Ontwerpresolutie - B8-0388/2017Ontwerpresolutie
B8-0388/2017

ONTWERPRESOLUTIE over bestrijding van antisemitisme

29.5.2017 - (2017/2692(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Barbara Spinelli, Marie-Christine Vergiat, Martina Michels, Cornelia Ernst, Patrick Le Hyaric, Merja Kyllönen, Sofia Sakorafa, Stefan Eck, Malin Björk namens de GUE/NGL-Fractie
Bodil Valero, Pascal Durand, Benedek Jávor, Florent Marcellesi, Ernest Urtasun, Michèle Rivasi, Judith Sargentini, Margrete Auken, Eva Joly namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2017/2692(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0388/2017
Ingediende teksten :
B8-0388/2017
Aangenomen teksten :

B8-0388/2017

Resolutie van het Europees Parlement over bestrijding van antisemitisme

(2017/2692(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de preambule bij het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en in het bijzonder artikel 2, streepjes 2 en 4 tot en met 7, artikel 3, lid 3, streepje 2, en artikel 6 daarvan,

–  gezien artikel 17 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000,

–  gezien Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht[1],

–  gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit van de Raad 2001/220/JBZ[2],

–  gezien resolutie 2106 (2016) van 20 april 2016 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa getiteld "Renewed commitment in the fight against anti-Semitism in Europe",

–  gezien de conclusies van het eerste jaarlijkse colloquium van de Commissie over grondrechten, dat op 1 en 2 oktober 2015 in Brussel plaatsvond onder de titel "Tolerance and respect: preventing and combating anti-Semitic and anti-Muslim hatred in Europe",

–  gezien de benoeming - in december 2015 - van een "coördinator bestrijding antisemitisme" binnen de Commissie,

–  gezien de oprichting - in juni 2016 - van de EU-groep op hoog niveau voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid,

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2016 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie in 2015[3],

–  gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over de opvoering van de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en haatmisdrijven[4],

–  gezien de studie van het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie getiteld "Antisemitism - Overview of data available in the European Union 2004-2014",

–  gezien de gerichte, gewelddadige en terroristische aanvallen op joodse burgers de afgelopen jaren in meerdere lidstaten,

–  gezien de primaire verantwoordelijkheid van regeringen voor de beveiliging en veiligheid van al hun burgers, en derhalve hun primaire verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van toezicht op en het voorkomen van geweld, waaronder antisemitisch geweld, en voor het vervolgen van de daders,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat uit recente rapporten van het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie blijkt dat de angst en de onzekerheid in de joodse, migranten-, moslim- en Romagemeenschappen in de EU toenemen; overwegende dat in dit verband het bevorderen van een open, pluralistische en inclusieve samenleving die stoelt op grondrechten van het allergrootste belang is;

B.  overwegende dat het aantal antisemitische incidenten in de lidstaten van de EU de afgelopen jaren is toegenomen, zoals blijkt uit informatie van - onder andere - de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie;

C.  overwegende dat we weten dat gerichte veiligheidsmaatregelen, wanneer ze eenmaal genomen waren, bijgedragen hebben aan het voorkomen en reduceren van het aantal gewelddadige antisemitische aanvallen;

D.  overwegende dat de bestrijding van antisemitisme een verantwoordelijkheid voor de hele samenleving is;

1.  onderstreept dat haatzaaiende uitingen en alle vormen van geweld tegen Europese joodse burgers onverenigbaar zijn met de waarden van de Europese Unie;

2.  veroordeelt alle haatmisdrijven en haatzaaiende uitingen die ingegeven zijn door racisme, vreemdelingenhaat of religieuze onverdraagzaamheid, of door vooroordelen tegen de minderheidsstatus van een persoon;

3.  vraagt de lidstaten en de EU-instellingen en -agentschappen politie en justitie te helpen bij hun inspanningen gericht op het nog vollediger en doeltreffender in kaart brengen en vervolgen van antisemitische aanvallen;

4.  vraagt de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om actief bij te dragen aan het waarborgen van de veiligheid van hun joodse burgers en van joodse religieuze, educatieve en culturele gebouwen, en dat in nauwe samenwerking en dialoog met de joodse gemeenschappen, verenigingen en ngo's, alsook met de ngo's die zich bezighouden met de bestrijding van antisemitisme;

5.  juicht de benoeming van een "coördinator bestrijding antisemitisme" binnen de Commissie toe, en vraagt de Commissie met klem alle nodige instrumenten en steun ter beschikking te stellen om de coördinator in staat te stellen zijn werk zo doeltreffend mogelijk te doen;

6.  vraagt de lidstaten nationale "coördinatoren bestrijding antisemitisme" te benoemen;

7.  spoort de leden van de nationale en de regionale parlementen, alsook de politieke leiders, aan antisemitische verklaringen stelselmatig en publiekelijk te veroordelen en hier een ander geluid tegenover te stellen, en partij-overschrijdende parlementaire groepen tegen antisemitisme op te richten om de strijd over het hele politieke spectrum op te voeren;

8.  benadrukt de belangrijke rol van maatschappelijke organisaties en van educatie bij het voorkomen en bestrijden van alle vormen van haat en onverdraagzaamheid, en dringt aan op meer financiële steun;

9.  vraagt de lidstaten de media aan te sporen tot bevordering van respect voor alle geloofsovertuigingen en tot acceptatie van diversiteit, en alle vormen van antisemitisme en mogelijke vooroordelen aan te pakken;

10.  vraagt de lidstaten waar motieven in verband met ras, nationale of etnische herkomst, of godsdienst of geloofsovertuiging bij misdrijven nog geen verzwarende factor zijn dit alsnog in de wetgeving op te nemen, en het kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht naar behoren uit te voeren en te handhaven, teneinde ervoor te zorgen dat antisemitische handelingen zowel online, als offline door de autoriteiten van de lidstaten worden vervolgd;

11.  dringt erop aan dat handhavingsautoriteiten gerichte scholing wordt geboden wat betreft de bestrijding van haatmisdrijven en discriminatie, en dat binnen de politie specifieke afdelingen ter bestrijding van haatmisdrijven worden opgezet waar zulks nog niet het geval is, en roept de EU-agentschappen en de internationale organisaties op de lidstaten hulp te bieden bij het verstrekken van dergelijke scholing;

12.  beklemtoont dat het belangrijk is dat iedereen op de hoogte is van zijn rechten in verband met de bescherming tegen antisemitisme, en vraagt de lidstaten alle passende maatregelen te nemen om burgers ertoe aan te zetten antisemitische misdrijven te melden én geëigende bescherming en ondersteuning te bieden aan de personen die dit doen, alsmede aan de slachtoffers;

13.  moedigt grensoverschrijdende samenwerking op alle niveaus bij de vervolging van haatmisdrijven aan;

14.  roept de EU en haar lidstaten op meer te doen om te komen tot een alomvattend en efficiënt systeem voor het stelselmatig verzamelen van betrouwbare, relevante en vergelijkbare gegevens over haatmisdrijven, opgesplitst per motief, met inbegrip van terroristische daden;

15.  vraagt de lidstaten onverwijld maatregelen te nemen om antisemitische haatuitingen online te voorkomen en aan te pakken;

16.  herhaalt dat interculturele en interreligieuze verdraagzaamheid bevorderd moet worden door middel van voortdurende inspanningen en brede dialoog waarbij alle maatschappelijke actoren en alle beleidsniveaus betrokken worden; geeft aan dat in het bijzonder scholen een unieke gelegenheid bieden om waarden als verdraagzaamheid en respect uit te dragen, daar zij alle kinderen al vanaf jonge leeftijd kunnen bereiken;

17.  spoort de lidstaten aan op scholen aandacht te besteden aan de holocaust (de "shoah") en ervoor te zorgen dat leraren hiervoor, én voor het behandelen van het onderwerp verscheidenheid, de juiste opleiding krijgen; spoort de lidstaten daarnaast aan schoolboeken - daar waar nodig - aan te passen om ervoor te zorgen dat de joodse geschiedenis en het moderne joodse leven gepresenteerd worden op een wijze die vrij is van antisemitisme;

18.  vraagt de Commissie en de lidstaten meer financiële steun ter beschikking te stellen voor gerichte activiteiten en onderwijsprojecten tegen discriminatie en haatmisdrijven, te werken aan het tot stand brengen en uitbouwen van partnerschappen met Europese joodse gemeenschappen, instellingen en maatschappelijke organisaties, en uitwisselingen tussen kinderen en jongeren met een verschillende godsdienst aan te moedigen middels gemeenschappelijke activiteiten, waaronder het ontwikkelen en ondersteunen van bewustmakingscampagnes;

19.  vraagt de Commissie bij de bestrijding van antisemitisme op internationaal vlak nauw samen te werken met internationale actoren zoals UNESCO, de OVSE en de Raad van Europa, alsmede andere internationale partners;

20.  vraagt de Commissie de status van adviseur in de International Holocaust Remembrance Alliance te vragen;

21.  spoort alle lidstaten aan 27 januari als International Holocaust Remembrance Day aan te wijzen;

22.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten en de kandidaat-landen, de Raad van Europa, de OVSE en de Verenigde Naties.