ONTWERPRESOLUTIE over de uitvoering van de LGBTI-richtsnoeren van de Raad, met name in verband met de vervolging van (vermeende) homoseksuele mannen in Tsjetsjenië (Rusland)
15.5.2017 - (2017/2688(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement
Soraya Post, Tanja Fajon, Elena Valenciano, Knut Fleckenstein, Pier Antonio Panzeri namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0349/2017
B8-0349/2017
Resolutie van het Europees Parlement over de uitvoering van de LGBTI-richtsnoeren van de Raad, met name in verband met de vervolging van (vermeende) homoseksuele mannen in Tsjetsjenië, Rusland
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Rusland,
– gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de protocollen daarbij,
– gezien de grondwet van de Russische Federatie, en met name hoofdstuk 2 over de rechten en vrijheden van de mens en de burger,
– gezien de richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van het genot van alle mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI) van 24 juni 2013,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 16 juni 2016 over de gelijkheid van LGBTI's,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten, inzake foltering en mishandeling en inzake verdedigers van de mensenrechten,
– gezien de resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over de EU-routekaart tegen homofobie en discriminatie wegens seksuele gerichtheid of genderidentiteit[1],
– gezien de verklaring van mensenrechtendeskundigen van de VN van 13 april 2017 over de mishandeling en aanhouding van homoseksuele mannen in Tsjetsjenië,
– gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019,
– gezien zijn resolutie van 14 december 2016 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake 2015[2],
– gezien de verklaring van de woordvoerder van Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, van 6 april 2017 over de schendingen van de mensenrechten van homoseksuele mannen in Tsjetsjenië,
– gezien de vraag aan de Commissie (vv/hv) over de uitvoering van de LGBTI-richtsnoeren van de Raad, met name in verband met de vervolging van (vermeende) homoseksuele mannen in Tsjetsjenië, Rusland (O-000039/2017 – B8-0219/2017),
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de onafhankelijke Russische krant Novaya Gazeta op 1 april 2017 voor het eerst berichtte dat in de autonome Republiek Tsjetsjenië, in de Russische Federatie, meer dan honderd homoseksuele of vermeend homoseksuele mannen waren opgepakt en door veiligheidsdiensten werden vastgehouden in het kader van een gerichte campagne, die naar verluidt op rechtstreeks bevel van de Tsjetsjeense president, Ramzan Kadyrov, was georganiseerd door de Tsjetsjeense autoriteiten en ordestrijdkrachten;
B. overwegende dat de opgepakte mannen volgens de Novaya Gazeta waren mishandeld, gefolterd en gedwongen namen te noemen van andere homoseksuelen; overwegende dat volgens berichten ten minste drie mannen zijn gedood: twee zijn overleden aan de gevolgen van hun behandeling in detentie en één was het slachtoffer van een zogenaamde "eermoord" door zijn familie;
C. overwegende dat Human Rights Watch en de Internationale Crisisgroep de oorspronkelijke berichten los van elkaar hebben bevestigd en dat beide organisaties bronnen ter plaatse aanhalen die bevestigen dat de politie en de ordestrijdkrachten mannen die voor homoseksueel werden aangezien, gericht hebben aangehouden;
D. overwegende dat de meeste slachtoffers geen aangifte doen uit angst voor represailles van de lokale autoriteiten; overwegende dat (vermeende) homoseksuelen zich in een bijzonder kwetsbare positie bevinden door de sterke homofobie in de samenleving, en overwegende dat zij het risico lopen het slachtoffer te worden van eermoord door hun familie;
E. overwegende dat er in de regio, na jaren van bedreigingen en repressie, bijna geen onafhankelijke journalisten of mensenrechtenactivisten kunnen werken; overwegende dat Tsjetsjeense functionarissen en geestelijken bedreigingen hebben geuit tegen de krant die de brutale campagne tegen homo's het eerst aan het licht heeft gebracht;
F. overwegende dat de Russische Federatie partij is bij verscheidene internationale mensenrechtenverdragen en, als lid van de Raad van Europa, ook bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en dus verplicht is de veiligheid te waarborgen van iedereen die, onder andere wegens zijn seksuele gerichtheid, risico zou kunnen lopen; overwegende dat Rusland de verplichting en de middelen heeft om de misdaden van de Tsjetsjeense autoriteiten te onderzoeken; overwegende dat homoseksualiteit in de Russische Federatie in 1993 is gedecriminaliseerd;
G. overwegende dat LGBTI's worden beschermd krachtens de bestaande internationale mensenrechtenwetgeving en Russische nationale wetgeving; overwegende dat er echter vaak specifieke maatregelen nodig zijn opdat LGBTI's hun mensenrechten ten volle kunnen uitoefenen, aangezien seksuele gerichtheid en genderidentiteit extra risico's met zich kunnen brengen op discriminatie, pesterijen en vervolging op school, op het werk en in de bredere maatschappij, maar ook binnen families; overwegende dat het de taak en de verantwoordelijkheid van de politie, justitie en de autoriteiten is om deze vormen van discriminatie te bestrijden en negatieve maatschappelijke attitudes tegen te gaan;
H. overwegende dat Rusland op 7 maart 2017 wetgeving heeft aangenomen die huiselijk geweld decriminaliseert, waardoor geweld binnen het gezin niet langer een misdrijf, maar slechts een bestuursrechtelijke overtreding is, met lichtere straffen voor de daders; overwegende dat het Parlement over deze kwestie heeft gedebatteerd tijdens de vergaderperiode van 13-16 maart 2017;
1. betoont zich diep verontrust over de berichten van willekeurige detentie en foltering van mannen die voor homoseksueel worden aangezien in de Republiek Tsjetsjenië, in de Russische Federatie; vraagt de autoriteiten een einde te maken aan deze campagne van vervolging en internationale mensenrechtenorganisaties toe te laten een geloofwaardig onderzoek naar de vermoedelijke misdrijven te verrichten;
2. veroordeelt de verklaring van de woordvoerder van de Tsjetsjeense regering, die het bestaan van homoseksuelen in Tsjetsjenië ontkende en het verslag als "leugens en totale desinformatie" van de hand wees; herinnert de autoriteiten eraan dat het recht op vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting een universeel recht is en voor iedereen geldt; vraagt dat degenen die nog steeds wederrechtelijk worden vastgehouden, onmiddellijk worden vrijgelaten; vraagt de Russische autoriteiten in te staan voor de juridische en fysieke bescherming van de slachtoffers, alsook van de mensenrechtenactivisten en journalisten die aan deze zaak hebben gewerkt;
3. neemt er nota van dat president Poetin het Russische Ministerie van Binnenlandse Zaken en de federale aanklager heeft opgedragen de gebeurtenissen in Tsjetsjenië te onderzoeken, en vraagt de Commissie, de lidstaten en de Raad van Europa de Russische autoriteiten bij dit onderzoek materiële steun en advies te bieden;
4. vraagt de Tsjetsjeense en Russische autoriteiten hun eigen wetgeving in acht te nemen, hun internationale verplichtingen na te komen, de rechtsstaat te handhaven, gelijkheid, non-discriminatie en de universele mensenrechtennormen te bevorderen, ook voor LGBTI's, en flankerende maatregelen te nemen zoals bewustmaking en de bevordering van een cultuur van tolerantie en inclusie op basis van gelijkheid en non-discriminatie;
5. uit zijn ernstige bezorgdheid over het klimaat van straffeloosheid dat deze daden mogelijk heeft gemaakt, en vraagt dat er in samenwerking met het maatschappelijk middenveld juridische en andere maatregelen worden getroffen om dergelijk geweld te voorkomen, te monitoren en effectief te vervolgen; onderstreept dat Rusland en de Russische regering de uiteindelijke verantwoordelijkheid hebben om deze daden te onderzoeken, de daders te berechten en alle Russische burgers te beschermen tegen wederrechtelijke mishandeling;
6. vraagt dringend om een onafhankelijk, objectief en grondig onderzoek naar de aanhoudingen, folteringen en moorden, zodat de bedenkers en uitvoerders van deze misdaden voor het gerecht kunnen worden gebracht en er een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid; is in dit verband verheugd dat er een werkgroep onder leiding van de Russische Ombudsman voor mensenrechten is opgericht die de zaak onderzoekt; vraagt de EU-delegatie en de ambassades en consulaten van de lidstaten in Rusland om het onderzoek actief te volgen, en vraagt dat er nog meer inspanningen worden gedaan om het op te nemen voor de slachtoffers, LGBTI's, journalisten en mensenrechtenactivisten die momenteel gevaar lopen;
7. vraagt de Commissie met internationale mensenrechtenorganisaties en het Russische maatschappelijk middenveld samen te werken om hulp te bieden aan degenen die Tsjetsjenië zijn ontvlucht en om deze campagne van geweld aan het licht te brengen;
8. onderstreept hoe belangrijk het is de uitvoering van de richtsnoeren voortdurend te evalueren aan de hand van duidelijke benchmarks; vraagt de Commissie een grondige evaluatie van de uitvoering van de richtsnoeren door de EU-delegaties en de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten in alle derde landen te verrichten en te publiceren teneinde mogelijke verschillen en lacunes in de uitvoering op te sporen en te verhelpen;
9. stelt met bezorgdheid vast dat de aanneming van de nieuwe wetgeving inzake huiselijk geweld, ook tegen kinderen, door Rusland een stap achteruit vormt; wijst erop dat wetgeving die geweld binnen het gezin tolereert, ernstige gevolgen dreigt te hebben, zowel voor de slachtoffers als voor de hele maatschappij; vraagt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zich verder in te spannen om een eind te helpen maken aan huiselijk geweld, kwetsbare personen te beschermen en de slachtoffers te steunen, zowel binnen als buiten Europa;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten en de regeringen van de Russische Federatie en de Republiek Tsjetsjenië.
- [1] PB C 93 van 24.3.2017, blz. 21.
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0502.