Ontwerpresolutie - B8-0535/2017Ontwerpresolutie
B8-0535/2017

ONTWERPRESOLUTIE over de uitbanning van kindhuwelijken

26.9.2017 - (2017/2663(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8‑0328/2017
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Vilija Blinkevičiūtė namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

Procedure : 2017/2663(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0535/2017
Ingediende teksten :
B8-0535/2017
Aangenomen teksten :

B8‑0535/2017

Resolutie van het Europees Parlement over de uitbanning van kindhuwelijken

(2017/2663(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en met name artikel 16 daarvan, en alle andere mensenrechtenverdragen en -instrumenten van de Verenigde Naties (VN),

–  gezien het Verdrag van de VN inzake de rechten van het kind, dat op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de VN werd aangenomen,

–  gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind[1],

–  gezien artikel 16 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,

–  gezien artikel 23 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–  gezien artikel 10, punt 1, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten,

–  gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 9,

–  gezien het gezamenlijk werkdocument, getiteld "Gender Equality and Women’s Empowerment: Transforming the Lives of Girls and Women through EU External Relations 2016-2020",

–  gezien de conclusies van de Raad van 26 oktober 2015 inzake het genderactieplan 2016‑2020,

–  gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019,

–  gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind (2017) - Geen kind aan zijn lot overlaten,

–  gezien de Europese consensus inzake ontwikkeling, waarin het voornemen van de EU om de mensenrechten en gendergelijkheid in haar beleid centraal te stellen, in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, wordt benadrukt,

–  gezien artikel 32, artikel 37 en artikel 59, lid 4, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul),

–  gezien het rapport van het Bevolkingsfonds van de VN (UNFPA), getiteld "Marrying Too Young - End Child Marriage", uit 2012,

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de EU zich ertoe heeft verbonden de rechten van het kind te beschermen en dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken een schending zijn van deze rechten; overwegende dat de EU zich ertoe heeft verbonden de rechten van het kind in haar buitenlands beleid in volle omvang te beschermen en te bevorderen, in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de facultatieve protocollen daarbij en andere internationale normen en verdragen op dit gebied;

B.  overwegende dat in het internationaal recht inzake de mensenrechten erkend wordt dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken schadelijke praktijken zijn, die vaak gepaard gaan met ernstige vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, waaronder geweld binnen het gezin;

C.  overwegende dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken desastreuze gevolgen hebben voor de mogelijkheden van vrouwen en meisjes om hun rechten uit te oefenen en voor de gezondheid van meisjes, en dat bijvoorbeeld het gevaar van zwangerschappen met complicaties of besmetting met hiv groot is; overwegende dat meisjes die in deze situatie verkeren een groot gevaar lopen het slachtoffer te worden van seksueel misbruik, huiselijk geweld of zelfs eermoord;

D.  overwegende dat de herinvoering en uitbreiding van de werkingssfeer van de zogeheten "global gag rule", die financiering verbiedt van organisaties, zoals het Bevolkingsfonds van de VN, die anticonceptie verstrekken en voorlichting geven aan vrouwelijke slachtoffers van kindhuwelijken om de kans op hiv-besmetting en complicaties bij zwangerschappen op jonge leeftijd te verminderen, reden is tot grote zorg;

E.   overwegende dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken fundamenteel in strijd zijn met het recht van vrouwen en meisjes op zeggenschap over het eigen lichaam en lichamelijke integriteit;

F.  overwegende dat kindhuwelijken een vorm van gedwongen huwelijken zijn, omdat kinderen vanwege hun leeftijd per definitie niet in staat zijn om volledig, vrij en geïnformeerd met hun huwelijk en het tijdstip waarop dat voltrokken wordt in te stemmen;

G.  overwegende dat één op de drie meisjes in ontwikkelingslanden voor haar achttiende verjaardag in het huwelijk treedt, en één op de negen zelfs voor haar vijftiende verjaardag; overwegende dat meisjes het grootste risico lopen (82 % van de slachtoffers van kindhuwelijken is een meisje);

H.  overwegende dat de sociale druk op kindbruiden om hun vruchtbaarheid te bewijzen enorm is, waardoor het gevaar groot is dat zij jong en frequent zwanger raken; overwegende dat complicaties tijdens de zwangerschap of bij de bevalling in landen met lage en middellage inkomens de belangrijkste doodsoorzaak is bij meisjes in de leeftijdscategorie 15-19 jaar;

I.  overwegende dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken samengaan met hoge moedersterftecijfers, ongewenste zwangerschappen en een geringer gebruik van anticonceptie, en meestal het einde betekenen van de schoolcarrière van meisjes; overwegende dat het uitbannen van kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken expliciet genoemd wordt in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 5 - doelstelling 5.3) en dat duidelijk gesteld wordt dat dergelijke huwelijken in de weg staan aan gendergelijkheid en emancipatie van vrouwen;

J.  overwegende dat de uitbanning van kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken een van de prioriteiten is van het buitenlands beleid van de EU op het gebied van de bevordering van vrouwenrechten en mensenrechten;

K.  overwegende dat meer dan 60 % van de kindbruiden in ontwikkelingslanden geen formeel onderwijs heeft genoten, hetgeen een vorm van genderdiscriminatie is, en dat kinderen in de schoolleeftijd door kindhuwelijken niet het onderwijs kunnen volgen dat zij nodig hebben voor hun persoonlijke ontwikkeling, als voorbereiding op volwassenheid en om een rol te kunnen spelen binnen hun eigen gemeenschap;

L.  overwegende dat dit probleem zich niet alleen voordoet in derde landen, maar ook in EU-lidstaten;

M.  overwegende dat de EU onlangs heeft besloten het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) te ondertekenen;

N.  overwegende dat gedwongen huwelijken in het Verdrag van Istanbul worden aangemerkt als vorm van geweld tegen vrouwen en dat dit verdrag verlangt dat het dwingen van een kind tot het aangaan van een huwelijk en het lokken van een kind naar het buitenland met het oogmerk dat kind te dwingen tot het aangaan van een huwelijk strafbaar worden gesteld;

O.  overwegende dat er op nationaal, Europees en internationaal niveau weinig statistische gegevens beschikbaar zijn om de omvang van het probleem van kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken in de EU aan te tonen[2];

P.  overwegende dat in de huidige migratiecrisis nieuwe gevallen van in het buitenland gesloten kindhuwelijken aan het licht zijn gekomen, waarbij het in sommige gevallen ging om kinderen onder de 14 jaar;

Q.  overwegende dat kinderen die trouwen voordat ze 18 zijn veel vaker hun opleiding afbreken en in armoede vervallen;

R.  overwegende dat kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken vaker voorkomen in landen waar gewapende conflicten zijn of de situatie instabiel is;

1.  wijst nogmaals op het belang van een benadering waarbij prioriteit wordt verleend aan alle mensenrechten en gendergelijkheid, en herinnert eraan dat de EU in dit kader voorvechter blijft van de bevordering, bescherming en volledige ontplooiing van alle mensenrechten en van de volledige en doeltreffende tenuitvoerlegging van het actieprogramma van Peking, het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW), het Verdrag van Istanbul en het EU-actieplan over gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen;

2.  wijst erop dat het dwingen van een kind tot het aangaan van een huwelijk in strijd is met de rechten van het kind en aangemerkt moet worden als vorm van geweld tegen vrouwen en meisjes; benadrukt dat kindhuwelijken derhalve veroordeeld moeten worden;

3.  verlangt dat de EU en de lidstaten de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling verwezenlijken, zich actiever inzetten voor de bestrijding van schadelijke praktijken en de personen die zich schuldig maken aan dergelijke handelingen ter verantwoording roepen; verzoekt de EU en de lidstaten om, in samenwerking met VN-Vrouwen, het Kinderfonds van de Verenigde Naties, het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties en andere partners, het onderwerp kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken onder de aandacht te brengen door meer aandacht te vragen voor de positie van vrouwen, onder meer door middel van onderwijs, versterking van de economische positie van vrouwen en een grotere deelname van vrouwen aan besluitvormingsprocessen, en voor de bescherming en bevordering van de fundamentele rechten van alle vrouwen en meisjes, waaronder het recht op seksuele en reproductieve gezondheid;

4.  verzoekt de EU en de lidstaten om de toegang van vrouwen en kindbruiden tot gezondheidsdiensten, waaronder diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, te verbeteren;

5.  verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om het verschijnsel kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken aan te pakken en terug te dringen en daarvoor gebruik te maken van alle beschikbare middelen en door beleid, programma's en wetgeving te ontwikkelen, bijvoorbeeld in de vorm van een politieke dialoog, mensenrechtendialogen, bilaterale en multilaterale samenwerking en gebruikmaking van de strategie "handel voor iedereen", GSP+ en andere instrumenten;

6.  verzoekt de EU en de lidstaten om, onder meer met het oog op de ratificering van het Verdrag van Istanbul door de EU, met betrekking tot de aanpak van kindhuwelijken uniforme juridische normen toe te passen;

7.  verzoekt de EU en de lidstaten om samen te werken met rechtshandhavingsinstanties en het gerechtelijk apparaat in derde landen, en scholing en technische ondersteuning te bieden om deze landen te helpen wetgeving vast te stellen en te handhaven waarin het aangaan van een huwelijk op jonge leeftijd en het dwingen van personen tot het aangaan van een huwelijk wordt verboden en waarin een minimumleeftijd is opgenomen waarop een huwelijk mag worden aangegaan;

8.  benadrukt dat het belangrijk is dat er bijzondere maatregelen worden genomen, gericht op de rehabilitatie en ondersteuning van kindbruiden, om ervoor te zorgen dat kindbruiden weer onderwijs of scholing kunnen gaan volgen en de druk van het gezin of de maatschappelijke druk ten gevolge van het feit dat zij jong getrouwd zijn kunnen weerstaan;

9.  benadrukt dat er financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor programma's ter preventie van kindhuwelijken, die erop gericht zijn een omgeving te creëren waarin meisjes zich volledig kunnen ontplooien, onder meer door middel van scholing, maatschappelijke en economische programma's voor niet-schoolgaande meisjes, kinderbeschermingsregelingen, opvanghuizen voor meisjes en vrouwen, juridisch advies en psychologische ondersteuning;

10.  is ingenomen met de projecten die ontwikkeld zijn in het kader van het Daphne-programma en die gericht zijn op de ondersteuning van slachtoffers en de preventie van kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken; is van oordeel dat deze projecten versterkt moeten worden en passende financiering moeten krijgen;

11.  vindt dat er bijzondere aandacht moet uitgaan naar kinderen uit achtergestelde gemeenschappen en wijst erop het probleem bij deze groep kinderen aangepakt kan worden door middel van voorlichting en onderwijs en versterking van de economische positie;

12.  benadrukt dat er bijzondere procedures moeten worden ontwikkeld en ingevoerd om de bescherming van minderjarige vluchtelingen en asielzoekers te waarborgen, in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind; dringt er bij de landen die vluchtelingen opvangen op aan de toegang van minderjarige vluchtelingen tot onderwijs te garanderen en hun integratie en opname in nationale onderwijsstelsels zo veel mogelijk te bevorderen;

13.  dringt aan op de invoering van speciale procedures in opvangcentra voor vluchtelingen en asielzoekers, om kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken op te sporen en de slachtoffers ervan ondersteuning te bieden;

14.  pleit voor goede en geharmoniseerde monitoring op het gebied van kindhuwelijken in de lidstaten van de EU, en wijst erop dat het verzamelen van naar geslacht uitgesplitste gegevens belangrijk is om de omvang van het probleem beter te kunnen beoordelen;

15.  wijst op de grote discrepantie tussen het aantal officieel geregistreerde gevallen en het aantal potentiële slachtoffers dat om hulp vraagt, en dat erop wijst dat veel kindhuwelijken door de autoriteiten niet worden opgemerkt; dringt erop aan dat maatschappelijk werkers, leraren en andere personen die contact hebben met potentiële slachtoffers speciale training en richtsnoeren krijgen, om slachtoffers te kunnen herkennen en de procedures in gang te zetten om ze hulp te bieden;

16.  dringt aan op versterking van speciale projecten en campagnes die deel uit maken van het extern beleid van de EU ter bestrijding van kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken; benadrukt dat er speciale aandacht moet uitgaan naar bewustmakingscampagnes en campagnes die gericht zijn op onderwijs en verbetering van de positie van vrouwen en meisjes in de uitbreidingslanden en de nabuurschapslanden;

17.  wijst erop dat de EU derde landen moet steunen en aansporen om ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld een rol kan spelen en dat kinderen die het slachtoffer zijn van een kindhuwelijk, huwelijk op jonge leeftijd of een gedwongen huwelijk en de personen die namens deze kinderen optreden op kindvriendelijke wijze toegang hebben tot de rechter;

18.  benadrukt dat er in het kader van humanitaire hulpprogramma's projecten gefinancierd moeten worden die gericht zijn op de bestrijding van gendergerelateerd geweld en onderwijs in noodsituaties, om de druk op kinderen die het slachtoffer zijn van een kindhuwelijk, huwelijk op jonge leeftijd of een gedwongen huwelijk te verlichten;

19.  wijst erop dat de risicofactoren voor kindhuwelijken in humanitaire crises in kaart gebracht moeten worden en dat adolescente meisjes daarbij betrokken moeten worden en dat steunverlening aan getrouwde meisjes al bij het ontstaan van een crisissituatie deel moet uitmaken van de humanitaire hulp;

20.  veroordeelt krachtig de herinvoering en uitbreiding van de werkingssfeer van de zogeheten "global gag rule" en betreurt de gevolgen daarvan voor de algehele gezondheidszorg voor en de rechten van vrouwen en meisjes; herhaalt zijn oproep aan de EU en haar lidstaten om het financieringstekort op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten ten gevolge van deze maatregel van de VS te verhelpen en daarvoor zowel nationale middelen als EU-ontwikkelingsfinanciering vrij te maken;

21.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.