Ontwerpresolutie - B8-0451/2017Ontwerpresolutie
B8-0451/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van het Europees Parlement voor het werkprogramma van de Commissie voor 2018

30.6.2017 - (2017/2699(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Bas Eickhout namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2017/2699(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0451/2017
Ingediende teksten :
B8-0451/2017
Aangenomen teksten :

B8‑0451/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van het Europees Parlement voor het werkprogramma van de Commissie voor 2018

(2017/2699(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], met name bijlage IV,

–  gezien zijn resolutie van 6 juli 2016 over de strategische prioriteiten met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2017[2],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2017 getiteld "Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 – Naar een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt"[3], en de bijlagen daarbij,

–  gezien de gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017[4],

–  gezien het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa van 1 maart 2017 en de discussienota's over de sociale dimensie van Europa, het in goede banen leiden van de globalisering, het voltooien van de Economische en Monetaire Unie, EU-defensie en de toekomst van de EU-financiën,

–  gezien de Verklaring van Rome van de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie van 25 maart 2017,

–  gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Europese integratieproces vrede heeft gebracht en gedurende tientallen jaren heeft bijgedragen aan de veiligheid en welvaart in Europa; overwegende dat de resultaten van de democratische raadplegingen van de afgelopen tien jaar kunnen dienen als uitgangspunt om na te denken over ons gemeenschappelijke Europese project, de successen, de tekortkomingen en hernieuwd elan;

B.  overwegende dat de gevolgen van de globalisering bij de burgers van Europa tot steeds meer ongerustheid en euroscepsis leiden; overwegende dat de EU de burgers geruststelling en bescherming moet bieden tegen deze gevolgen;

C.  overwegende dat we het ons niet langer kunnen permitteren de Europese integratie uitsluitend als een economisch project te zien en we de harten van de Europeanen op zo kort mogelijke termijn opnieuw sneller voor het Europese project moet doen kloppen door het beleid van de EU op een heel andere leest te schoeien;

D.  overwegende dat het Parlement - ondanks zijn tekortkomingen - een bijzondere verantwoordelijkheid heeft bij de vaststelling van ons gemeenschappelijk Europees belang en ertoe moet bijdragen dat de huidige verdeeldheid binnen de Raad overwonnen wordt, waar het overleg te vaak stagneert door nationale twistpunten en een "nulsomspel"-mentaliteit;

E.  overwegende dat het algemeen belang van de Europese burgers altijd zwaarder moet wegen dan de verdediging van nationale of economische belangen;

F.  overwegende dat wij als Europeanen een gemeenschappelijke toekomst kiezen, ingevuld als een daadwerkelijke gemeenschap die stoelt op gedeelde waarden en doelstellingen; overwegende dat plaatselijke, regionale en nationale identiteiten elkaar niet uitsluiten en juist bijdragen aan onze bredere Europese identiteit;

G.  overwegende dat de huidige opeenstapeling van crisissen daadwerkelijk Europese oplossingen behoeft; overwegende dat we willen dat de Europese Unie op het wereldtoneel haar rol vervult en haar verantwoordelijkheid neemt, en zich daarbij verbindt aan solidariteit, multilateralisme, de externe partnerschappen van de EU, en aan het bevorderen van mondiale convergentie op het vlak van betere normen; overwegende dat we ons gemeenschappelijke project van gedeelde vrede, welvaart en democratie veilig willen stellen, teneinde alle generaties een aantrekkelijke toekomst te bieden;

Ons scenario voor Europa: een ruimte van vrijheid, veiligheid, democratie, sociale rechtvaardigheid, milieu en mensenrechten

1.  is van oordeel dat geen van de vijf scenario's in het Witboek van de Commissie een overtuigende visie op de toekomst van Europa vertegenwoordigt, aangezien ze allemaal inzetten op hetzelfde patroon van hervormingen dat de afgelopen decennia in de EU opgang maakte;

2.  vindt dat de grote nadruk op begrotingsdiscipline en bezuinigingen van de voorbije jaren, en de bevordering van nietszeggende concepten als 'beter wetgeven' en 'being big on big things and small on small things' uitsluitend tot inefficiëntie, onvermogen om iets te bereiken en uiteindelijk tot wantrouwen bij de burgers ten opzichte van de EU hebben geleid;

3.  beklemtoont dan ook dat de EU ervoor moet kiezen haar doelstellingen, werkwijze en organisatie grondig te herzien, teneinde de uitdagingen van de 21e eeuw aan te kunnen en tegemoet te komen aan de zorgen van haar burgers; onderstreept in dit kader dat de doelstellingen en het doel van het Europese integratieproces ten volle en duidelijk vastgesteld, gecommuniceerd en democratisch bekrachtigd moeten worden;

4.  is van oordeel het onze eerste prioriteit moet zijn de huidige argwaan tegenover het idee van een verenigd Europa weg te nemen; vindt dat in dit verband in eerste instantie moet worden ingezet op democratisering van het Europese besluitvormingsproces en een grotere betrokkenheid van de burgers bij ons gemeenschappelijke politieke project;

5.  is van mening dat de EU een ruimte moet worden waar de rijkdom beter verdeeld is en waar de permanente zoektocht naar een passend evenwicht tussen economische, milieu- en sociale overwegingen - de drie pijlers van duurzame ontwikkeling - bij elk overheidsbeleid leidend is, en waar de rechten en vrijheden worden vergroot in plaats van gereduceerd;

Het Europa dat ons voor ogen staat: belangrijkste prioriteiten

Verbetering van de leef- en werkomstandigheden van de Europese burgers

6.  herinnert eraan dat het economisch herstel in de EU op dit moment bescheiden en ongelijk verdeeld is, in de zin dat veel regio's nog altijd in onacceptabele mate te maken hebben met werkloosheid, armoede, ongelijkheid en een ernstig gebrek aan vooruitzichten voor de jonge generaties; bepleit dan ook met klem dat op de economische en sociale agenda van de EU maatregelen worden opgenomen ter reducering van de sociale ongelijkheid, alsook ter bevordering van gendergelijkheid en kwalitatief hoogwaardige banen voor eenieder, alsmede voor meer investeringen in onderwijs;

7.  brengt in herinnering dat het wegwerken van de regionale verschillen en het bevorderen van economische, sociale en territoriale cohesie tussen alle regio's van de EU in het Verdrag verankerde doelstellingen zijn; beklemtoont dat het voorbereiden van het cohesiebeleid voor de periode na 2020 een politieke prioriteit is; wijst in dit verband op het belang van het aanstaande zevende verslag inzake economische, sociale en territoriale cohesie; verzoekt de Commissie het tempo van haar werkzaamheden op te voeren en wat dit onderwerp betreft concrete voorstellen voor te leggen; is van oordeel dat het cohesiebeleid ten goede moet komen aan alle regio's, zoals bedoeld in de artikelen 174 en 349 VWEU;

8.  wijst erop dat het cohesiebeleid het voornaamste investeringsinstrument van de EU is en dat bij dit beleid rekening moet worden gehouden met de algemene beleidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de digitale agenda, de energie-unie, het klimaatbeleid, een hoge mate van bescherming van het milieu, een robuuste en duurzame economische ontwikkeling, gendergelijkheid en de sociale pijler; onderstreept het enorme belang van de participatie en de betrokkenheid van en de dialoog met de regionale en plaatselijke autoriteiten, de economische en sociale partners, en het maatschappelijk middenveld voor de kwaliteit van de programma's en projecten, en de verwezenlijking van de doelstellingen; verzoekt de Commissie dan ook in de toekomst het partnerschapsbeginsel te versterken, waaronder middels benaderingen als 'community-led local development' (CLLD);

9.  verzoekt de Commissie de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren, waaronder via de correcte implementatie van de arbeidstijdenrichtlijn, en na te denken over passende manieren om de tekortkomingen op dit gebied aan te pakken, en ook - in het kader van de herziening van de richtlijn over carcinogene en mutagene agentia - zonder verder dralen het derde pakket stoffen te presenteren, alsmede (op basis van wetenschappelijke en technische gegevens, én een effectbeoordeling) grenswaarden voor reprotoxische stoffen;

10.  neemt kennis van de presentatie van het pakket maatregelen voor het combineren van werk en gezin; betreurt het dat moederschapsverlof geen onderdeel van het pakket maatregelen in kwestie uitmaakt; verzoekt de Commissie te waarborgen dat bij wetgeving en maatregelen voor het combineren van werk en gezin, waaronder binnen de instellingen van de EU zelf, rekening wordt gehouden met personen in kwetsbare situaties, zoals alleenstaande ouders, ouders met een handicap en ouders met kinderen met een handicap; vraagt de Commissie te waarborgen dat in relevant beleid en maatregelen rekening wordt gehouden met de groeiende diversiteit van gezinsverhoudingen, waaronder partnerschapsovereenkomsten en ouderschaps- en grootouderschapsregelingen, en met de diversiteit van de maatschappij in haar geheel, en er in het bijzonder op toe te zien dat kinderen niet worden gediscrimineerd op grond van de huwelijkse staat van hun ouders of hun gezinssituatie;

11.  verzoekt de Commissie het multidimensionale karakter van armoede en ongelijkheid aan te pakken, en een geïntegreerde armoedebestrijdingsstrategie voor te stellen om de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken; beveelt de Commissie aan in alle lidstaten en op basis van een effectbeoordeling en aanleunend tegen de nationale wetgevingen en praktijken adequate minimuminkomensregelingen te bevorderen, en mogelijkheden bieden om langdurige afhankelijkheid van een minimuminkomen te voorkomen; dringt nogmaals aan op een groenboek inzake ongelijkheid en de wijze waarop dit het economisch herstel belemmert; verzoekt de Commissie meer te doen voor de implementatie van de aanbeveling 'Investing in Children', en ook het toezicht op die implementatie te verbeteren; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de lidstaten om te voorzien in een kindergarantie die deze groep een centrale plaats geeft in het bestaande armoedebestrijdingsbeleid, én hiervoor voldoende middelen ter beschikking te stellen;

Een Europese strategie voor duurzame ontwikkeling

12.  is van mening dat de economische modellen die louter gebaseerd zijn op groei van het bbp en een voortdurende excessieve exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen en financialisering hun grenzen hebben bereikt; is van oordeel dat de EU van nu af aan duurzaamheid tot de kern moet maken van al haar duurzame, toekomstgerichte en crisisoplossende economisch beleid;

13.  wijst op de gevolgen voor de mens en de economie van de klimaatrampen in Europa en wereldwijd; beklemtoont dat het belangrijk is door te gaan met het aanpakken van de achterliggende oorzaken van de klimaatverandering en met het waarborgen van het concurrentievermogen van onze industrie, en dat middels een ambitieuze klimaatstrategie in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs om de temperatuurstijging tot 1,5 graden Celsius te beperken; onderstreept dat de regelgevingsnormen moeten worden geactualiseerd en dat er passende nieuwe financieringsinstrumenten nodig zijn; verzoekt de Commissie te beoordelen in hoeverre het huidige EU-beleid strookt met en aan aansluit op de toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs;

14.  steunt in dit verband de oproep van de Raad aan de Commissie om voorlegging van een holistische strategie voor het EU-industriebeleid voor de toekomst waarin aandacht wordt besteed aan de hoofdprioriteiten, zoals de overgang naar een energie-efficiënte en op hernieuwbare energiebronnen stoelende economie, digitale connectiviteit voor iedereen, benutting van het potentieel van de Europese culturele en creatieve industrie, het duurzamer maken van steden en de uitvoering van de agenda voor een circulaire economie;

15.  verzoekt de Commissie met klem te stoppen met het gebruiken van EU-middelen voor het subsidiëren van fossiele brandstoffen, en te zorgen voor coördinatie van de inspanningen van de lidstaten voor het snel uitbannen van de nationale subsidies voor fossiele brandstoffen; verzoekt de Commissie daarnaast te waarborgen dat geen nationale of EU-subsidies ter beschikking worden gesteld voor het financieren van nieuwe kerncentrales, en de lidstaten aan te sporen hun plannen voor het verlengen van de levensduur van bestaande kerncentrales op te geven;

16.  verwacht van de Commissie dat ze in 2018 een koolstofbudget voor de Unie voorstelt dat in overeenstemming is met de toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs; verwacht van de Commissie dat ze geschikte beleidsopties ontwikkelt (en implementeert) om de methaanemissies door middel van een EU-methaanstrategie aan te pakken; verzoekt de Commissie in het kader van de energie-unie in kaart te brengen wat voor projecten voor hernieuwbare energie worden ontwikkeld, en deze te ondersteunen;

17.  herinnert eraan dat meer inspanningen moeten worden geleverd ter verwezenlijking van de energie-unie, die garandeert dat alle burgers en bedrijven energiezekerheid hebben en beschikken over betaalbare en duurzame energie; verwacht in dit verband van de Commissie dat ze doorgaat met het aanpakken van de energiearmoede, in het bijzonder middels de presentatie van een concreet actieplan ter eliminatie daarvan, en dat ze waarborgt dat alle EU-burgers toegang hebben tot betaalbare energie;

18.  acht het van cruciaal belang dat de emissies in de vervoerssector worden aangepakt; verzoekt de Commissie met klem haar reeds verlate herziening van de wetgeving inzake de CO2-uitstoot van auto's, bestelbusjes en vrachtauto's af te ronden, en passend ambitieuze wetgevingsvoorstellen in te dienen voor een gemiddeld streefcijfer voor de voertuigenvloot voor 2025 dat aansluit bij de toezeggingen die gedaan zijn in het kader van het akkoord van 2013; verzoekt de Commissie met een voorstel te komen voor technologieneutrale Euro7-grenswaarden die in 2025 moeten gelden voor alle M1- en N1-voertuigen die in de Unie op de markt worden gebracht, teneinde de luchtkwaliteit in de Unie te verbeteren en zowel de luchtkwaliteitsdrempels, als de door de WHO aanbevolen niveaus te halen;

19.  verwacht van de voorstellen van de Commissie voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2020 dat ze, ten aanzien van onder andere de volatiliteit van de landbouwmarkten en billijke prijzen voor de producten van de sector, stoelen op corrigerend overheidsoptreden, teneinde een zekere en duurzame voedselproductie en -voorziening te waarborgen; dringt aan op voorstellen voor de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen die resulteren in een levensvatbaar platteland; vindt dat veel meer moet worden gedaan om te komen tot maatregelen die leiden tot verwezenlijking van de doelstellingen inzake biodiversiteit, het milieu en het klimaat, waaronder: het toekennen van prioriteit aan de overgang op duurzame landbouwpraktijken waarbij meer koolstof in terrestrische ecosystemen, en met name levende, gezonde bodems, kan worden opgeslagen; het beperken van de broeikasgasemissies; het tot staan brengen van het verlies van biodiversiteit; het implementeren van agromilieumaatregelen gericht op vruchtbaarheid en productiviteit op de lange termijn; het vervangen van de chemische gewasbeschermingsmiddelen door alternatieve oplossingen; verzoekt de Commissie nogmaals om voorlegging van wetgevingsvoorstellen voor het aanpakken van het probleem van de antimicrobiële resistentie, en verzoekt de Raad hernieuwd prioriteit toe te kennen aan de verordeningen inzake diergeneesmiddelen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking;

20.  verwacht van de Commissie dat ze - in de context van het meerjarig financieel kader (MFK) - het voorstel voor een nieuwe en ambitieuze Connecting Europe Facility (CEF) tijdig genoeg in 2018 voorlegt om het Parlement in staat te stellen een advies te formuleren, zodat het programma tegen 2021 operationeel kan zijn; vindt dat het budget van CEF-energie uitsluitend moet worden toegekend aan projecten van algemeen belang in de elektriciteitssector (waaronder op het gebied van slimme netwerken) die inzetten op een bredere toepassing van hernieuwbare energiebronnen en opereren met het beginsel 'energie-efficiëntie eerst'; dringt erop aan de meeste begrotingsmiddelen voor ict toe te kennen aan de financiering van breedbandinfrastructuur;

21.  verzoekt de Commissie aan te geven waar haar ambitie voor het volgende MFK ligt, en haar voorstellen voor het negende kaderprogramma voor onderzoek (KP9) vroeg genoeg in 2018 te presenteren om het Parlement in de gelegenheid te stellen zijn standpunt te formuleren, zodat het KP9 vanaf 2021 operationeel kan zijn; wijst er nog eens op dat de EU het bestaande potentieel inzake O&I van alle lidstaten volledig moet gebruiken, en passende en gelijke kansen voor de professionele ontwikkeling van wetenschappers en onderzoekers in de hele EU moet bieden; vindt in dit verband dat ook dat meer financiële middelen voor het KP9 ter beschikking moeten worden gesteld;

Beleid van fiscale rechtvaardigheid voor voldoende middelen

22.  beklemtoont dat het nu meer dan ooit tevoren nodig is de strijd aan te gaan met belastingontduiking en -ontwijking, die erin resulteren dat de nationale schatkisten elk jaar honderden miljarden euro's mislopen; geeft aan dat deze middelen uitgegeven hadden kunnen worden aan investeringen voor de toekomst, het creëren van nieuwe banen en het verminderen van ongelijkheid;

23.  acht het in dit verband essentieel dat het Parlement en de Raad snel tot overeenstemming komen over alomvattende vereisten voor verplichte, publieke, landenspecifieke rapportage - zonder uitzonderingen - door multinationals op basis van het voorstel van de Commissie van 2016[5]; verzoekt de Commissie aanvullende middelen ter beschikking te stellen voor maatregelen voor het aanpakken van financiële misdrijven, en met name voor het ontwikkelen van een EU-routekaart voor het opstellen van een lijst van landen met een groot witwasrisico; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel te presenteren met zware en automatische sancties voor niet-coöperatieve landen op een zwarte lijst van de EU;

24.  verzoekt de Commissie een voorstel inzake belastinghandhaving te presenteren om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, met bijvoorbeeld maatregelen op het vlak van het uitwisselen van informatie, teneinde belastingontduikers in Europa grensoverschrijdend ter verantwoording te kunnen roepen; verzoekt de Commissie te overwegen wetgevingsvoorstellen zoals bedoeld in artikel 116 VEU te presenteren voor het aanpakken van schadelijke belastingpraktijken die de mededinging verstoren;

Versterking van de EU-begroting en hervorming van het pact voor stabiliteit en groei

25.  herhaalt dat het MFK voor 2014-2020 ontoereikend en niet flexibel genoeg is gebleken voor de Europese Unie om het hoofd te kunnen bieden aan de gezamenlijke uitdagingen waarmee zij te maken heeft gekregen; herinnert aan zijn standpunt dat de duur van het MFK gelijk moet worden getrokken met de politieke cyclus van zowel het Parlement als de Commissie, waarmee de Europese verkiezingen een forum zouden worden voor debat over de toekomstige uitgavenprioriteiten;

26.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan geen arbitraire maxima te formuleren voor het MFK post-2020, en het ontwerp daarvan liever te baseren op een inschatting van de gemeenschappelijke behoeftes van de EU, gemeenschappelijke keuzes en de meerwaarde van handelen op grote schaal; onderstreept dat de huidige lage maximale betalingskredieten een voortdurende smet vormen op de geloofwaardigheid en het handelingsvermogen van de Unie; benadrukt dat het MFK meer flexibiliteit behoeft;

27.  vindt dat met de EU-begrotingen van na 2020 een beduidende bijdrage moet worden geleverd aan de tenuitvoerlegging van de klimaatovereenkomst van Parijs, en dat zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant; is met name van mening dat een hervormd systeem voor het heffen van belasting op de bronnen van de uitstoot van broeikasgassen inkomsten moet genereren voor de EU-begroting, terwijl de EU meer moet investeren om de overgang naar een groenere economie te steunen; verzoekt de Commissie het aandeel van klimaatgerelateerde uitgaven in het MFK voor de periode na 2020 op te trekken tot 40%;

28.  verzoekt de Commissie de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van follow-up te voorzien in de vorm van ambitieuze voorstellen die voortbouwen op het verslag van de Groep op hoog niveau inzake eigen middelen, en daarbij met name aandacht te besteden aan milieuvriendelijke eigen middelen, belastingen op financiële transacties en de vennootschapsbelasting;

29.  dringt erop aan de eurozone van een begrotingscapaciteit te voorzien, bovenop het volledige gebruik van het Europees Fonds voor strategische investeringen en de Europese structuur- en investeringsfondsen; herhaalt nog maar eens dat de begrotingscapaciteit van de eurozone zich zou moeten richten op het bevorderen van opwaartse sociaal-economische convergentie en het opvangen van economische schokken; geeft aan dat de begrotingscapaciteit van de eurozone over nieuwe instrumenten binnen de EU-begroting (bovenop de MFK-plafonds op het niveau van de EU) zou moeten beschikken, alsook over een herwerkt Europees stabiliteitsmechanisme, dat in het rechtskader van de EU wordt geïntegreerd en aan democratische controle wordt onderworpen; beklemtoont dat het de landen die geen deel van de eurozone uitmaken, vrij moet staan zich bij de begrotingscapaciteit van de eurozone aan te sluiten;

30.  vindt het belangrijk dat er een 'gouden regel voor investeringen' wordt vastgesteld die het mogelijk maakt de kapitaaluitgaven van overheden in duurzame sectoren boekhoudkundig gezien uit te smeren over de hele levenscyclus van die investeringen, en dat er in het pact voor stabiliteit en groei indicatoren voor duurzame ontwikkeling worden opgenomen, teneinde een gezond niveau van kwalitatief hoogwaardige investeringen in toekomstige welvaart te waarborgen;

Europa als een leidende wereldspeler

31.  is van oordeel dat de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) staat of valt met een robuuste samenwerking tussen de lidstaten, alsmede op de bijdragen die zij leveren aan zowel civiele missies, als militaire operaties; verzoekt de lidstaten de samenwerking te verdiepen met het oog op het ontwikkelen van de relevante capaciteiten; vindt dat een meer verantwoord beleid inzake de export van wapens door de lidstaten bij zou dragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU, en verzoekt de lidstaten zich veel consciëntieuzer te houden aan het bepaalde in Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB;

32.  vindt dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) democratischer en doeltreffender moet worden, waaronder middels het mechanisme van permanente gestructureerde samenwerking en het veel meer poolen en gezamenlijk uitvoeren van projecten door de lidstaten; is van oordeel dat het GVDB doeltreffender kan worden gemaakt door op de gebieden operationele planning en implementatie, waaronder ten aanzien van militaire operaties, samen te werken; herinnert aan de cruciale rol die de Unie nu reeds speelt op het gebied van civiele conflictpreventie, conflictbeslechting en vredesopbouw in de wereld, en verzoekt de Unie hiervoor meer middelen ter beschikking te stellen; dringt aan op volledige democratische verantwoordingsplicht en transparantie van het GVDB;

33.  onderstreept de recente verklaring van de Commissie dat jaarlijks EUR 25 tot 100 miljard kan worden bespaard op de nationale defensiebegrotingen tussen de lidstaten; verzoekt de Commissie met klem de lidstaten te helpen bij het realiseren van de besparingen in kwestie door de nationale defensiebegrotingen te poolen, met name op de gebieden onderzoek, ontwikkeling, inkoop, onderhoud en opleiding; is van oordeel dat dergelijke bijeengevoegde nationale middelen tot één of meerdere Europese defensiefondsen kunnen worden getransformeerd;

34.  verzoekt de Commissie nadrukkelijk haar aandacht in het bijzonder te richten op EU-wetgeving die in de sector defensie kan worden toegepast, en beklemtoont de noodzaak van het snel toepassen van de relevante regels van de interne markt, zoals die in de richtlijn betreffende overheidsopdrachten op defensiegebied, hetgeen zou kunnen bijdragen tot grotere doeltreffendheid, meer transparantie en minder corruptie;

35.  verwerpt met klem de herhaalde pogingen van de Commissie om de financiële middelen van bestaande civiele Europese begrotingslijnen en financiële instrumenten te verlagen en te gebruiken om via een toekomstig Europees defensiefonds en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie de Europese defensie-industrie te financieren; is van oordeel dat dergelijke transfers van de civiele naar de defensie-industriesector enerzijds de Europese economie zullen verzwakken en anderzijds niets zullen doen aan de structurele problemen van die defensie-industriesector, die wordt gekenmerkt door een grote mate van inefficiëntie, overcapaciteiten, een gebrek aan transparantie en versnippering; verwerpt de voorstellen van de Commissie in haar mededeling over het Europees defensieactieplan van november 2016 en in het defensiepakket van 7 juni 2017 met betrekking tot het gebruik van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME), de Connecting Europe Facility, de Europese satellietnavigatieprogramma's, het Europees Programma voor aardobservatie, ERASMUS+ en de leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) voor het versterken van de capaciteiten van de defensie-industrie; verwerpt daarnaast ook het voorstel van de Commissie van 6 juli 2016 om in de context van het Instrument voor vrede en stabiliteit middelen van rubriek 4, in het bijzonder van het ENPI en het DCI, te gebruiken voor programma's voor de opbouw van militaire capaciteit en de levering van militaire uitrusting aan derde landen;

36.  vraagt dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie worden gemoderniseerd en het handelsbeleid wordt ontworpen in samenhang met de ontwikkelingsdoelstellingen, klimaatdoelstellingen, milieuprioriteiten, en de sociale en mensenrechtennormen van de EU; onderstreept dat de Europese burgers steeds kritischer staan tegenover de gevolgen van vrijhandelsovereenkomsten, en met name tegenover de mogelijke negatieve effecten ervan voor de werkgelegenheid, het concurrentievermogen en de EU-normen op de gebieden mensenrechten en duurzame ontwikkeling; vindt dat aanvullende stappen moeten worden gezet om de doorzichtigheid te vergroten van de handelsbesprekingen die de EU voert, en dat het Parlement in elk stadium van de onderhandelingen en implementatie moet worden geraadpleegd, en dat de onderhandelingsdocumenten openbaar moeten worden gemaakt;

37.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel te presenteren voor de flankerende maatregelen bij de verordening inzake conflictmineralen;

38.  verzoekt de Commissie om voorlegging van een actieplan ter bestrijding van landroof in ontwikkelingslanden, waaronder middels concrete maatregelen voor pachtzekerheid, dat aansluit bij de internationale mensenrechtenwetgeving en de normen als bedoeld in de FAO-richtsnoeren voor een verantwoord beheer van bodem- en landgebruik, visgronden en bossen;

39.  verzoekt de Commissie een EU-actieplan tegen ontbossing en de aantasting van bossen voor te leggen, inclusief concrete regelgevingsmaatregelen betreffende bevoorradingsketens en financiële transacties;

Bouwen aan een echt Europees asiel- en immigratiebeleid

40.  is van oordeel dat de Europese Unie concrete oplossingen moet aandragen voor het aanpakken van de asiel- en migrantenkwestie, en in het bijzonder van de achterliggende oorzaken, middels holistische beleidsmaatregelen waaronder de toepassing van het concept 'beleidscoherentie voor ontwikkeling' en handels-, klimaat- en investeringsmaatregelen, in combinatie met waarborgen betreffende de veilige en legale toegang voor diegenen die internationale bescherming behoeven, én realistische en toegankelijke kanalen voor legale migratie;

41.  beschouwt hervestiging een van de duurzame oplossingen voor het vluchtelingenprobleem en een onvoorwaardelijk instrument van internationale solidariteit; vindt dat meer mogelijkheden voor het hervestigen van vluchtelingen moeten worden gecreëerd om jaarlijks ten minste 500 000 vluchtelingen uit de herkomst- en transitlanden te kunnen plaatsen, hetgeen - indien voor een goede verdeling wordt gezorgd - absoluut beheersbare aantallen zijn;

42.  dringt aan op hervorming van de bestaande Dublin-verordening en de vervanging ervan door een nieuw systeem dat stoelt op een billijke verdeling van asielzoekers over de lidstaten op basis van objectieve criteria; vindt dat het nieuwe systeem vorm moet worden gegeven rond de bestaande banden met en de voorkeuren van asielzoekers voor bepaalde lidstaten; is daarnaast van mening dat het systeem bindend moet zijn voor alle lidstaten en moet inzetten op stimulansen in plaats van op dwangmaatregelen;

43.  dringt aan op een gecoördineerde aanpak van legale migratie om aanvullende en flexibelere routes voor legale migratie te creëren, waaronder in de vorm van gezinshereniging en werk in sectoren met lage en middeninkomens, versterking van mobiliteitspartnerschappen met derde landen en de ontwikkeling van in heel Europa geldende mobiliteitspakketten met passende waarborgen, waaronder met betrekking tot arbeids- en levensomstandigheden;

44.  verzoekt de Commissie te toetsen hoe het staat met de naleving van het internationaal humanitair recht en de mensenrechtenwetgeving door alle actoren die betrokken zijn bij het bewaken van de buitengrenzen van de Unie en de opvang van asielzoekers, teneinde de mensenrechten te doen respecteren en de bescherming van kwetsbare personen te verbeteren; is van oordeel dat het onderscheid moet worden verduidelijkt tussen illegale smokkelactiviteiten enerzijds en de activiteiten van gewone burgers en organisaties van het maatschappelijk middenveld die mensen in nood proberen te helpen anderzijds, en dat het verlenen van humanitaire bijstand nooit strafbaar mag worden gesteld;

45.  verzoekt de Commissie om voorlegging van een wetgevingsvoorstel inzake humanitaire visa;

Aandacht voor de zorgen van de burgers met betrekking tot veiligheid

46.  verzoekt de Commissie voorstellen uit te werken ter verbetering van de uitwisseling van wetshandhavingsinformatie en ter bevordering van de operationele samenwerking tussen de lidstaten en met de EU-agentschappen, en dat in concreto met het oog op het verplicht uitwisselen van informatie om zware grensoverschrijdende misdaad te bestrijden;

47.  verzoekt de Commissie te evalueren hoe het staat met het gebruik - door de lidstaten - van de uitzonderingen op grond van overwegingen in verband met de 'interne veiligheid' en/of de 'nationale veiligheid' zoals bedoeld in Titel V van het VWEU, waarmee de bevoegdheid van de EU wordt uitgesloten en de soevereiniteit van de lidstaten wordt gehandhaafd, en dat erin resulteert dat de EU minder goed in staat is gemeenschappelijke oplossingen te vinden voor een gemeenschappelijk probleem; verzoekt de Commissie een voorstel te presenteren voor EU-definities van de concepten 'interne veiligheid' en 'nationale veiligheid', teneinde voor juridische zekerheid te zorgen bij de strijd tegen terrorisme;

48.  herhaalt dat het afkondigen van repressieve, maar vaak vooral symbolische maatregelen voor grootschalig toezicht en grenscontroles die een bedreiging voor de burgerlijke vrijheden, de grondrechten en het beginsel van vrij verkeer vormen, niet het juiste antwoord is;

49.  herinnert nog eens aan het belang van het vrij verkeer in de Schengenruimte; beklemtoont dat het belangrijk is de buitengrenzen van de EU doeltreffend te bewaken op basis van een normatief kader van mensenrechten en volledige eerbiediging van het internationaal en Europees recht;

Versterken van de grondrechten en van democratie

50.  maakt zich zorgen dat de opeenvolgende crises niet alleen de samenhang van de Europese samenlevingen schade hebben toegebracht, maar ook het vertrouwen van de Europese burgers in de democratische instellingen op EU- en, in sommige gevallen, op nationaal niveau aan het wankelen hebben gebracht; is daarom van mening dat Europa de versterking van de democratische legitimiteit van de EU en het herstel van het vertrouwen in het vermogen van de Unie om de belangen van burgers te dienen, tot hoogste prioriteit moet verheffen;

51.  verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een pact inzake democratie, de rechtsstaat en grondrechten in de vorm van een interinstitutionele overeenkomst, in de trant van de aanbeveling die het Parlement heeft gedaan in zijn initiatiefverslag van wetgevende aard[6];

52.  verzoekt de Commissie dringend actie te ondernemen en een wetgevingsvoorstel in te dienen voor EU-wetgeving over de bescherming van klokkenluiders, met een breed toepassingsgebied en een passende rechtsgrond, teneinde horizontale bescherming te garanderen die alle categorieën klokkenluiders omvat;

53.  herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een voorstel te presenteren voor het herzien van de verordening inzake het Europees burgerinitiatief, in de trant van hetgeen het Parlement heeft aangegeven in zijn resolutie van 28 oktober 2015[7];

54.  verwacht van de Commissie dat zij - zoals beloofd door voorzitter Juncker - de gedragscode voor commissarissen herziet, met name wat betreft de verlenging van de 'cooling-off'-periode voor voormalige commissarissen;

55.  verzoekt de Commissie met een initiatief te komen om de mediavrijheid en -pluriformiteit te beschermen, desinformatie en haatzaaiende uitlatingen aan te pakken, en zelfs in het tijdperk van de sociale media een op feiten gebaseerd democratisch debat te stimuleren;

56.  verzoekt de Commissie haar langverwachte tweede 'EU-corruptiebestrijdingsrapport' te publiceren en zich aan te sluiten bij de toetsingsmechanismen met betrekking tot corruptiebestrijding van het VN-Verdrag tegen corruptie en de Groep staten tegen corruptie van de Raad van Europa (GRECO);

57.  verzoekt de Commissie nogmaals het voorstel voor een verordening betreffende een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat aan te nemen;

58.  dringt er bij de Commissie op aan vastberadener op te treden om de hardnekkige loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten met een voorstel voor een richtlijn op basis van de aanbeveling van de Commissie over loontransparantie uit 2014; verzoekt de Commissie en de Raad hun inspanningen op te voeren om tot een politiek akkoord te komen over het voorstel voor een richtlijn inzake de verbetering van de verhouding tussen de aantallen mannen en vrouwen bij bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen[8];

Hoe moet Europa beter samenwerken?

59.  herinnert eraan dat veel van de uitdagingen van tegenwoordig – van klimaatverandering tot asiel en migratie, van financiële markten tot multinationale ondernemingen, en van terroristische netwerken tot mislukte staten en schurkenstaten – transnationaal zijn en geen halt houden bij de grens, en derhalve op transnationaal niveau tegenwicht moeten krijgen en moeten worden beantwoord;

60.  dringt aan op versterking van de programma's die erop gericht zijn de contacten en de culturele uitwisselingen tussen de Europese burgers te bevorderen; vindt dat de dialoog tussen de Europese instellingen en de burgers verder moet worden gestimuleerd; is van mening dat de informatie over het beleid en de politiek van de EU toegankelijker en begrijpelijker moet worden gemaakt voor de burgers overal in de Unie; pleit voor relevante onderwijs- en media-initiatieven zodat de burgers bij de Europese verkiezingen van 2019 een weloverwogen keuze kunnen maken;

61.  vraagt alle EU-instellingen, in de wetenschap dat niet-transparant, eenzijdig lobbyisme een aanzienlijke bedreiging voor de beleidsvorming en het openbaar belang vormt, de hoogst mogelijke normen inzake transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit na te streven, en meedogenloos de strijd aan te gaan met de tendens belangenconflicten over het hoofd te zien, hetgeen funest is voor de efficiëntie, billijkheid en betrouwbaarheid van het besluitvormingsproces;

62.  herhaalt dat de werking van de EU beduidend kan worden verbeterd op basis van het Verdrag van Lissabon, met name door volledig gebruik te maken van de gewone wetgevingsprocedure en stemmingen met een gekwalificeerde meerderheid in de Raad; pleit er in dit verband voor de in artikel 48, lid 7, VEU vastgestelde "overbruggingsclausule" te gebruiken; wijst erop dat ook gebruik kan worden gemaakt van het mechanisme van nauwere samenwerking, met name om de EMU te verdiepen, meer te doen op het vlak van het GBVB en meer samen te werken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken;

63.  beklemtoont dat de communautaire methode het meest geschikt is voor de werking van de Unie, aangezien het de enige methode is die voorziet in transparantie, doeltreffendheid en stemmingen met gekwalificeerde meerderheid in de Raad, en in gelijke wetgevingsrechten voor het Europees Parlement en de Raad, en de enige is die de fragmentatie van de institutionele verantwoordelijkheden en de ontwikkeling van met elkaar concurrerende instellingen voorkomt;

64.  meent dat de tendens van de Europese Raad de laatste jaren om toevlucht te nemen tot intergouvernementele middelen de "communautaire methode" in het gedrang brengt en een inbreuk vormt op de Verdragen; wijst er nogmaals op dat, hoewel de leden van de Europese Raad uit hoofde van het Verdrag van Lissabon individueel verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationale parlementen, maar collectief enkel aan zichzelf, de nationale parlementen zich bewust moeten zijn van hun specifieke politieke verantwoordelijkheid om volledige democratische controle uit te oefenen over hun vertegenwoordigers in de Europese Raad;

65.  onderstreept dat het tot stand brengen van de noodzakelijke voorwaarden voor een democratische en doeltreffend functionerende EU uiteindelijk een daadwerkelijke hervorming van het Verdrag behoeft;

66.  is vastbesloten al zijn instrumenten en middelen aan te wenden om te handelen als een drijvende kracht in een hernieuwd democratisch proces gericht op de hervorming van de Europese Unie;

°

°  °

67.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.