Ontwerpresolutie - B8-0387/2017Ontwerpresolutie
B8-0387/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende de nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst

29.5.2017 - (2017/2586(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Charles Goerens namens de ALDE-Fractie
Lola Sánchez Caldentey, Merja Kyllönen, Dimitrios Papadimoulis, Stelios Kouloglou, Kostas Chrysogonos, Kostadinka Kuneva namens de GUE/NGL-Fractie
Maria Heubuch, Heidi Hautala, Judith Sargentini namens de Verts/ALE-Fractie
Ignazio Corrao, Rosa D’Amato namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2017/2586(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0387/2017
Ingediende teksten :
B8-0387/2017
Aangenomen teksten :

B8-0387/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende de nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst

(2017/2586(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de overeenkomst die is bereikt tussen de Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking), de Commissie en het Parlement inzake een nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst,

–  gezien de Europese consensus over ontwikkeling van december 2005,

–  gezien artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, getiteld "Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling", die werd goedgekeurd op de VN-wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 25 september 2015 in New York,

–  gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die in juni 2016 is gepubliceerd,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 22 november 2016 getiteld "Voorstel voor een nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst" (COM(2016)0740),

–  gezien zijn eerdere resoluties, waaronder die van 22 november 2016 over het vergroten van de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking[1] en met name die van 14 februari 2017 over de herziening van de Europese consensus over ontwikkeling[2],

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

1.  neemt nota van het voorstel van de Europese Commissie om de Europese consensus over ontwikkeling van 2005 te herzien teneinde de nieuwe mondiale ontwikkelingscontext te weerspiegelen na de goedkeuring van Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's), evenals de veranderingen in de juridische en institutionele structuur van de EU na de vaststelling van het Verdrag van Lissabon;

2.  erkent het belang van een nieuwe Europese consensus over ontwikkeling als belangrijk strategisch document waarin een gemeenschappelijke visie, waarden en beginselen worden uiteengezet voor de EU en haar lidstaten wat betreft de uitvoering van de Agenda 2030 in hun ontwikkelingssamenwerkingsbeleid;

3.  neemt kennis van de erkenning in de nieuwe consensus dat de belangrijkste doelstelling van het ontwikkelingsbeleid van de EU, overeenkomstig artikel 208 VWEU, de terugdringing en, op lange termijn, de uitbanning van armoede is; is bovendien van mening dat de aanpak van ongelijkheid, zoals erkend in de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, ook een doelstelling moet zijn; benadrukt nogmaals dat dit moet gebeuren in volledige overeenstemming met de beginselen van doeltreffende ontwikkelingssamenwerking: eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden voor de ontwikkelingsprioriteiten, resultaatgerichtheid, inclusieve partnerschappen en transparantie en verantwoordingsplicht; herinnert aan het standpunt van het Parlement over financiering voor ontwikkeling en verantwoordingsplicht, over migratie en ontwikkeling en over veiligheid en ontwikkeling;

4.  dringt erop aan dat er regelingen moeten komen zodat er verantwoording wordt afgelegd voor het toezicht op en de verwezenlijking van de SDG's en de 0,7 % ODA/BNP (Officiële ontwikkelingshulp/bruto nationaal product)-doelstellingen; verzoekt de EU en de lidstaten een tijdschema in te dienen met stappen aan de hand waarvan zij deze doelstellingen geleidelijk kunnen behalen, met jaarlijkse verslaggeving aan het Parlement over de vorderingen die zijn gemaakt;

5.  constateert dat sommige recente voorstellen kaderen in ontwikkelingsbeleid dat meer dan vroeger oog heeft voor migratiebeheer; is van oordeel dat ontwikkelingshulp niet afhankelijk mag worden gesteld van medewerking door de begunstigde landen op het gebied van migratie, en verzet zich tegen inspanningen die erop gericht zijn hulp te koppelen aan grenscontroles, het beheer van migratiestromen of terugname-overeenkomsten; onderstreept het belang van nauwkeurig parlementair toezicht op en monitoring van overeenkomsten met betrekking tot migratiebeheer en het gebruik van ontwikkelingsfondsen met betrekking tot migratie;

6.  onderstreept het belang van het nauwgezet volgen van de herziene regels inzake officiële ontwikkelingshulp, en in het bijzonder die inzake het gebruik van ontwikkelingsinstrumenten voor veiligheidsbeleid, door te werken met heldere doelstellingen ten aanzien van armoedebestrijding en de bevordering van duurzame ontwikkeling;

7.  schaart zich niet achter de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende de nieuwe Europese consensus over ontwikkeling – Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst, omdat deze afwijkt van het standpunt van het Parlement over deze belangrijke aspecten en vanwege het feit dat de nieuwe consensus een stap achteruit zou betekenen in vergelijking met de in 2015 overeengekomen Europese consensus over ontwikkeling;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.