Ontwerpresolutie - B8-0401/2017Ontwerpresolutie
B8-0401/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in de Democratische Republiek Congo

7.6.2017 - (2017/2703(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Elena Valenciano, Maria Arena, Cécile Kashetu Kyenge, Soraya Post namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0397/2017

Procedure : 2017/2703(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0401/2017
Ingediende teksten :
B8-0401/2017
Aangenomen teksten :

B8‑0401/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in de Democratische Republiek Congo

(2017/2703(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties, met name die van 23 juni 2016[1], 1 december 2016[2] en 2 februari 2017[3] over de Democratische Republiek Congo (DRC),

–  gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, en haar woordvoerder over de situatie in de DRC,

–  gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 15 juni 2016 over de situatie aan de vooravond van de verkiezingen en de veiligheidssituatie in de DRC,

–  gezien de verklaringen van de Raad van de Europese Unie van 12 december 2016 en 29 mei 2017, tot vaststelling van sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor geweldplegingen en ernstige mensenrechtenschendingen in de DRC,

–  gezien de herziene Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,

–  gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van juni 1981,

–  gezien het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,

–  gezien de op 18 februari 2006 aangenomen grondwet van de Democratische Republiek Congo,

–  gezien Resolutie 2348 (2017) van de VN, aangenomen tijdens de 7910e vergadering van de VN-Veiligheidsraad op 31 maart 2017,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de ernstige humanitaire en veiligheidssituatie in de DRC verder is verslechterd als gevolg van de politieke crisis, die is veroorzaakt door niet-naleving van de nationale grondwet;

B.  overwegende dat er in augustus 2016 gewapende conflicten uitbraken tussen het Congolese leger en lokale milities in de provincie Midden-Kasaï, die zich al snel uitbreidden naar de omliggende provincies Oost-Kasaï, Lomami en Sankuru en zo een humanitaire crisis veroorzaakten en leidden tot meer dan 42 massagraven, vernieling van huizen, scholen en medische voorzieningen en de interne ontheemding van ruim 1,3 miljoen burgers;

C.  overwegende dat er sinds de ontdekking van de moord op VN-deskundigen in maart 2017 is aangedrongen op een internationaal onderzoek;

D.  overwegende dat het Bureau van de Verenigde Naties voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden (OCHA) in april 2017 om 64,5 miljoen USD heeft gevraagd om humanitaire hulp naar Kasaï te kunnen sturen; overwegende dat bijna 400 000 kinderen in de regio Kasaï acuut ondervoed dreigen te raken als gevolg van het geweld;

E.  overwegende dat de crisis in Kasaï zich voordoet in de context van een politieke transitie in de DRC na afloop van de grondwettelijke ambtstermijn van president Kabila en de toezegging van de Congolese autoriteiten om het politieke akkoord van 31 december 2016 te eerbiedigen en ten uitvoer te leggen onder auspiciën van de nationale conferentie van katholieke bisschoppen van Congo (CENCO);

F.  overwegende dat maatschappelijke organisaties, waaronder mensenrechtenorganisaties, steeds vaker hun zorg uitspreken over de verslechterende situatie in het land met betrekking tot mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting, vergadering en demonstratie, het gebruik van excessief geweld tegen vreedzame demonstranten, journalisten en leden van de oppositie, en gendergerelateerd geweld, met name door het leger en milities;

G.  overwegende dat duizenden mensen zijn ontsnapt uit de gevangenissen van Makala, Kasangulu en Kalemie;

H.  overwegende dat de situatie in het land gevolgen heeft voor de regio; overwegende dat een vreedzaam, transparant, vlot en tijdig verloop van de volgende presidents- en parlementsverkiezingen van cruciaal belang is voor de veiligheid in het gebied van de Grote Meren;

I.  overwegende dat de Stabilisatiemissie van de VN in de DRC (MONUSCO) uit hoofde van haar mandaat, dat in april 2017 verlengd is, geacht wordt bij te dragen aan de bescherming van burgers en de tenuitvoerlegging van het politieke akkoord van 31 december 2016 te ondersteunen;

J.  overwegende dat de EU op 12 december 2016 in antwoord op de belemmering van het verkiezingsproces en de schending van de mensenrechten beperkende maatregelen heeft getroffen tegen zeven personen en op 29 mei 2017 tegen negen andere personen die leidinggevende posten bekleden in het landsbestuur en in de commandostructuur van de veiligheidstroepen van de DRC;

1.  is zeer bezorgd over de verslechterende politieke, humanitaire en veiligheidssituatie in de DRC; veroordeelt met klem alle vormen van geweld door alle daders en verzoekt de autoriteiten van de DRC om onder volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden de veiligheid van de burgers te waarborgen;

2.  herinnert eraan dat de regering van de DRC in de eerste plaats de verantwoordelijkheid heeft om burgers die op haar grondgebied verkeren en/of onder haar jurisdictie vallen te beschermen, onder andere tegen oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid;

3.  herinnert eraan dat de DRC in het kader van de Overeenkomst van Cotonou heeft toegezegd de democratie, rechtsstaat en mensenrechten te eerbiedigen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, de mediavrijheid, goed bestuur en transparantie met betrekking tot politieke functies;

4.  is voorstander van de oprichting van een internationale onderzoekscommissie om het geweld in de regio Kasaï te onderzoeken en ervoor te zorgen dat de daders die verantwoordelijk zijn voor deze bloedbaden verantwoording voor hun daden moeten afleggen;

5.  betreurt ten zeerste dat de verkiezingen zijn uitgesteld; herhaalt zijn oproep om voor het einde van 2017 transparante, vrije en eerlijke presidents- en parlementsverkiezingen te houden, in overeenstemming met de overeenkomst van 31 december 2016; roept op tot vroegtijdige tenuitvoerlegging van de toezeggingen die in deze overeenkomst zijn vastgelegd, met name de wijziging en aanneming van de vereiste wetten door het Congolese parlement voor het einde van de huidige parlementaire termijn;

6.  wijst op de tot dusver hoge deelname, zoals blijkt uit de initiatieven voor registratie van kiezers van de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie (CENI); herinnert eraan dat de CENI onpartijdig en inclusief moet zijn; dringt aan op de onmiddellijke oprichting van een nationale raad voor toezicht op naleving van de overeenkomst en het verkiezingsproces, overeenkomstig het politieke akkoord van 2016;

7.  dringt er bij internationale gemeenschap op aan om meer middelen in te zetten om de humanitaire crisis in Kasaï aan te pakken; staat erop dat de Congolese autoriteiten ervoor zorgen dat de hulp van humanitaire organisaties de lokale bevolking vlot en tijdig kan bereiken;

8.  wijst met bezorgdheid op het risico van regionale destabilisatie; herinnert in het bijzonder aan de rol die de Verenigde Naties, de Internationale Organisatie van de Francofonie (OIF) en de Afrikaanse Unie (AU) vervullen op het vlak van bemiddeling teneinde de stabiliteit in het land te herstellen;

9.  herinnert eraan dat het van cruciaal belang is personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en andere activiteiten die een op consensus gebaseerde, vreedzame oplossing voor de crisis in de DRC in de weg staan, te vervolgen; is voorstander van het gebruik van gerichte EU-sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen; spoort de hoge vertegenwoordiger aan om samen met de VN, de AU en de OIF te overleggen over mogelijke oplossingen voor de huidige crisis; herinnert tevens aan de mogelijkheid om beperkende maatregelen, overeenkomstig de Overeenkomst van Cotonou, te verlengen indien het geweld aanhoudt;

10.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de ACS-EU-Raad van ministers, de secretaris-generaal van de VN en de president, de premier en het parlement van de Democratische Republiek Congo.