitgang wordt geboekt in de richting van een politieke oplossing van het conflict in Syrië; herhaalt dat er geen permanente militaire oplossing van het conflict kan zijn en dringt aan op onmiddellijke beëindiging van de vijandelijkheden, beëindiging van alle belegeringen, volledige en onbelemmerde toegang tot het hele land voor humanitaire organisaties, en bescherming van humanitaire hulpverleners door alle partijen;

2.  stelt met opluchting vast dat de onderbreking van de vijandelijkheden die in december 2016 na bemiddeling door Rusland en Turkije was overeengekomen er inderdaad toe heeft geleid dat de gevechten in grote delen van het land meetbaar zijn afgenomen; is voorzichtig optimistisch over het recente akkoord van Astana over de inrichting van de-escalatiezones; vraagt de drie garanten van Astana erop toe te zien dat het staakt-het-vuren wordt gerespecteerd; dringt aan op een op hoofdstuk VII stoelend VN-mandaat voor de inzet van een zeer robuuste missie van "Blauwhelmen" van de VN voor monitoring in en in de buurt van de zogenaamde de-escalatiezones;

3.  spreekt de hoop uit dat de Russische diplomatieke initiatieven bijdragen aan de inspanningen van de internationale gemeenschap om tot een politieke oplossing te komen; bevestigt in dit verband dat het proces van Genève onder auspiciën van de VN onverminderd het belangrijkst is, en steunt de inspanningen van Staffan de Mistura, de speciale VN-afgezant, voor een daadwerkelijke politieke transitie, zoals bedoeld in resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, te bereiken middels onderhandelingen tussen de partijen en ondersteund door de belangrijkste internationale en regionale actoren; hamert erop dat het belangrijk is alle etnische en religieuze minderheden bij de gesprekken over de toekomst en de bestuursstructuur van Syrië te betrekken;

4.  veroordeelt eens te meer en in de meest krachtige bewoordingen de wreedheden en de grootschalige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de troepen van het regime-Assad, gesteund door zijn bondgenoten, alsook door niet-statelijke gewapende groeperingen, in het bijzonder ISIS/Da'esh en Jabhat Fateh al-Sham;

5.  veroordeelt de verschrikkelijke chemische aanval in Khan Sheikhun in het zuiden van Idlib op 4 april 2017, de recentste van een serie aanvallen met chemische wapens tijdens het conflict in Syrië; verwelkomt het onderzoek dat is ingesteld door de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) en wijst er met klem op dat de daders ter verantwoording moeten worden geroepen;

6.  juicht de vaststelling van de EU-strategie voor Syrië toe, die een solide en alomvattende basis vormt voor steviger actie van de EU in zowel het huidige conflict, als de periode daarna;

7.  beklemtoont dat de EU-strategie voor Syrië de EU er evenwel niet van moet weerhouden voor de korte en de middellange termijn een pragmatische en flexibele benadering te volgen, waarmee zij blijvend een diplomatieke rol kan vervullen en invloed kan uitoefenen op de uitkomst van de politieke onderhandelingen;

8.  steunt het dat de VV/HV de hand uitsteekt naar de regionale en plaatselijke actoren in het conflict en probeert punten van overeenstemming te vinden voor het starten van gesprekken over de toekomst van Syrië;

9.  juicht het toe dat in de EU-strategie voor Syrië bijzondere aandacht wordt toegekend aan vergroting van de veerkracht van de Syrische bevolking en de Syrische samenleving; vraagt de VV/HV en de lidstaten hun inspanningen gericht op het opbouwen van de capaciteiten van de bevolking en het maatschappelijk middenveld van Syrië te verdubbelen, onder andere met en door actoren die zich inzetten voor de mensenrechten, gelijkheid (met inbegrip van gelijkheid van vrouwen en mannen en de rechten van minderheden), democratie en zelfbeschikking, indien mogelijk in bevrijde gebieden in Syrië, alsook voor de Syrische vluchtelingen die in de regio of in Europa in ballingschap leven; benadrukt dat deze capaciteitsopbouw de Syriërs moet helpen om de transitie in goede banen te leiden (op gebieden zoals mediaregelgeving, decentralisatie, gemeentebesturen en de opstelling van een grondwet), rekening houdend met de behoeften en de rol van vrouwen;

10.  verwelkomt de conclusies van de conferentie van Brussel "Ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio" van 4 en 5 april 2017; beklemtoont dat de humanitaire behoeften nog vele jaren groot zullen zijn en vraagt de EU en haar lidstaten met klem toe te zeggen zich ook op de lange termijn aan de humanitaire en wederopbouwbehoeften van Syrië te committeren;

11.  juicht het toe dat de EU toezegt humanitaire hulp te zullen blijven geven aan de buurlanden van Syrië die onderdak bieden aan miljoenen vluchtelingen; vraagt de lidstaten daarnaast veel harder te werken aan een betere lastenverdeling, bijvoorbeeld door de mensen die de oorlogsgebieden in Syrië ontvluchten toe te staan middels hervestiging, toelating om humanitaire redenen, vereenvoudigde gezinshereniging of flexibelere visumregelingen bescherming te zoeken in andere dan de directe buurlanden van Syrië;

12.  juicht het toe dat de EU-strategie voor Syrië prioriteit toekent aan het ter verantwoording roepen van degenen die oorlogsmisdaden hebben gepleegd; is overigens van oordeel dat op dit gebied nog meer kan worden gedaan, waaronder in de vorm van de goedkeuring van een gemeenschappelijke EU-strategie inzake verantwoordingsplicht voor oorlogsmisdaden in Syrië, en vraagt de VV/HV ten aanzien hiervan een proactieve rol te vervullen;

13.  herhaalt zijn verzoek aan de EU en haar lidstaten om, in nauwe samenwerking met gelijkgestemde landen, te onderzoeken of er, in afwachting van een succesvolle verwijzing naar het Internationaal strafhof, een tribunaal voor oorlogsmisdaden in Syrië kan worden ingesteld; vraagt de lidstaten met klem alle noodzakelijke maatregelen te nemen om vermeende daders ter verantwoording te roepen, met name door het beginsel universele jurisdictie toe te passen en door onderzoeken en vervolging in te stellen tegen EU-onderdanen die verantwoordelijk zijn voor wreedheden in Syrië;

14.  vraagt de lidstaten en hun bondgenoten, in het bijzonder de VS, te zorgen voor transparantie, verantwoordingsplicht en volledige inachtneming van het internationaal humanitair recht en het recht inzake de mensenrechten bij hun deelname aan internationale inspanningen van de coalitie, alsmede bij hun militaire samenwerking met de partijen bij het conflict;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de speciale gezant van de VN en de Arabische Liga voor Syrië, de leden van de Internationale Steungroep voor Syrië en alle partijen die betrokken zijn bij het conflict in Syrië.