Ontwerpresolutie - B8-0455/2017Ontwerpresolutie
B8-0455/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van het Europees Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2018

30.6.2017 - (2017/2699(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie
naar aanleiding van een verklaring van de Commissie, ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

João Pimenta Lopes, Dimitrios Papadimoulis, Marina Albiol Guzmán, Paloma López Bermejo, Neoklis Sylikiotis, Takis Hadjigeorgiou, Javier Couso Permuy, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2017/2699(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0455/2017
Ingediende teksten :
B8-0455/2017
Aangenomen teksten :

B8-0455/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van het Europees Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2018

(2017/2699(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], met name bijlage IV,

–  gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

Een ander Europa is mogelijk

A.  overwegende dat na verscheidene jaren van economische, sociale en politieke crisis de tot grondslag van de EU-integratie uitgeroepen waarden – democratie en participatie, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid, solidariteit en duurzaamheid alsmede eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten – ondermijnd zijn en nog steeds ondermijnd worden;

B.  overwegende dat het door de EU via het kader van de economische governance opgelegde neoliberale, bezuinigingsgerichte beleid de sociaal-economische ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten heeft vergroot en heeft geresulteerd in een toename van het aantal mensen dat met armoede en sociale uitsluiting wordt bedreigd; overwegende dat de liberalisering van de arbeidsmarkten en de regressieve belastingsystemen hebben bijgedragen tot de welvaartsoverdracht van de werkenden naar het grootkapitaal, en de inkomens- en rijkdomskloof hebben vergroot;

C.  overwegende dat de uiterst disproportionele schuldenlast een gevolg is van de asymmetrische maatregelen en aard van het integratieproces, waarbij sommige landen baat hebben terwijl andere in een diepe economische depressie zijn gedwongen; overwegende dat de schuldenlast als voorwendsel is gebruikt voor het opleggen van bezuinigingen, die op hun beurt de recessie hebben verergerd en de sociale functie van de staten en de werknemersrechten van de bevolking hebben uitgehold, en vervolgens hebben geleid tot toenemende werkloosheid, armoede, sterke loondalingen, verhoging van de pensioenleeftijd en verlaging van de overheidsuitgaven op gebieden als onderwijs, cultuur en gezondheid;

D.  overwegende dat deze situatie ertoe heeft geleid dat burgers vraagtekens zijn gaan plaatsen bij het neoliberale beleid dat wordt gevoerd door uit politieke partijen van de "Grote Coalitie" bestaande regeringen, die geen antwoord konden bieden op de nijpende uitdagingen van onze samenlevingen; overwegende dat de burgers aandringen op een radicale verandering van het beleid en de politieke structuren;

E.  overwegende dat de uiterst ongelijke economische ontwikkeling en schuldenlast, de hoge werkloosheid, de verslechterende sociale en arbeidsrechten, en de toenemende sociaal-economische ongelijkheden om een beleidsomslag vragen, wég van het huidige EU-beleid naar beleid op nationaal en EU-niveau dat de lidstaten sterkt bij hun streven naar welvaart voor iedereen, een billijke verdeling van de rijkdom, duurzame economische groei, volledige werkgelegenheid, werkzekerheid en sociale bescherming, kwalitatief hoogwaardige, universele en kosteloze openbare dienstverlening, ecologisch welzijn dankzij een gezond natuurlijk milieu, investeringen in onderwijs en infrastructuur, een waardig leven voor ouderen, en betaalbare huisvesting, energie en communicatie; overwegende dat er op het niveau van zowel de Unie als de lidstaten alomvattende beleidsmaatregelen nodig zijn ter bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en inkomensongelijkheid, in het bijzonder door middel van herverdelingsmaatregelen en op nieuwe banen gerichte overheidsinvesteringen;

F.  overwegende dat het kader voor economische governance beleidskeuzes uit handen van democratisch gekozen regeringen en nationale parlementen heeft genomen, waardoor de volkeren van Europa geen democratische controle kunnen uitoefenen en het bezuinigingsbeleid is geïnstitutionaliseerd; overwegende dat het groeiende verzet tegen dit soort Europese integratie duidelijk maakt dat er dringend behoefte is aan een ander integratieproces dat sociale en democratische vooruitgang in de EU, billijke en vreedzame oplossingen voor internationale problemen en een mondiale culturele dialoog ten goede komt en berust op samenwerking tussen gelijkberechtigde landen;

G.  overwegende dat de belastingsystemen zo ontworpen zijn dat ze het grootkapitaal meer ten goede komen dan de werkende klasse en de bevolking; overwegende dat de strenge begrotingsdiscipline en de zware verliezen aan overheidsinkomsten als gevolg van belastingontduiking en -ontwijking nog meer druk leggen op de begrotingen van de lidstaten, en de belangen van de bevolkingen en de werkenden in de Unie ondermijnen; overwegende dat belastingbeleid een bevoegdheid van de lidstaten blijft; overwegende dat geheime belastingovereenkomsten, mondiale belastingontwijking en -ontduiking, en de overheveling van winsten naar belastingparadijzen nog altijd mogelijk zijn en binnen het wettelijk kader onvoldoende worden aangepakt;

H.  overwegende dat de begrotingsbesluiten van de EU niet dienstig zijn aan de noodzaak van het aanzwengelen van duurzame, kwalitatief hoogwaardige en sociaal evenwichtige groei, en geen rekening houden met de behoefte aan solidariteit en sociaal-economische cohesie tussen de lidstaten;

I.  overwegende dat de internationale situatie momenteel gekenmerkt wordt door aanhoudende oorlogen, geopolitieke rivaliteit, gewelddadige conflicten, een escalatie van beleidsmaatregelen met het oog op inmenging in en destabilisering van soevereine landen, en een gevaarlijke wapenwedloop onder leiding van de belangrijkste NAVO-mogendheden; overwegende dat de burgers de betrokkenheid van Europa bij oorlogen en geopolitieke rivaliteit verwerpen; overwegende dat de inzet voor multilateralisme en samenwerking in het kader van het internationaal recht en de beginselen van het VN-Handvest, alsook het zelfbeschikkingsrecht van volkeren en eerbiediging van de soevereiniteit van cruciaal belang zijn;

J.  overwegende dat de EU zich nog steeds voor de grootste humanitaire vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog geplaatst ziet; overwegende dat de EU en sommige lidstaten een directe verantwoordelijkheid dragen voor de achterliggende oorzaken van migratie en/of gedwongen verplaatsing en voor het feit dat mensen huis en haard ontvluchten als gevolg van oorlogen, klimaatverandering, ongelijkheden en onrechtmatige inmenging in het Midden-Oosten en Noord-Afrika door middel van militaire interventies die regionale conflicten aanwakkeren en de geopolitieke en strategische belangen van de EU, de VS en de NAVO dienen; overwegende dat de EU duidelijk niet voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van het internationale recht;

K.  overwegende dat verscheidene beleidsmaatregelen van de EU en de lidstaten een voedingsbodem voor vreemdelingenhaat, racisme, extreemrechts beleid en ideeëngoed en het ontstaan van radicale, xenofobe en racistische partijen en bewegingen hebben gecreëerd omdat ze discriminatie op grond van nationaliteit verankeren in de behandeling van werkenden, vluchtelingen en migranten; overwegende dat ook binnen de EU schendingen van de mensenrechten plaatsvinden, wat deze krachten alleen maar in de hand werkt;

L.  overwegende dat het democratische tekort is toegenomen als gevolg van de beleidskeuzes van de EU, en dat veel burgers de indruk hebben dat zij niet worden vertegenwoordigd door de instellingen; overwegende dat dit een groot probleem is, waaraan alleen maar iets kan worden gedaan middels meer transparantie en openheid en verdediging van de waarden mensenrechten en democratie, met inbegrip van een sterkere participatie van de burgers, vrede, verdraagzaamheid, vooruitgang, solidariteit en samenwerking tussen volkeren;

M.  overwegende dat de klimaatcrisis nog steeds de stabiliteit, de gezondheid en de bestaansmiddelen van samenlevingen in de hele wereld bedreigt, alsook het dierenwelzijn en de biodiversiteit; overwegende dat de toezeggingen in het kader van COP 21 weliswaar ambitieus lijken, maar toch nog zorgvuldig verder in de juiste richting moeten worden aangescherpt;

N.  overwegende dat de soevereine wil van mensen met betrekking tot hun eigen ontwikkeling in elke lidstaat een absoluut recht vormt en moet worden verdedigd;

Arbeids- en sociale rechten verdedigen en bevorderen

1.  uit scherpe kritiek op het door de Commissie ingediende voorstel voor een Europese sociale pijler omdat dit louter een handboek sociale etiquette is dat niet zal leiden tot de omslag die de EU dringend nodig heeft om de humanitaire, sociale en economische crisis te keren die veroorzaakt is door het neoliberalisme en nog verergerd is door het bezuinigings- en dereguleringsbeleid; benadrukt dat wettelijke, universele sociale zekerheid en zekere arbeidscontracten van onbepaalde duur het onbetwiste juridische model moeten zijn dat wordt gehanteerd in het toekomstige Europa dat wij nastreven, in tegenstelling tot de flexibele scenario's die in de discussienota over de sociale dimensie van Europa worden geschetst; meent dat alle inwoners van de EU recht moeten hebben op substantiële sociale beleidsmaatregelen, met het oog op een geleidelijke convergentie inzake sociale grondrechten, met inbegrip van afdwingbare minimale sociale rechten op het niveau van de Unie die duidelijk voorrang krijgen op andere beleidsdoelstellingen, onverminderd het recht van de lidstaten om hogere normen te hanteren; dringt aan op een toekomstig Europa dat breekt met het bezuinigings- en mededingingskader en met liberalisering en deregulering van de arbeidsmarkt, en voorrang geeft aan zo sterk mogelijke sociale en arbeidsrechten op het niveau van de EU en de lidstaten, met inbegrip van het recht op een armoedebestendig minimuminkomen voor iedereen, het stakingsrecht en het recht op hoge lonen op basis van sectorale collectieve overeenkomsten voor alle werknemers; dringt, als een eerste stap in deze richting, aan op een protocol inzake sociale vooruitgang dat ervoor zorgt dat sociale rechten voorgaan op internemarkt- of begrotingsregels;

2.  is van mening dat het herziene Europees Sociaal Handvest de basis moet vormen voor een gemeenschappelijke reeks sociale minimumrechten en -normen, en verwacht een toezegging dat de EU tot het Handvest zal toetreden, om de sociale en economische convergentie en de samenhang tussen volkeren en gebieden te versterken en te waarborgen dat de lidstaten het onaantastbare recht hebben hogere rechten en normen toe te passen;

3.  dringt aan op de uitvoering van concrete voorstellen om het recht op collectieve onderhandelingen te waarborgen en te bevorderen als een cruciaal instrument voor het beschermen en vergroten van rechten, en op een toezegging van de Commissie om het beginsel van "gelijke beloning voor gelijk werk op dezelfde plek" voor alle werknemers te versterken, en in dit verband alle collectieve overeenkomsten te erkennen, ook die in verband met gedetacheerde werknemers; betreurt ten zeerste elke poging ter ondermijning van collectieve acties, met inbegrip van het recht op vakbondslidmaatschap, collectieve onderhandelingen en staking;

4.  verzoekt de Commissie werktijdvermindering en -regulering en hogere lonen te bevorderen en sociale dumping tegen te gaan om een einde te maken aan onzeker en frauduleus werk, arbeidstijdderegulering, de uitbreiding van de lagelonensector, neerwaartse loonconcurrentie, discriminatie, intimidatie en geweld op de arbeidsplaats, en om werkenden te beschermen tegen zelfuitbuiting middels nieuwe vormen van werk, met inbegrip van digitaal werk en crowd-work, alsook ter bescherming van het log-off-recht;

5.  betreurt ten zeerste de voorstellen van de Commissie in verband met de vervoerssector omdat deze geen hoge normen inzake veiligheid en arbeidsomstandigheden waarborgen en tot doel hebben de werknemersrechten, met inbegrip van het stakingsrecht, af te zwakken;

6.  dringt er bij de Commissie op aan het flexizekerheidsmodel te verwerpen en ervan af te stappen en beleid te bevorderen dat kwalitatief hoogwaardige en veilige banen schept, zodat alle werknemers, inclusief mobiele en gedetacheerde werknemers, nu en in de toekomst verzekerd zijn van leefbare lonen (wat spaargeld, vaardigheden en pensioenen betreft) en een ruime sociale bescherming; herhaalt dat er sociale zekerheid op basis van universele solidariteit nodig is, en verwerpt de privatisering en afkalvende bescherming in de vorm van zowel slinkende sociale overdrachten als een verhoging van de pensioenleeftijd;

7.  dringt er bij de Commissie op aan de bestrijding van ongelijkheid, armoede en sociale uitsluiting een centrale plaats in haar beleid te geven; roept de Commissie er nogmaals toe op een economisch model na te streven dat is toegespitst op het scheppen van banen met rechten in plaats van het vergaren van rijkdom voor aandeelhouders, en zich in te spannen voor het versterken van overheidsdiensten in plaats van privatisering, waardoor rijkdom van de openbare naar de particuliere sector wordt overgeheveld en werknemersrechten worden verzwakt; dringt er bij de Commissie op aan verdere maatregelen te nemen, zoals de volgende twee initiatieven, ten eerste: een sociaal investeringsplan ter ondersteuning van sociaal beleid op het niveau van de lidstaten ter bevordering en ondersteuning van vrije en gelijke toegang tot hoogwaardige openbare diensten in de lidstaten, met inbegrip van toegang tot justitie, onderwijs, gezondheidszorg en fatsoenlijke huisvesting en opvang voor kleine kinderen en ouderen, en ten tweede: een voorstel voor een geïntegreerde armoedebestrijdingsstrategie, met inbegrip van de invoering van een minimuminkomensregeling, op het niveau van de lidstaten, in het kader waarvan een percentage (60 %) van het gemiddelde inkomen in de lidstaten in kwestie gegarandeerd zou moeten zijn, als een belangrijke stap in de richting van de eliminatie van armoede;

8.  verdedigt het recht op mobiliteit, maar beklemtoont dat dit het scheppen van banen waar mensen wonen niet kan vervangen, en verwerpt het model van de Commissie, dat werknemers tegen elkaar uitspeelt; benadrukt dit in het licht van de toenemende digitalisering van de productiemodellen, die niet tot werkloosheid en bestaansonzekerheid mag leiden, maar een arbeidstijdverkorting moet opleveren, met behoud en verhoging van de lonen en arbeidsvoorwaarden; is van mening dat de digitalisering een grote uitdaging voor de samenleving vormt, zowel wat de overgang tussen verdwijnende beroepen en nieuwe productiemodellen betreft als wat het waarborgen van sociale en arbeidsrechten in nieuwe banen en vormen van arbeidsorganisatie betreft; dringt er bij de Commissie op aan zich niet alleen toe te spitsen op de bevordering van eerlijke mobiliteit maar ook op het scheppen van banen en de overgang naar werk in alle lidstaten, met name in regio's met een hoge werkloosheid, en haar steun af te stemmen op de specifieke behoeften van de lidstaten; onderstreept in dit verband dat alle werknemers, zowel op als buiten de arbeidsmarkt, toegang moeten hebben tot programma's voor permanente opleiding en bijscholing gedurende hun hele arbeidsleven, en dat deze door werkgevers en de lidstaten gefinancierd moeten worden;

9.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat werknemers en vakbonden gedurende alle stadia van de procedure betrokken worden bij en geïnformeerd worden over de gesprekken en aanbevelingen betreffende de nationale insolventiekaders, en erop toe te zien dat insolventieprocedures niet worden gebruikt om de arbeidsvoorwaarden uit te hollen; dringt er voorts bij de Commissie op aan de omstandigheden te bevorderen waarin werknemers bedrijven die failliet dreigen te gaan, kunnen overnemen teneinde de economische activiteit te handhaven en het verlies aan banen tot een minimum te beperken;

10.  vindt dat alle EU-actieprogramma's op het gebied van cultuur en onderwijs standaard een sociale-integratiedimensie moeten hebben en tot openbaar onderwijs van hoge kwaliteit en volledige toegang tot cultuur en recreatie voor eenieder moeten bijdragen; verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook om uitgaven in verband met onderwijs en cultuur buiten beschouwing te laten bij de berekening van het overheidstekort in het stabiliteits- en groeipact totdat het pact is ingetrokken en vervangen door een werkgelegenheids- en groeipact;

11.  benadrukt het belang van beleidsinitiatieven ter bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid; neemt kennis van het pakket inzake het combineren van werk en privéleven, dat voorstellen voor nieuwe of hogere minimumnormen inzake ouderschapsverlof, vaderschapsverlof en zorgverlof omvat; dringt er echter op aan dat de initiatieven aansluiten bij het standpunt van het Parlement inzake de richtlijn moederschapsverlof door de gewaarborgde minimumduur van betaald moederschapsverlof van 14 tot 20 weken te verlengen en een gegarandeerd recht op betaald vaderschapsverlof te introduceren; is ingenomen met het voorstel dat ouderschapsverlof een individueel recht voor ouders wordt; is van mening dat er in alle lidstaten specifieke maatregelen moeten worden getroffen om het evenwicht tussen werk en privéleven voor vrouwen en mannen te verbeteren, en dat de duur van ouderschapsverlof, dat volledig betaald moet zijn, verlengd moet worden om uiteindelijk te komen tot een billijker systeem van ouderschapsverlof;

12.  vraagt de Commissie samen met de lidstaten een voorstel te presenteren voor een alomvattende EU-strategie inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en daarin aandacht te besteden aan alle vormen van dit geweld; is ingenomen met de inspanningen die de Commissie momenteel levert betreffende de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul; roept de EU op tegemoet te komen aan de dringende behoefte aan de goedkeuring en tenuitvoerlegging van een nieuwe EU-strategie tegen mensenhandel waarin veel aandacht wordt besteed aan de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en die in het bijzonder is toegespitst op het terugdringen van de vraag en de invoering van een systeem ter bestraffing van de afnemers/daders;

Progressief economisch beleid

13.  verzoekt de Commissie het bezuinigingsbeleid van de EU stop te zetten; is van mening dat het Verdrag inzake begrotingsstabiliteit, het begrotingspact, het Europees semester alsook de nationale comités voor het concurrentievermogen en de onafhankelijke begrotingsautoriteiten moeten worden ingetrokken omdat ze gekenmerkt worden door een democratisch en maatschappelijk tekort, en niet alleen een economisch keurslijf vormen met ernstige negatieve gevolgen op het vlak van investeringen, groei, regionale cohesie en banencreatie, en de ongelijkheid in en tussen de lidstaten dramatisch hebben doen toenemen, maar ook het recht van de lidstaten beknotten om hun doelstellingen inzake begroting en overheidsbeleid te bepalen;

14.  verwerpt daarom nadrukkelijk het verslag van de vijf voorzitters en het witboek en de discussienota van de Commissie over de verdieping van de Economische en Monetaire Unie (EMU), aangezien die geen uitweg bieden uit het bezuinigingsverhaal, maar daarentegen een verdere uitdieping van het huidige beleid, een vergroting van het concurrentievermogen en structurele convergentie aanbevelen, door een strikt begrotingsbeleid en besparingen op te leggen;

15.  benadrukt dat dit beleid moet worden vervangen door een werkgelegenheids- en groeipact dat een nieuwe reeks economische, sociale en milieubeleidsmaatregelen ten gunste van de bevolking en werknemers omvat, namelijk door het bevorderen van ecologisch duurzame inclusieve groei, hoogwaardige en zekere werkgelegenheid en sociale en regionale cohesie; onderstreept dat de lidstaten in dit nieuwe samenwerkingskader opnieuw in staat moeten worden gesteld zelf te beslissen over het economische beleid dat het meest op hun eigen specifieke situatie is afgestemd, terwijl het besluitvormingsproces op EU-niveau democratische verantwoordingsplicht en transparantie moet waarborgen ten aanzien van het Europees Parlement en de nationale parlementen, met volledige inachtneming van de besluiten die op het niveau van de lidstaten zijn genomen en die moeten getuigen van een uitgebreide dialoog met alle belanghebbenden; verzoekt de Commissie met klem een debat tussen de lidstaten en de EU-instellingen op gang te brengen over de manier waarop dit kan worden verwezenlijkt;

16.  is van mening dat, mocht een lidstaat besluiten om uit de euro te stappen omdat lidmaatschap onhoudbaar en ondraaglijk is geworden, een dergelijke beslissing volkomen gerespecteerd moet worden en het pad moet effenen voor een onderhandelde en ordelijke uittreding, op een billijke wijze zonder druk, sancties of chantage, in het kader van een alomvattend ondersteuningsprogramma; meent dat een dergelijk programma moet voorzien in de mogelijkheid van passende compensatie, bepaald op basis van de veroorzaakte sociale en economische schade;

17.  dringt er bij de Commissie op aan een noodplan uit te werken ter ondersteuning van de economie van de landen die onder de interventie van de trojka hebben geleden;

18.  benadrukt dat de schuldenlast in een aantal EU-landen tot de hoogste ter wereld blijft behoren; vraagt de Commissie en de lidstaten derhalve een proces op te starten en te ondersteunen om de bedragen, de termijnen en de intrestvoeten van de overheidsschuld opnieuw uit te onderhandelen en de speculatieve en onrechtmatige elementen ervan in de landen met de hoogste schulden te annuleren, zodat de terugbetaling gelijke tred houdt met de sociaal-economische ontwikkeling; merkt op dat het economisch herstel van de lidstaten zonder schuldverlichting onmogelijk is;

19.  dringt er bij de Commissie op aan het ondemocratische en onevenwichtige proces van de bankenunie, dat tot dusver de belangen van de banken en niet die van de spaarders heeft beschermd, zo snel mogelijk te beoordelen en te bespreken; is van mening dat de bankenunie het vermogen van de lidstaten om controle uit te oefenen over hun bankwezen verder heeft verzwakt en bovendien heeft gediend om een aantal fusies en overnames in het bankwezen van verschillende lidstaten te bevorderen en uiteindelijk tot stand te brengen; meent dan ook dat de bankenunie als een politiek instrument heeft gefungeerd om een proces van kapitaalcentralisatie en -concentratie door te drukken; de totstandkoming van een pan-Europees bankoligopolie is eigenlijk zowel een hoofddoel als een gevolg van de bankenunie, biedt geen oplossing voor het probleem van instellingen die te groot zijn om failliet te gaan, maar maakt het alleen maar groter, dient de belangen van de bevolking niet en biedt spaarders lang niet daadwerkelijk zekerheid; is dan ook van mening dat de enige manier om het probleem van instellingen die te groot zijn om failliet te gaan, en de spaardersgarantie aan te pakken en te komen tot een bankwezen dat de belangen van de bevolking en de ontwikkelingsbehoeften van landen dient, erin bestaat de bankenunie te herroepen en overheidstoezicht op en decentralisatie van de banksector en de financiële sector te bevorderen; wijst erop dat het dringend nodig is initiatieven te nemen en spaarders met een laag of middeninkomen in Europa te beschermen tegen toekomstige systeemcrises;

20.  benadrukt dat de deregulering en de liberalisering van de kapitaalmarkten ernstige problemen vormen voor de economieën van de lidstaten, en met name hun stabiliteit; is van mening dat de kapitaalmarktenunie, door de steeds grotere financialisering van de economieën van de lidstaten, uitsluitend de belangen van financiële kapitalisten dient en de mogelijkheid van een nieuwe financiële crisis sterk vergroot; dringt erop aan onmiddellijk te stoppen met de totstandbrenging van de kapitaalmarktenunie en herhaalt dat investment banking en retail banking van elkaar moeten worden gescheiden om besmetting en concentratie van de sector te voorkomen;

21.  vraagt de Commissie en de lidstaten daadwerkelijke politieke vastberadenheid aan de dag te leggen bij het belasten van vermogens; betreurt het dat de EU zo slap op de belastingschandalen heeft gereageerd; vindt dat tax rulings, landenspecifieke rapportages en registers van feitelijke eigendom openbaar moeten worden gemaakt, teneinde tot meer transparantie en toezicht te komen; pleit voor de afschaffing van offshoreconstructies en andere belastingparadijzen binnen en buiten de EU, doeltreffende regelgeving betreffende degenen die offshoreconstructies mogelijk maken en bevorderen, en samenwerking met het oog het opheffen van het bankgeheim voor belastingdoeleinden, alsook het voorkomen en aanpakken van witwaspraktijken en belastingfraude, en het bestraffen van speculatieve transacties, in de vorm van belastingbeleidmaatregelen die erop gericht zijn dat winsten worden belast waar de economische activiteiten plaatsvinden, waar de werknemers daadwerkelijk werken en waar de waarde wordt gegenereerd; vraagt om in het kader van de Verenigde Naties een internationale top te houden met het oog op de opstelling van een stappenplan en een gemeenschappelijk actieplan ter bestrijding van belastingparadijzen en fiscale dumping;

Het herstel van de economieën van de lidstaten door middel van overheidsinvesteringen en duurzame groei

22.  onderstreept dat de EU, behalve een democratisch en rechtvaardig samenwerkingskader en een echte pijler van sociale rechten, een holistische en eerlijke economische ontwikkeling en een investeringsstrategie nodig heeft waarin rekening wordt gehouden met de belangen van de bevolking en de behoeften en specifieke kenmerken van elke lidstaat; verzoekt de Commissie een plan voor overheidsinvesteringen te lanceren dat er daadwerkelijk op gericht is volledige werkgelegenheid en een duurzame, energie-efficiënte, koolstofarme economie tot stand te brengen, met bijzondere aandacht voor landen en regio's met een hoge werkloosheid en veel armoede, en voor de productieve sectoren die voor de ontwikkelingsstrategieën van elk land van vitaal belang zijn; roept op tot de bevordering van openbare projecten en steun voor lokale overheden, micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, coöperaties en non-profitbedrijven, het stimuleren van hun productiviteit, het beperken van het effect van machtsposities van grote concerns, het bewerkstelligen van gezonde economische ontwikkeling en sociale cohesie in de EU, en de versterking van EU-middelen en de oriëntering ervan in die richting;

23.  benadrukt dat naast het investeringsplan het cohesiebeleid een zichtbare, merkbare en kwantificeerbare uiting is van Europese solidariteit en gelijkwaardigheid moet zijn; benadrukt dat er dringend behoefte is aan een echt cohesiebeleid met aanzienlijk verhoogde structuurfondsen, dat vooral tot doel heeft de ongelijkheden tussen regio's – in het bijzonder de armere en afgelegen regio's – te verkleinen, gericht is op lidstaten die te kampen hebben met onderontwikkeling en hoge werkloosheid of geconfronteerd worden met een natuurramp of een humanitaire crisis, en hulp in de vorm van personele middelen en technische bijstand omvat inzake migratie en natuurrampen; dringt er daarom bij de Commissie op aan een sterk cohesiebeleid voor de periode na 2020 te handhaven, gebaseerd op subsidies en de in de Verdragen vervatte centrale doelstellingen van ecologische, sociale, economische en territoriale cohesie, met zowel een stedelijke als een landelijke dimensie en een sterke klemtoon op Europese territoriale samenwerking, en met een sterke gehechtheid aan het partnerschapsbeginsel, ter bevordering van reële convergentie en duurzame economische en werkgelegenheidsgroei; is er sterk tegen gekant dat het cohesiebeleid ondergeschikt wordt gemaakt aan de economische governance, structurele hervormingen en macro-economische voorwaarden van de EU omdat het cohesiebeleid niet mag worden gebruikt als middel om een lidstaat of regio die het deregulerings- en privatiseringsbeleid afwijst, te bestraffen;

24.  onderstreept het belang van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) om te reageren op grote natuurrampen, rekening houdend met de meest recente gebeurtenissen, en met name de aardbevingen in Italië en Griekenland en de bosbranden in Portugal en Spanje, die een dramatische en grote impact hebben gehad op de bevolking in buitengewoon achtergestelde regio's, en neemt kennis van de voorgestelde verhoging van de vastleggings- en betalingskredieten voor het SFEU; verzoekt de Commissie toe te zien op een verdere verhoging van dit fonds en de regels aan te passen zodat het soepeler en gerichter kan worden ingezet, ten behoeve van een ruimer scala van rampen met grote gevolgen, teneinde de tijd tussen de ramp en de beschikbaarheid van de middelen in te korten;

25.  meent dat de sociale, economische, klimaatgerelateerde en politieke uitdagingen alleen maar het hoofd kunnen worden geboden door te breken met het neoliberale beleid van het verleden en te streven naar sociale vooruitgang, economische convergentie, cohesie en duurzame ontwikkeling; dringt er sterk op aan af te stappen van het concurrentiebeginsel en het markteconomiebeginsel, om het pad te effenen voor een Europa dat op het beginsel van solidariteit en tot wederzijds voordeel strekkende samenwerking berust;

26.  verwacht dat de economische ontwikkelingsstrategie van de EU een inclusieve industriële strategie omvat waarmee in alle lidstaten en regio's een gediversifieerde industriële basis versterkt en ontwikkeld wordt, waarbij rekening moet worden gehouden met de regionale kenmerken; wijst erop dat de lidstaten en overheidsinvesteringen een centrale rol spelen in de herindustrialiseringsstrategie, die strategische sectoren moet omvatten en banengroei en sociale en ecologische duurzaamheid als essentiële doelstellingen moet hebben; vraagt de Commissie het probleem van de verplaatsing van industriële productie binnen de mondiale waardeketens aan te pakken en een verbod op EU-financiering voor de delocalisering van productie voor te stellen, zodat industriële banen in de lidstaten worden behouden;

27.  wijst op de fundamentele rol van openbaar onderzoek als tegenwicht voor marktgerichte tendensen; benadrukt dat EU-onderzoeksfondsen als middel moeten worden gebruikt om de territoriale samenhang in de EU te vergroten, en dat de concentratie van onderzoeksfinanciering in enkele landen, universiteiten, onderzoekscentra en ondernemingen moet worden voorkomen; benadrukt het belang van de versterking van overheidsinvesteringen en de regulering van digitale diensten om de digitale kloof te overbruggen, en wijst erop dat de concentratie van digitale inhoud onder enkele distributeurs moet worden voorkomen; staat achter open normen in de digitale sector en open wetenschap zodat innovaties aan iedereen ten goede komen; dringt erop aan dat alle wetenschappelijke kennis, ongeacht of die door directe of indirecte EU-financiering gesteund is, openbaar wordt gemaakt;

28.  verwerpt de interne energiemarkt van de EU en de totstandbrenging van een Europese energie-unie, die tot verdere liberalisering en monopolisering zullen leiden; verzoekt om openbare controle op deze strategische sector, aangezien ecologische en sociale duurzaamheid het best kan worden gewaarborgd als de energieproductie en -distributie in handen zijn van en beheerd worden door de overheid; herhaalt dat energie een openbaar goed is en dat toegang tot energie een sociaal grondrecht moet zijn; betreurt dat de Commissie dit in alle voorstellen heeft verwaarloosd, ook in het pakket "Schone energie voor alle Europeanen"; verwacht in dit verband van de Commissie dat ze een Europese waarnemingspost voor energiearmoede opzet en een concreet actieplan opstelt om energiearmoede aan te pakken;

29.  dringt aan op een gedecentraliseerd gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) dat de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector bevordert, zodat deze sector sociaal-economisch levensvatbaar blijft, de visreserves in stand worden gehouden, banen worden behouden en gecreëerd, en de levensomstandigheden van de werknemers in deze sector worden verbeterd; bevestigt nogmaals dat in het GVB de specifieke kenmerken van kleinschalige visserij en kustvisserij moeten worden erkend en dat de bestaande instrumenten geschikt moeten zijn voor de behoeften van de sector; vraagt om maatregelen ter garantie van de nationale soevereiniteit over de exclusieve economische zones van de lidstaten en hun visreserves;

30.  is van mening dat 30 jaar Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een zware tol heeft geëist van de landbouwsector in de lidstaten en heeft bijgedragen tot de crisis in de landbouwsector; dringt aan op hernieuwde aandacht voor een van de financieringsbeginselen van het GLB, namelijk "de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren", ter bestrijding van de toegenomen productieconcentratie, de afname van kleinschalige landbouwers, en de toename van regionale asymmetrieën en de externe afhankelijkheid van buitenlandse goederen, hetgeen de grootste Europese economieën en grote landbouwbedrijven ten goede komt; betreurt het dat dit verschijnsel ons mondiaal gezien belangrijke landbouw- en plattelandserfgoed in gevaar dreigt te brengen, terwijl grote agro-industriële bedrijven hun marges vergroten en hun model van een mondiaal voedselsysteem erdoor drukken, met alle schadelijke milieueffecten van dien; beklemtoont de centrale rol van landbouwers in het landbouw- en voedselbeleid; verzet zich met klem tegen marktdominantie en oneerlijke prijsvorming door grote levensmiddelenbedrijven ten koste van de voedselveiligheid, kwaliteit en soevereiniteit, de gezondheid van mens en dier, dierenwelzijn en het milieu; benadrukt hoe belangrijk het is de toegang tot land te vergemakkelijken om de ongelijkheid in plattelandseconomieën te bestrijden en de generatiewisseling in de landbouwsector te bevorderen;

31.  verzoekt de Commissie, aan de vooravond van de komende GLB-hervorming, de focus van het huidige GLB, waarin intensieve landbouw en extractieve monoculturen de hoofdtoon voeren, te verleggen naar een duurzaam landbouw- en voedselbeleid, rekening houdend met de diverse economische, maatschappelijke, milieu-, voedings- en gezondheidskwesties en -uitdagingen;

32.  verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om vrouwen zichtbaarder te maken en een grotere rol te laten spelen in de landbouwsector; dringt er bij de Commissie op aan prioriteit te verlenen aan de bescherming van en de toegang tot landbouwgrond; veroordeelt landroof ten zeerste en verlangt dat de Commissie en de lidstaten snel actie ondernemen; bevestigt nogmaals dat water een universeel recht is dat aan alle mensen moet worden gegarandeerd en niet mag worden geprivatiseerd;

33.  verzoekt de Commissie alle vormen van zaaigoedoctrooiering te verbieden om de landbouwers te beschermen tegen de concurrentiedruk vanwege multinationals die zaad produceren, en plaatselijke variëteiten en ons genetisch en cultureel erfgoed te beschermen; vraagt de Commissie in samenwerking met de lidstaten de toelating, de teelt en het op de markt brengen van ggo's te verbieden en maatregelen te nemen tegen het wijdverspreide gebruik van bestrijdingsmiddelen;

34.  verzoekt de Commissie met klem om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de nog openstaande punten van de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015; vraagt de Commissie een nieuwe en ambitieuze strategie voor de bescherming en het welzijn van dieren en de biodiversiteit voor de periode 2016-2020 op te stellen waarmee de huidige tekortkomingen en achterpoortjes worden weggewerkt, teneinde een gelijk speelveld te bewerkstelligen en dierenwelzijn en bescherming van de biodiversiteit in de hele EU te bevorderen;

Milieubeleid voor een duurzame toekomst – aanpak van de klimaatverandering

35.  wijst erop dat de klimaatcrisis dringend moet worden aangepakt; is ingenomen met de erkenning door de COP 21 dat de huidige klimaatcrises worden veroorzaakt door een energie-intensief productiesysteem en de exploitatie van fossiele brandstoffen; benadrukt dat een oplossing voor de klimaatverandering erin bestaat dat alle betrokken landen zich engageren om hun broeikasgasemissies te verminderen, in overeenstemming met hun historische verantwoordelijkheid; is er sterk van overtuigd dat het lot van de planeet niet kan worden overgelaten aan marktgebaseerde instrumenten, maar een breuk met het kapitalistische groeimodel alsook een radicale verandering op het vlak van productiewijzen, distributie en consumptie vergt; betreurt daarom dat de toezeggingen in het kader van de COP 21 geen garantie vormen voor een vermindering van de broeikasgasemissies, die noodzakelijk wordt geacht om ervoor te zorgen dat de gemiddelde temperatuur met niet meer dan 2 ºC stijgt, en dat het klimaatakkoord de marktmechanismen versterkt;

36.  vindt het jammer dat de Commissie zich ten aanzien van het onderwerp "bindende doelstellingen" tot nu toe zo weinig ambitieus heeft getoond; betreurt dat het beleid inzake klimaatverandering blijft vasthangen aan een marktgerichte benadering, die duidelijk ondoeltreffend en onverantwoord is gebleken (koolstofmarkt, flexibiliteitsinstrumenten enz.); roept op om te breken met de marktgerichte benadering en over te gaan tot een normatieve aanpak, volgens het beginsel van "gezamenlijke, doch verschillende, verantwoordelijkheden"; roept de Commissie en de lidstaten op om verder te gaan dan het kader van de Overeenkomst van Parijs; is ervan overtuigd dat de EU haar inspanningen moet opdrijven en klimaat en milieu een topprioriteit moet maken; roept de Commissie en de lidstaten daarom op om in alle relevante beleidsmaatregelen klimaatverandering te integreren en strenge milieunormen op te nemen; roept de Commissie en de lidstaten op om te zorgen voor de uitvoering van de beloften van Parijs en de aanvullende doelstellingen, ondanks alle inherente tekortkomingen en tegenstellingen;

37.  vraagt de Commissie met name om duurzaamheidscriteria voor industriële producten voor te stellen en de circulaire economie volledig en met inachtneming van de totale levenscyclus van producten te integreren in alle relevante beleidsdomeinen; benadrukt voorts dat de maatregelen uit het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa volledig moeten worden uitgevoerd, met inbegrip van de geleidelijke afschaffing van subsidies die een negatieve impact op het milieu hebben; is van mening dat de marktbenadering van de circulaire economie schadelijk is voor het openbaar belang en dat een sterke verantwoordingsplicht van de lidstaten en het overheidsbeleid noodzakelijk is;

38.  is van oordeel dat de energietransitie moet leiden tot een meer efficiënt, transparant, duurzaam, gedecentraliseerd en democratisch energiesysteem op basis van hernieuwbare bronnen, dat de samenleving als geheel ten goede komt; herhaalt de oproep van het Parlement om de doelstelling van 30 % aan hernieuwbare energie bindend te maken en dit aandeel in overeenstemming met de huidige bepalingen van de Overeenkomst van Parijs tot 45 % op te trekken, alsook tegen 2030 voor 40 % energiebesparing te zorgen; vraagt de Commissie om bindende duurzaamheidscriteria voor energieverbruik en biomassa;

39.  vraagt om de biodiversiteit in mariene milieus te beschermen en gunstige omstandigheden voor het herstel van visbestanden te garanderen door passende duurzame beheerpraktijken in te voeren; pleit ervoor om, zoals de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen bepalen, minstens 10 % van de kust- en mariene gebieden te behouden, in lijn met nationaal en internationaal recht en de beste beschikbare wetenschappelijke informatie, en kleinschalige en ambachtelijke visserij prioritair toegang tot hulpbronnen te geven; pleit in dit verband voor de inrichting van visserijvrije zones in gebieden waar de visbestanden en de biodiversiteit bedreigd worden; benadrukt evenzeer de behoefte aan doeltreffende EU-brede preventie- en bestrijdingsstrategieën voor klimaatverandering om de landbouwgrond op lange termijn te beschermen, onder meer door een einde te maken aan intensieve landbouw en overproductie;

40.  onderstreept dat decarbonisatie van de volledige transportsector nodig is; betreurt ten zeerste dat de Commissie in haar voorstel voor een vervoers- en mobiliteitspakket de sector verder liberaliseert, ten nadele van het milieu en de werknemers; vraagt de Commissie om met een nieuw voorstel te komen, dat gebaseerd is op de behoeften van de lidstaten om territoriale cohesie te waarborgen, dat openbaar vervoer, gedeelde mobiliteitsoplossingen en wandelen en fietsen met name in stedelijke gebieden bevordert, en dat zorgt voor minder emissies van auto's, bestelwagens, zware bedrijfsvoertuigen en verkeer door de lucht, per spoor en over water;

41.  pleit ervoor meer financiering te oormerken voor het milieubeschermingsbeleid; roept op om het LIFE-programma aanzienlijk uit te breiden, tot minstens 1 % van de EU-begroting; betreurt de versoepeling van de wetgeving ter bescherming van habitats en bedreigde wilde diersoorten; vraagt om een specifiek financieringsinstrument voor het Natura 2000-netwerk in te voeren en coherente maatregelen aan te nemen ter bescherming van de waarden die daardoor worden vertegenwoordigd;

42.  vraagt de Commissie consequent het voorzorgsbeginsel na te leven, zich terughoudend op te stellen en geen voorstellen te doen voor bijkomende afwijkingen voor het gebruik van chemische bestandmiddelen, schadelijke bestrijdingsmiddelen en hormoonontregelende stoffen, de blootstelling aan voor mens, dier en milieu schadelijke chemische bestandmiddelen via water, aarde, lucht en voeding te beperken en wetgevingsvoorstellen te doen om deze blootstelling te beperken;

43.  vraagt de communautaire aanpak van rampenpreventie te versterken, en een passend financieel kader voor preventie in te stellen, dat gemobiliseerd kan worden voor acties om risicovolle situaties te corrigeren;

Interne markt en internationale handel

44.  is van mening dat de eengemaakte markt met zijn meervoudige sectorale dimensies de uitholling van soevereine economische reguleringsinstrumenten, economische dominantie, divergentie en ongelijke ontwikkeling heeft versterkt, en belastingontwijking en belastingontduiking en de overheveling van winsten naar belastingparadijzen, privatisering, deregulering van de handelsbetrekkingen en de concentratie van kapitaal heeft bevorderd; is van mening dat de EU via de eengemaakte markt en in naam van de mededinging aanvallen op de rechten van werknemers heeft gesteund, hetgeen heeft geleid tot sociale ongelijkheden, deregulering van de arbeidswetgeving, loonsverlaging en onzekere arbeidssituaties, terwijl een eerlijker en meer tot herverdeling strekkend belastingbeleid verhinderd of afgeschaft werd; merkt op dat de interne markt, in tegenstelling tot wat systematisch wordt beweerd, heeft geleid tot hogere kosten voor consumenten en de verslechtering van de verstrekte diensten;

45.  benadrukt dat elk land het recht moet hebben zijn handelsbeleid te bepalen en handelsovereenkomsten te sluiten die het best inspelen op hun belangen en economische kenmerken en behoeften, rekening houdend met hun respectieve mate van complementariteit met derde landen;

46.  neemt kennis van het herziene voorstel voor de richtlijn audiovisuele mediadiensten; maar betreurt dat onvoldoende aandacht is besteed aan de gevaren voor het pluralisme van de media en aan de kwetsbaarheid van bepaalde gebruikers, met name jongeren, voor gevaarlijke commerciële boodschappen, product placement, illegale inhoud op videoplatforms en sociale media; roept de Commissie daarom op om de e-commercerichtlijn te herzien en meer aandacht te besteden aan de democratische en culturele veranderingen in haar werkzaamheden rond de strategie voor de digitale interne markt, nu en in de toekomst; herinnert eraan dat digitalisering sterk in verband staat met onderwijs, kennis, onderzoek, media en internetgeletterdheid, en dat er dus behoefte is aan meer politieke verantwoordelijkheid en een Europese digitale strategie, toegespitst op de behoeften van de maatschappij en van de gebruikers;

47.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om te waarborgen dat alle EU-maatregelen en ‑programma's over cultuur, onderwijs en burgerschap standaard een sociale-integratiedimensie hebben, vooral ten aanzien van benadeelde groepen; roept de Commissie op om volledige toegang tot culturele en creatieve activiteiten voor iedereen mogelijk te maken, en om ondernemingen op het gebied van cultuur en creativiteit, met name kleinschalige cultuurproductie, te promoten;

48.  verklaart dat elk wetgevingsvoorstel dat raakt aan de rechten van en de vergoedingen voor deelnemers aan de culturele en creatieve industrie moet zorgen voor een billijk en fatsoenlijk loon voor auteurs, kunstenaars, producers en technici; vraagt de lidstaten bovendien om samen te werken met de vakverenigingen uit de culturele en creatieve industrie, de gefinancierde instanties en de overheidsorganen teneinde concrete maatregelen te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen om de werkonzekerheid in deze sector tegen te gaan;

49.  wijst daarnaast op het belang van het verhogen van de financiering en het wegnemen van belemmeringen, ook economische, voor wie in het kader van onderwijsprogramma's zoals Erasmus+ en Creatief Europa een aanvraag indient, met name studenten met een lager inkomen, personen met een handicap, studenten uit afgelegen gebieden en deelnemers die gevolgen van de brexit ondervinden; betreurt dat het systeem van beurzen vervangen werd door de garantiefaciliteit voor studentenleningen en vraagt de Commissie dit voorstel ongedaan te maken;

50.  is gekant tegen de benadering van het handelsbeleid op basis van liberalisering, deregulering en privatisering, die door de Commissie samen met vele partners wereldwijd naar voren wordt geschoven, en die de soevereiniteit van de lidstaten in het gedrang brengt en de geopolitieke belangen van de rijkste landen en multinationals dient, doordat zij in staat worden gesteld de activa van derde landen te controleren en uit te buiten, waardoor intra- en interregionale asymmetrie groeit en de afhankelijkheid van minder ontwikkelde landen (binnen en buiten de EU) wordt bestendigd; dringt aan op handelsbetrekkingen met landen of partners waarbij de mensenrechten en de regionale en milieukenmerken gerespecteerd worden zonder de geopolitieke belangen van kleine landen, kmo's of nationale activa of overheidsdiensten te schaden;

51.  moedigt de Commissie aan om uit de onderhandelingen over onder meer TTIP, EU-Japan en TiSA (de overeenkomst inzake de handel in diensten) te stappen; is van oordeel dat handelsovereenkomsten gericht moeten zijn op het bevorderen van fatsoenlijk werk en een duurzaam economisch model, en bovenal op een eerlijke verdeling van rijkdom, een heterogeen spectrum aan economische activiteiten, en een sterk geankerde benadering van het recht op regulering, teneinde naar sociale rechtvaardigheid te evolueren, overheidsdiensten van hoge kwaliteit te ontwikkelen, het milieu en de culturele diversiteit te beschermen en een strikte eerbiediging van het voorzorgbeginsel mogelijk te maken;

52.  roept op tot een gereguleerde, op wederzijdse complementariteit gebaseerde internationale handel; benadrukt dat alle onderhandelingsdocumenten openbaar moeten worden gemaakt en dat alle nationale parlementen geraadpleegd moeten worden voordat deze overeenkomsten, die een gigantische impact hebben op het dagelijkse leven van de bevolking, worden aangenomen; betreurt de manier waarop de onderhandelingsprocedure voor CETA is verlopen en roept op tot onmiddellijke terugtrekking van de overeenkomst;

53.  roept de Commissie op om het VN-verdrag inzake bedrijfsleven en mensenrechten ten volle te ondersteunen, met inbegrip van de noodzakelijke bindende bepalingen, en spoort de Commissie en de lidstaten aan om in alle door de EU ondertekende handelsovereenkomsten, nu en in de toekomst, bepalingen op te nemen die een effectieve controle op belastingontduiking, op witwassen en op speculatie met betrekking tot voedsel, water en andere basisbehoeften van mens en natuur mogelijk maken;

Eerbiediging van de mensenrechten – de weg naar democratie

54.  dringt aan op een democratisch, rechtvaardig en progressief alternatief voor Europa – met landen die qua rechten elkaars gelijke zijn – op basis van solidariteit, samenwerking en sociale rechtvaardigheid; benadrukt dat de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, samen met de eerbiediging van de fundamentele beginselen van het VN‑Handvest, centraal moet staan in alle beleidsmaatregelen op EU- en lidstaatniveau; verklaart dat er een nieuw Europa moet komen, met een grotere rol voor en meer betrokkenheid van de burgers, wier rechten en wensen gerespecteerd moeten worden;

55.  is van oordeel dat, wat de EU-instellingen betreft, een grotere rol voor en meer betrokkenheid van de burgers en het maatschappelijk middenveld vereist is, onder meer aan de hand van een herzien en versterkt Europees burgerinitiatief; roept op tot een verbeterde toegang tot documenten en tot meer transparantie met betrekking tot zakelijk lobbyen, onder meer door deskundigengroepen, en tot meer respect voor initiatieven zoals het Europees burgerinitiatief;

56.  vraagt om een verbeterde transparantie en meer verantwoordingsplicht van de EU-instellingen; dringt erop aan dat de EU-instellingen volledig open, transparant en toerekenbaar worden voor de burger, zowel wat de besluitvormingsprocedure betreft als met betrekking tot de belangen die zij dienen; roept de Commissie in dit verband op om onmiddellijk en op passende wijze gevolg te geven aan de resolutie van het Parlement over de belangenverklaringen van commissarissen en om met een voorstel voor effectieve bescherming van klokkenluiders te komen dat voor alle categorieën klokkenluiders geldt en dat de beginselen van aanbeveling CM/Rec(2014)7 van de Raad van Europa in acht neemt;

57.  is uitermate bezorgd over het groeiende democratische deficit en het antidemocratische optreden van de EU; is ten zeerste gekant tegen de EU-beleidsmaatregelen die beleidskeuzes weghalen van bij de soevereine en democratisch verkozen regeringen en nationale parlementen, en die de democratische controle van de EU verkleinen en een permanent bezuinigingsbeleid instellen; betreurt ten zeerste de maatregelen van de EU-instellingen die tot doel hebben tegen de wil van de bevolking in beleidsmaatregelen op te leggen, de soevereine regeringen te chanteren en de resultaten van de participatie van burgers in politieke besluitvormingsprocedures en de strijd en rechten van werknemers te negeren en aan te vallen; spoort de Commissie aan om de wensen van de burgers te eerbiedigen en referenda over EU-kwesties in de toekomst te respecteren; wijst nadrukkelijk op het onvervreemdbare recht van burgers om te debatteren en hun wensen te kennen te geven; verwerpt het verhaal van onvermijdelijkheid dat de EU-instellingen vaak ophangen, aangezien er in een democratie altijd alternatieve wegen zijn die aansluiten op de wensen van de bevolking;

58.  verafschuwt de flagrante minachting van de mensenrechten en van de verplichtingen krachtens het internationaal recht in het antwoord van de EU op de humanitaire crisis, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in de groeiende militarisering van de buitengrenzen van de EU; roept de Commissie op om de fondsen die geoormerkt zijn om de grenscontrole en bijgevolg Fort Europa te versterken te heroriënteren ten behoeve van de verwelkoming en integratie van vluchtelingen en migranten; roept de Commissie op om de proactieve zoek- en reddingsacties te versterken, vooral in het centrale Middellandse Zeegebied, en om voorstellen te ontwikkelen om vrouwen, mannen en kinderen die bescherming nodig hebben, evenals migrerende werknemers, veilig en wettelijk toegang te geven tot de EU, onder meer via een onmiddellijk, ambitieus en bindend hervestigingsprogramma dat vertrekt van de werkelijke banden van vluchtelingen met de betreffende landen; verzoekt de Commissie om de oproep van het Parlement om humanitaire visa te creëren te ondersteunen door een relevant voorstel te presenteren, zodat mensen niet langer gedwongen worden om hun leven op het spel te zetten in de Middellandse Zee of in de woestijn op weg naar Europa; veroordeelt het toenemende gebruik van zogenaamde zachte instrumenten om derde landen te dwingen informele overnameovereenkomsten aan te gaan; spreekt in dit verband zijn krachtige veroordeling uit van de overeenkomst tussen de EU en Turkije en de EU en Afghanistan (de zogenaamde "gezamenlijke koersbepaling voor Afghanistan") en de lopende gesprekken met derde landen binnen de kaderovereenkomsten op het gebied van migratie; veroordeelt het beleid van de EU voor grensbeheer en de externalisering van grenscontrole aan derde landen, met name via het EU-trustfonds voor Afrika;

59.  vraagt een rechtvaardige verdeling van en waardig onderdak voor de vluchtelingen, de sluiting van detentiecentra, de bevordering van sociale inclusie en integratie op de arbeidsmarkt van zowel vluchtelingen als migranten, waarbij rekening wordt gehouden met hun voorkeuren, vaardigheden en kwalificaties, en bescherming tegen uitbuiting en discriminatie; vraagt dat personen met speciale behoeften, slachtoffers van mensensmokkel en niet-begeleide minderjarigen beschermd en ondersteund worden; roept op om het recht op een gezinsleven, zoals bepaald in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, ten uitvoer te leggen, ongeacht of de personen in kwestie uit een derde land of uit de EU komen, en benadrukt de dringende noodzaak van volledige eerbiediging van het recht op gezinsleven en gezinshereniging, zowel voor personen van binnen als voor personen van buiten de EU, met inbegrip van een versnelde procedure voor kwetsbare aanvragers; vraagt de Commissie om een evaluatie van de toepassing van de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging, met inbegrip van de mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging, en om het opstarten van een inbreukprocedure, indien nodig;

60.  betreurt dat de Commissie een alternatief voor de verordening van Dublin heeft voorgesteld dat de ernstige tekortkomingen van de huidige verordening niet oplost, aangezien het niet gebaseerd is op de beginselen van solidariteit en een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden; plaatst grote vraagtekens bij de verplichting voor alle lidstaten om te onderzoeken of een asielaanvraag op basis van de concepten 'veilig derde land' en 'eerste land van binnenkomst' niet-ontvankelijk kan worden verklaard;

61.  is zeer teleurgesteld over het feit dat de lidstaten hun beloftes om asielzoekers uit Italië en Griekenland te herplaatsen niet nakomen; dringt er bij de lidstaten op aan dat zij hun uit het besluit van de Raad voortvloeiende toezeggingen nakomen en asielzoekers uit Griekenland en Italië systematisch herplaatsen; vraagt de Commissie om voor te stellen de herplaatsingsmaatregelen uit te breiden zolang de omstandigheden dit vereisen;

62.  is zeer bezorgd over de Europese Veiligheidsagenda, die vooral repressief beleid en een uitbreiding van de wethandhavingsorganen van de EU omvat; bekritiseert het dat veiligheid binnen beleid een steeds groter gewicht krijgt toebedeeld, waaronder in de vorm van het verzamelen van persoonsgegevens en het profilen van burgers en onderdanen van derde landen, waarbij misbruik wordt gemaakt van de toegenomen, legitieme angsten onder de bevolking en de strijd tegen terrorisme gebruikt wordt om de rechten en vrijheden van burgers uit te hollen en de controle door te staat te vergroten; is sterk gekant tegen deze schending van de mensenrechten en tegen het feit dat dit repressief beleid de nodige preventiemaatregelen heeft ondermijnd; roept de Commissie en de lidstaten op om het preventiebeleid te versterken, met inbegrip van jeugdwerk, sociaal-economisch cohesiebeleid en andere preventie-instrumenten ter ondersteuning van jongeren voor wie sociale uitsluiting dreigt; herhaalt in dit verband dat de EU en haar lidstaten alle externe militaire interventies moeten stopzetten en internationaal voor vrede moeten pleiten;

63.  dringt erop aan de horizontale anti-discriminatierichtlijn stante pede goed te keuren, teneinde discriminatie, inclusief aanvallen op minderheden, migranten en asielzoekers en andere kwetsbare groepen, beter te kunnen bestrijden; vraagt de Commissie een evaluatie te maken van de tenuitvoerlegging van de nationale strategieën voor de integratie van Roma en van de aanbevelingen van de Raad betreffende maatregelen voor een doeltreffende integratie van de Roma in de lidstaten, en aanvullende maatregelen voor te stellen indien dit voor daadwerkelijke integratie van de Roma noodzakelijk is; betreurt het stijgende aantal haatmisdrijven en haatzaaiende boodschappen, gericht tegen etnische en religieuze minderheden, LGBTI-personen, asielzoekers en daklozen; is van oordeel dat de groei van het racistische en xenofobe gedachtegoed en de stijging van het aantal organisaties in dit verband samenhangt met de opkomst van extreemrechtse en fascistische strekkingen in Europa, die niet los gezien kunnen worden van het neoliberaal bezuinigingsbeleid dat de afgelopen jaren in de EU en de lidstaten opgelegd werd, noch van het groeiende democratische deficit en het negeren en met de voeten treden van de wensen van de bevolking;

Vrede en internationale solidariteit

64.  verwerpt de Europese veiligheidsstrategie en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; eist dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO en de strategische prioriteiten worden stopgezet, en verwerpt het huidige expansionistische beleid van de NAVO; eist bovendien dat alle buitenlandse militaire bases in Europa worden ontmanteld en dat de NAVO wordt ontbonden; verwerpt de Europese defensie-unie, die gevaar oplevert en rechtstreeks tot oorlog leidt; is bijgevolg gekant tegen een verhoging van de begroting van de lidstaten voor veiligheid en defensie; is fel gekant tegen financiering met Horizon 2020-fondsen of uit de EU-begroting in haar geheel voor militair, civiel-militair of veiligheidsonderzoek in het algemeen, en in het bijzonder voor de ontwikkeling van op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS); benadrukt dat de EU en haar lidstaten moeten streven naar vrede en naar een diplomatische en vreedzame oplossing van conflicten, onder meer door bemiddelingsinitiatieven en ontwapenings-, demobiliserings- en herintegratieprogramma's in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties; ondersteunt het NPT-regime (non-proliferatieverdrag) en nucleaire ontwapening;

65.  wijst nadrukkelijk de discussienota van de Commissie over de toekomst van Europa's defensie af, met inbegrip van de aanbevelingen voor een Europees defensiefonds en een interne markt voor defensie, waarvoor een verhoging van de financiering voor defensie en veiligheid uit de middelen van de EU-begroting vereist is;

66.  uit zijn afkeuring en grote bedroefdheid over de ongekende snelheid waarmee de EU wordt gemilitariseerd;

67.  dringt aan op ontwapening, met inbegrip van nucleaire ontwapening, de demobilisatie van troepen en het einde van externe militaire interventies, en op civiel onderzoek en opsporing ten behoeve van de bevolking en haar ontwikkeling; roept op tot de ontbinding van de NAVO; wijst er nogmaals op dat de ondersteuning van maatregelen om armoede uit te bannen, humanitaire hulp, en duurzame en rechtvaardige economische en sociale ontwikkeling de beste manieren zijn om vrede te stimuleren;

68.  verklaart dat externe samenwerking gebaseerd moet zijn op het internationalistische solidariteitsbeginsel en op de volledige eerbiediging van de wens op ontwikkeling en het ontwikkelingstempo van elk land;

69.  betreurt ten zeerste dat de EU dezelfde mislukte beleidsmaatregelen promoot bij de toetredingslanden; is bezorgd over de recente ontwikkelingen in de Westelijke Balkan, met name het groeiende democratische deficit en de toenemende autoritaire praktijken, de opkomst van nationalistische en irredentistische retoriek, en de economische stagnatie gepaard met een zeer hoge werkloosheidsgroep, wat kan leiden tot instabiliteit in de regio, en wat in een groot deel van de gevallen een gevolg is van de aanvalsoorlog die tegen vele van deze landen begonnen is; dringt er bij de EU op aan de verantwoordelijkheid te nemen die haar toekomt voor het falen van haar beleid in de Westelijke Balkan, en roept de Commissie op om haar uitbreidingsbeleid opnieuw te evalueren en te herformuleren, evenals haar steun aan de kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun, door aandacht te besteden aan de bevordering van de democratie en maatschappelijk organisaties, de rechtsstaat, mensen-, burger- en arbeidsrechten, sociale cohesie en sociale gerechtigdheid en duurzame economische ontwikkeling; is ervan overtuigd dat het besluit om tot de EU toe te treden gebaseerd moet zijn op een soeverein besluit van de bevolking;

70.  vraagt, in het licht van de situatie sinds juli 2016 en het referendum van 16 april 2017, om de toetredingsonderhandelingen met Turkije tijdelijk op te schorten als het constitutionele pakket ongewijzigd wordt geïmplementeerd en de rechtsstaat niet onmiddellijk wordt hersteld; dringt erop aan dat het moderniseringsproces van de douane-unie met Turkije gekoppeld wordt aan sterke voorwaarden met betrekking tot de mensenrechten, de democratie, de rechtsstaat en goed nabuurschap; volhardt in het standpunt dat de douane-unie niet verder kan worden versterkt zolang Turkije de huidige douane-unie en het aanvullende protocol niet ten aanzien van alle lidstaten volledig toepast;

71.  onderstreept de noodzaak om de onderliggende sociaal-economische oorzaken van de huidige uitdagingen op het gebied van veiligheid en migratie prioritair aan te pakken en verwerpt elke vorm van militaire samenwerking op het gebied van veiligheid; vraagt de Commissie haar belofte na te komen om samen met de partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid te werken aan het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen van de VN; benadrukt dat voor de toekomst van de meeste nabuurschapslanden het creëren van arbeidsplaatsen van cruciaal belang is; staat achter het feit dat de nadruk wordt gelegd op de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt en de bevordering van kleine en middelgrote ondernemingen; benadrukt dat hiervoor een aanpak op meerdere niveaus (nationaal, regionaal en lokaal) noodzakelijk is, alsook regionale, subregionale en grensoverschrijdende samenwerking die de EU-lidstaten, de partnerlanden en hun lokale en regionale autoriteiten moet mobiliseren; roept op tot realistische benaderingen en programma's die concrete voordelen voor de bevolking opleveren; vraagt de Commissie om met een strategie voor samenwerking met de buurlanden van de EU te komen, zoals aangekondigd in het kader van de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid;

72.  herhaalt zijn krachtige steun voor de tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict op basis van de grenzen van 1967, met Jeruzalem als de hoofdstad van beide staten, waarbij de staat Israël en de staat Palestina zij aan zij leven in vrede en veiligheid op basis van het recht op zelfbeschikking en volledige eerbiediging van het internationaal recht; vraagt de Commissie om in haar samenwerkings- en steunprogramma's speciale aandacht te besteden aan mensen die in bezette en van de buitenwereld afgesloten gebieden leven; verzoekt de Commissie om artikel 2 van de Associatieovereenkomst EU-Israël volledig ten uitvoer te leggen in reactie op de aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten door Israël in de bezette Palestijnse gebieden, de discriminerende manier waarop Israël zijn eigen burgers van Arabische afkomst behandelt, en het gebrek aan respect van het land voor de VN-resolutie hierover; dringt aan op de volledige toepassing van de richtsnoeren betreffende de mogelijkheid van Israëlische entiteiten en hun activiteiten in de door Israël sinds juni 1967 bezette gebieden om in aanmerking te komen voor subsidies, prijzen en financieringsinstrumenten die na 2014 met EU-middelen worden gefinancierd; vraagt de Commissie om de financiering van programma's voor wetenschappelijke samenwerking te herzien, teneinde elke vorm van financiering voor de militaire industrie in Israël te voorkomen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om de kostprijs van de afbraak van door de EU gefinancierde huizen en infrastructuur te berekenen en aan te dringen op een vergoeding;

73.  herhaalt zijn steun voor zelfbeschikking in de Westelijke Sahara, te realiseren aan de hand van een referendum, in overeenstemming met het internationaal recht en de relevante VN-resoluties; verzoekt de Commissie om artikel 2 van de Associatieovereenkomst EU-Marokko volledig ten uitvoer te leggen in reactie op de aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten door Marokko in de bezette gebieden van de Westelijke Sahara, waaronder economische repressie en politiek gevangenschap van vreedzame Sahrawi-activisten die voor zelfbeschikking opkomen; verzoekt de Commissie om uitvoering van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 21 december 2016, waarin is bepaald dat de overeenkomsten tussen de EU en Marokko met betrekking tot de Westelijke Sahara in strijd zijn met het internationaal recht; benadrukt daarom dat toekomstige overeenkomsten van de EU met betrekking tot de Westelijke Sahara onderhandeld moeten worden met het Frente Polisario, als internationale vertegenwoordiger van het Sahrawivolk; wijst erop dat de humanitaire situatie in de vluchtelingenkampen van Tindouf steeds slechter wordt als een gevolg van de teruglopende internationale hulp en roept de Commissie op om de huidige steun ten minste tot op het historische niveau op te trekken;

74.  roept de Commissie op tot het nakomen van de gedane beloften en het handhaven van de belangrijke stappen in het kader van de onderhandelingen voor een Overeenkomst betreffende politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie, haar lidstaten en de Republiek Cuba; onderstreept het belang van een constructieve aanpak van de onderhandelingen, met respect voor de wensen van de Cubaanse bevolking en zonder externe inmenging in en beperking van de interne aangelegenheden van Cuba; vraagt de Commissie om te helpen de blokkade te beëindigen;

75.  herinnert aan het beginsel van effectieve ontwikkelingssamenwerking, dat bepaalt dat de ontwikkelingslanden zelf de ontwikkelingsprioriteiten vaststellen; verzet zich tegen pogingen om ontwikkelingshulp te koppelen aan grenscontrole, beheer van migratiestromen of overnameovereenkomsten; verwerpt pogingen om de ontwikkelingshulp en -samenwerking voor de ontvangende landen afhankelijk te maken van voorwaarden, bijvoorbeeld over structurele hervormingen of op het gebied van migratie; benadrukt dat betalingen in het kader van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) niet gebruikt mogen worden voor militaire programma's, beleidssamenwerking en legerhervormingen; benadrukt dat een verantwoordingsmechanisme nodig is voor de monitoring en tenuitvoerlegging van de SDG's en het streefcijfer van 0,7 % ODA/bni, waarover de lidstaten besloten hadden dat ze het tegen 2015 zouden halen;

76.  verzoekt de Commissie tevens universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en de desbetreffende rechten te bevorderen en op te nemen in alle betroffen beleidsdomeinen in de EU en daarbuiten; roept de EU en haar lidstaten op om het effect van de "global gag rule" teniet te doen door hun financiering voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten aanzienlijk te verhogen, met name financiering die expliciet bestemd is voor de waarborging van toegang tot geboortebeperking en veilige en legale abortus, gebruikmakend van zowel nationale als Europese ontwikkelingsfinanciering;

77.  roept op tot een op menselijke behoeften gebaseerde aanpak van de schuldhoudbaarheid door middel van een bindende reeks normen voor het definiëren van een mechanisme voor het verantwoordelijk verstrekken en opnemen van krediet, en vraagt de buitenlandse schulden van ontwikkelingslanden kwijt te schelden;

78.  vraagt de Commissie om in een mededeling haar steun uit te spreken voor de uitwerking van een wettelijk bindend instrument voor transnationale ondernemingen, onder toezicht van de VN, en om te voorzien in de instelling van effectieve rechtsmiddelen voor slachtoffers, voor gevallen waarin de nationale jurisdictie duidelijk niet in staat is om multinationals effectief te vervolgen;

Financiering van de EU

79.  herinnert eraan dat de EU-begroting een instrument is om de hierboven beschreven doelstellingen te halen; is van oordeel dat dit moet gebeuren aan de hand van beleidsmaatregelen en programma's die aansluiten op de specifieke behoeften van de lidstaten, zodat de EU-begroting de inspanningen van de lidstaten aanvult in plaats van prioriteiten of een standaardmodel op te leggen; is daarnaast van oordeel dat de begroting experimenten met goede praktijken van andere landen mogelijk moet maken;

80.  wijst nogmaals op het belang van het cohesiebeleid en de behoefte aan meer financiering in dit verband, met name voor het Europees Sociaal Fonds; onderstreept dat dit beleid in geen geval afgezwakt mag worden, ook niet als gevolg van de brexit, en dat de toegekende financiering voor alle regiocategorieën minstens op hetzelfde niveau moet blijven als momenteel het geval is; roept de Commissie op om de voorstellen voor het cohesiebeleid voor de periode na 2020 en het volgende meerjarig financieel kader (MFK) begin 2018 voor te stellen, teneinde een vlotte besluitvormingsprocedure mogelijk te maken en de lidstaten en regio's voldoende tijd te geven om prioriteiten te bepalen en beleidsveranderingen aan te nemen en ten uitvoer te leggen;

81.  dringt erop aan dat de Commissie in haar voorstel voor het MFK na 2020 zorgt voor een eenvoudigere en meer transparante en rechtvaardige begroting, die democratisch verantwoord en op solidariteit gebaseerd is; dringt daarnaast aan op de eenheid van de EU-begroting, en vraagt bijgevolg om de verschillende financiële instrumenten, fondsen en trustfondsen die momenteel buiten de begroting vallen, erin op te nemen;

82.  vraagt om in de begroting voor 2018 te voorzien in specifieke steunmaatregelen voor de regio's die de brexit het meest zullen voelen, met inbegrip van steun om het vredesproces in het noorden van Ierland te consolideren en te bevorderen;

 

Brexit

83.  erkent het recht van de lidstaten om uit de EU te stappen; onderstreept dat geen enkele bepaling uit de verdragen gebruikt mag worden om ongegronde obstakels op te werpen voor de tenuitvoerlegging van een besluit om de EU te verlaten;

84.  verwerpt iedere vorm van druk of chantage gedurende het onderhandelingsproces; spoort de Commissie aan om tot een eerlijke overeenkomst te komen over de toekomstige relatie tussen de EU en het VK, in het belang van alle mensen die in de verschillende rechtsgebieden wonen; is tevens van mening dat de toekomstige relatie tussen de EU en het VK gebaseerd moet zijn op de beginselen van eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren;

85.  is van oordeel dat het cruciaal is om snel en onvoorwaardelijk voor rechtszekerheid te zorgen voor de onderdanen van EU-lidstaten die in het VK wonen en voor Britten die in andere lidstaten wonen; dringt erop aan in dit verband bijzondere aandacht te verlenen aan de mobiliteit van werknemers (mobiele werknemers, grensoverschrijdende werknemers en grensarbeiders, studenten), met bijzondere aandacht en begrip voor de unieke situatie in Ierland en Gibraltar;

86.  dringt aan op de volledige handhaving van het Goede Vrijdag-akkoord en de daaropvolgende overeenkomsten in het terugtrekkingsverdrag; dringt erop aan dat aan het noorden van Ierland binnen de EU een speciale status wordt verleend die inhoudt dat het toegang blijft houden tot het EU-lidmaatschap, de douane-unie, de interne markt en de jurisdictie van het Europees Hof van Justitie; vraagt daarnaast om vrij verkeer van goederen, personen en diensten op het eiland Ierland;

87.  verzoekt de Commissie haar werkprogramma te herzien overeenkomstig de resolutie van het Parlement;

o

o  o

88.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.