ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Jemen
22.11.2017 - (2017/2849(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0649/2017
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Jemen, onder meer die van 15 juni 2017[1],
– gezien de conclusies van de Raad van 3 april 2017 over de situatie in Jemen,
– gezien resoluties 2216, 2266 en 2342 van de VN-Veiligheidsraad over de situatie in Jemen en de verklaring van de voorzitter van de Veiligheidsraad over de humanitaire situatie in Jemen, Somalië, Zuid-Sudan en Noordoost-Nigeria,
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over de situatie in Jemen,
– gezien de verklaring van de toenmalige plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN voor humanitaire aangelegenheden, Stephen O'Brien, van 12 juli 2017 in de VN-Veiligheidsraad,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien het Verdrag van Genève van 1949 en de bijbehorende aanvullende protocollen,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 en het bijbehorende Facultatief Protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten van 25 mei 2000,
– gezien het VN-Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens van 10 oktober 1980,
– gezien het VN-Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens van 18 september 1997,
– gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie of overtuiging van 25 november 1981,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,
– gezien het resultaat van de donorconferentie op hoog niveau voor de humanitaire crisis in Jemen die op 25 april 2017 in Genève, Zwitserland, werd gehouden,
– gezien het besluit van de VN-Mensenrechtenraad van september 2017 om onderzoek te doen naar alle mensenrechtenschendingen die tijdens het conflict in Jemen zouden zijn gepleegd,
– gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2017/628 van de Raad van 3 april 2017 tot uitvoering van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1352/2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen[2],
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Jemen is verwoest na meer dan twee jaar oorlog, die is begonnen na de inname van de hoofdstad Sana'a en de omverwerping van de regering van president Abd-Rabbu Mansour Hadi door Houthi-rebellen die door Iran worden gesteund; overwegende dat in 2015 een multilaterale coalitie onder leiding van Saudi-Arabië is gevormd voor de strijd tegen de rebellen en de met hen verbonden legereenheden; overwegende dat het conflict zich daardoor heeft ontwikkeld tot een bittere oorlog op afstand tussen twee van de belangrijkste mogendheden in de regio;
B. overwegende dat als gevolg van de gevechten ongeveer 20 miljoen Jemenieten - circa 70 % van de bevolking - humanitaire hulp nodig hebben; overwegende dat de oorlog er tevens toe heeft geleid dat twee miljoen mensen intern ontheemd zijn, infrastructuur is verwoest, de Jemenitische economie is ingestort en de levering van basisvoorzieningen, stroom, riolering en schoon drinkwater is ontwricht;
C. overwegende dat door de oorlog meer dan 10 000 mensen, voor het merendeel burgers, de dood hebben gevonden en nog eens duizenden gewond zijn geraakt; overwegende dat meer dan 700 000 mensen het slachtoffer zijn geworden van een recente cholera-uitbraak en dat er meer dan 2 000 zijn overleden, doordat bij luchtaanvallen waterzuiveringsinstallaties zijn verwoest;
D. overwegende dat volgens de VN zeven miljoen mensen, onder wie 2,3 miljoen ondervoede en 500 000 ernstig ondervoede kinderen onder vijf jaar, op de rand van een hongersnood leven en kwetsbaar zijn voor ziekten;
E. overwegende dat de gezondheidszorg in Jemen is ingestort, hetzij als gevolg van oorlogsschade, hetzij door geldgebrek;
F. overwegende dat de oorlog te wijten is aan het feit dat de opeenvolgende regeringen er niet in zijn geslaagd tegemoet te komen aan de democratische, economische en sociale verlangens van de Jemenitische bevolking, waardoor er een voedingsbodem is ontstaan voor onvrede, verdeeldheid en geweld;
G. overwegende dat de VN-Mensenrechtenraad in september 2017 heeft besloten de vermeende mensenrechtenschendingen waaraan alle partijen in Jemen zich schuldig hebben gemaakt, te zullen onderzoeken;
H. overwegende dat de oorlog in Jemen ruimte heeft gecreëerd voor extremistische groeperingen, waaronder Al-Qaida op het Arabisch schiereiland, om hun invloed uit te breiden en zo een bedreiging te worden voor de hele regio;
I. overwegende dat beide oorlogspartijen ervan zijn beschuldigd met zwaar geschut beschietingen uit te voeren op bebouwde gebieden, waaronder ziekenhuizen, civiele gebouwen en andere niet-militaire voorzieningen;
J. overwegende dat de beschuldiging is geuit dat er onder leiding van Saudi-Arabië tientallen luchtaanvallen zijn uitgevoerd waarbij - onder schending van het oorlogsrecht - lukraak en op buitenproportionele wijze burgers zijn gedood en verwond, onder meer door gebruik van de internationaal verboden clustermunitie;
K. overwegende dat er 1 600 scholen tijdens de oorlog geheel of gedeeltelijk zijn verwoest, dat een op de tien scholen heeft moeten sluiten, naar schatting twee miljoen kinderen niet naar school kunnen en drie kwart van de leraren al een jaar lang geen salaris heeft ontvangen;
L. overwegende dat de door Saudi-Arabië geleide coalitie, de Jemenitische regeringstroepen en de Houthi-rebellenbeweging door de VN op een voorlopige lijst zijn geplaatst van partijen die kinderen in een oorlogssituatie doden of verminken;
M. overwegende dat het door de VN ondersteunde overleg dat tot vrede in Jemen moest leiden, in april 2016 zonder doorbraak is beëindigd en dat er internationaal nog steeds pogingen worden ondernomen om de conflictpartijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen;
N. overwegende dat internationale donors in april 2017 op de donorconferentie van de VN in Genève 1,1 miljard USD hebben aangeboden voor het aanpakken van de humanitaire crisis in Jemen;
1. betreurt de aanhoudende oorlog in Jemen en de gevolgen van deze oorlog voor onschuldige mannen, vrouwen en kinderen alsmede de Jemenitische economie en infrastructuur;
2. dringt er bij alle conflictpartijen met klem op aan onmiddellijk een einde te maken aan de gevechten en zo snel mogelijk betekenisvolle besprekingen te hervatten, teneinde in het belang van alle burgers een vreedzaam, pluralistisch en welvarend Jemen tot stand te brengen;
3. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de verschrikkelijke en steeds slechter wordende humanitaire situatie in Jemen; eist nogmaals dat alle partijen bij de oorlog hun verantwoordelijkheid nemen en de onbelemmerde levering van humanitaire hulp, waaronder voedsel en water, aan de burgerbevolking van Jemen toestaan;
4. herinnert alle conflictpartijen eraan dat ziekenhuizen en medisch personeel expliciet beschermd zijn krachtens het internationaal humanitair recht en dat het bewust tot doelwit maken van burgers en civiele infrastructuur een oorlogsmisdrijf is;
5. steunt het werk van de speciale VN-gezant voor Jemen, Ismail Ould Cheikh Ahmed, die vredesoverleg tussen de strijdende partijen tot stand tracht te brengen en een einde wil maken aan het conflict en de humanitaire crisis;
6. betreurt het besluit van de Houthi-strijders en hun bondgenoten om Ismail Ould Cheikh Ahmed af te wijzen als vredesonderhandelaar, en is van mening dat door de manifeste onwil van de belangrijkste partijen om deel te nemen aan vredebesprekingen het conflict en het lijden van de Jemenitische bevolking alleen maar worden verlengd;
7. is van mening dat Saudi-Arabië en Iran de sleutel tot de oplossing van de crisis in handen hebben, en roept beide landen op om de bilaterale betrekkingen te verbeteren en te proberen samen te werken om de gevechten in Jemen te beëindigen;
8. dringt er bij alle partijen op aan de mensenrechten en vrijheden te eerbiedigen van alle burgers in Jemen en van al degenen die zich inzetten voor vrede en humanitaire missies in het land, inclusief hulpverleners, artsen en journalisten;
9. steunt de eis van de EU-commissaris belast met humanitaire hulp en crisismanagement, Christos Stylianides, dat de strijdkrachten van de coalitie de blokkades opheffen die de aanvoer van humanitaire hulp door de lucht, over zee en over het land onmogelijk hebben gemaakt;
10. herinnert de lidstaten in de context van de oorlog in Jemen aan hun verantwoordelijkheden en verplichtingen uit hoofde van internationale verdragen en overeenkomsten, o.a. resolutie 2342 van de VN-Veiligheidsraad;
11. is verheugd over het besluit van de EU, de VN, de VS en andere om sancties en andere restrictieve maatregelen op te leggen aan personen en entiteiten die verwikkeld zijn in de oorlog in Jemen;
12. betreurt het dat Houthi-strijders, regeringstroepen, regeringsgezinde strijdkrachten en andere gewapende groeperingen gebruik hebben gemaakt van kindsoldaten, die naar schatting een derde van alle strijders in Jemen uitmaken, en herinnert alle partijen aan hun verantwoordelijkheden uit hoofde van internationale wetten en verdragen;
13. is verheugd over de toezeggingen die zijn gedaan tijdens de donorconferentie op hoog niveau voor de humanitaire crisis in Jemen, en benadrukt dat er gecoördineerd humanitair optreden nodig is onder leiding van de VN om het lijden van de bevolking van Jemen te verlichten; herhaalt zijn oproep aan alle landen om de tijdens de donorconferentie gedane toezeggingen na te komen om in de humanitaire behoeften te helpen voorzien;
14. geeft zijn volledige steun aan de werkzaamheden van de adjunct-secretaris-generaal van de VN voor humanitaire zaken en coördinator voor noodhulp, Mark Lowcock, en van zijn voorganger Stephen O'Brien, die erop gericht zijn het lijden van de Jemenitische bevolking te verlichten;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de president van Jemen, het Jemenitische Huis van Afgevaardigden en de secretaris-generaal van de Samenwerkingsraad van de Golf.
- [1] Aangenomen teksten: P8_TA(2017)0273.
- [2] PB L 90 van 4.4.2017, blz. 1.