ONTWERPRESOLUTIE over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
5.2.2018 - (2018/2527(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Kati Piri, Victor Boştinaru, Elena Valenciano, Knut Fleckenstein namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0082/2018
B8‑0091/2018
Resolutie van het Europees Parlement over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije[1],
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2017 over het voortgangsverslag van de Commissie over Turkije uit 2016[2],
– gezien het verslag van de Commissie over Turkije uit 2016,
– gezien de toespraak over de Staat van de Unie die de voorzitter van de Commissie Jean-Claude Juncker op 13 september 2017 heeft gehouden,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie, Federica Mogherini, en de commissaris voor Europees nabuurschapsbeleid en uitbreidingsonderhandelingen, Johannes Hahn, van 2 februari 2018 over de meest recente ontwikkelingen in Turkije, hun verklaring van 14 juli 2017 een jaar na de couppoging in Turkije, en hun verklaring van 13 maart 2017 over het advies van de Commissie van Venetië over de amendementen op de grondwet van Turkije en de recente gebeurtenissen,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 8 juni 2017 over de detentie van het hoofd van Amnesty International Turkije, Taner Kılıç, waarvan melding was gemaakt, de verklaring van 8 juli 2017 over de detentie van mensenrechtenactivisten op het eiland Büyükada in Turkije, en de verklaring van 26 oktober 2017 over lopende mensenrechtenprocessen in Turkije,
– gezien de schriftelijke opmerkingen van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, die waren ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: van 2 november 2017 met betrekking tot een cluster van twaalf verzoeken in verband met de vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid en veiligheid van parlementsleden in Turkije, en van 10 oktober 2017 met betrekking tot een cluster van tien verzoeken in verband met de vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van journalisten in Turkije,
– gezien het feit dat de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten tot de fundamentele waarden van de EU behoren en dat een terdege functionerend gerechtelijk apparaat en de eerbiediging van de grondrechten van cruciaal belang zijn en een prioriteit moeten vormen voor kandidaat-lidstaten als Turkije,
– gezien de vrijheid van meningsuiting, die is neergelegd in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), twee verdragen waarbij Turkije partij is,
– gezien het "Geheel van beginselen voor de bescherming van alle personen onder enige vorm van detentie of gevangenschap", aangenomen bij Resolutie 43/173 van de Algemene Vergadering van de VN van 9 december 1988,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Parlement de couppoging van 15 juli 2016 sterk heeft veroordeeld; overwegende dat de noodtoestand momenteel wordt gebruikt om kritische geluiden de kop in te drukken en veel verder gaat dan legitieme maatregelen om bedreigingen voor de nationale veiligheid af te wenden; overwegende dat krachtens het internationale recht noodmaatregelen noodzakelijk en evenredig moeten zijn in reikwijdte en duur en alleen mogen worden ingezet in het geval van reële bedreigingen voor de nationale veiligheid; overwegende dat de Turkse autoriteiten misbruik hebben gemaakt van noodbepalingen om algemene verboden, willekeurige detenties en beperkingen op de vrijheid van meningsuiting en vergadering op te leggen; overwegende dat deze maatregelen beschermingsmechanismen tegen misbehandeling en het recht op een eerlijk proces tenietgedaan hebben en de regering in staat hebben gesteld parlementaire en gerechtelijke toetsing te omzeilen; overwegende dat volgens Human Rights Watch veel rechtsgedingen zijn aangespannen tegen personen op beschuldiging van deelname aan de mislukte couppoging zonder dat daar bewijs voor was;
B. overwegende dat mensenrechtenverdedigers, politieke activisten, advocaten, journalisten en andere intellectuelen die gevangen worden gehouden, vaak valselijk worden beschuldigd van het feit dat zij "lid zijn van een gewapende terroristische organisatie" of "een gewapende terroristische organisatie steunen"; overwegende dat volgens de officiële statistieken van het Turkse ministerie van Justitie voor 2016, 4 187 personen in staat van beschuldiging waren gesteld wegens "het beledigen van de president" uit hoofde van artikel 299 van het Turkse Strafwetboek, 482 rechtszaken waren aangespannen op grond van "het beledigen van het Turkse volk" uit hoofde van artikel 301 van hetzelfde strafwetboek, en 17 322 personen schuldig waren bevonden aan het vervaardigen van propaganda voor illegale organisaties; overwegende dat 148 ondertekenaars van de petitie "Academici voor Vrede" een aanklacht boven het hoofd hangt wegens het verspreiden van "terroristische propaganda", in afwachting van een rechtszaak in mei 2018;
C. overwegende dat de onevenredige maatregelen die genomen zijn na het uitroepen van de noodtoestand, d.w.z. gevangenzetting, ontslag, arrestaties en confiscatie van eigendommen, niet alleen gericht waren op vermeende leden/sympathisanten van de Gülen-beweging, die naar verluidt achter de couppoging zat, onder wie 50 000 personen die in voorlopige hechtenis zitten, maar ook dissidenten in het algemeen en leden van oppositiepartijen in het bijzonder; overwegende dat nog eens duizenden personen in voorlopige hechtenis zijn geplaatst op grond van vermeende banden met terroristische organisaties zoals de Koerdische Arbeiderspartij (PKK); overwegende dat zaken die onder de loep zijn genomen door Amnesty International geen geloofwaardig bewijs omvatten van individuele betrokkenheid bij misdrijven, waardoor de suggestie wordt gewekt dat velen op grond van willekeur in voorlopige hechtenis zijn geplaatst; overwegende dat verzoeken om opheffing van het voorarrest automatisch worden afgewezen en dat de rechtbanken stelselmatig het beginsel van het vermoeden van onschuld schenden;
D. overwegende dat volgens de Europese Federatie van Journalisten sinds de couppoging van 15 juli 2016 ten minste 148 journalisten en schrijvers nog in de gevangenis verblijven, van wie het merendeel niet in staat van beschuldiging is gesteld en veel van de gevangenen zich niet mogen laten bijstaan door een advocaat; overwegende dat Verslaggevers zonder Grenzen Turkije in 2017 te boek stelde als "de grootste gevangenis ter wereld voor mediamedewerkers"; overwegende dat het restrictieve en intimiderende klimaat dat voortkomt uit de hand over hand toenemende vervolging van journalisten, schrijvers, mensen die actief zijn op sociale media en andere burgers, zelfs jongeren, vanwege "het beledigen van de president" tot steeds meer zelfcensuur leidt; overwegende dat een aantal van de vastgehouden journalisten geen advocaat in de arm mogen nemen en in onmenselijke omstandigheden verkeren waarbij ze worden bedreigd en mishandeld;
E. overwegende dat de Turkse autoriteiten volgens Amnesty International na de couppoging de kantoren van meer dan 160 omroepen, kranten, tijdschriften, uitgeverijen en distributiemaatschappijen hebben gesloten; overwegende dat, wederom volgens Amnesty International, honderden organisaties van het maatschappelijk middenveld zijn opgedoekt vanwege de afkondiging van de noodtoestand, waaronder de belangrijkste ngo's die ondersteuning bieden aan intern ontheemden en vluchtelingen, en ngo's op het vlak van kinder- en vrouwenrechten; overwegende dat dit harde optreden diepe bressen slaat in het maatschappelijke middenveld;
F. overwegende dat Amnesty International daarnaast meldt dat de Turkse autoriteiten 107 000 mensen hebben ontslagen sinds juli 2016; overwegende dat er sinds juli 2016 meer dan 100 000 juridische klachten zijn ingediend bij het Turkse constitutionele hof dat zich echter niet bevoegd achtte in zaken die vallen onder het nooddecreet; overwegende dat de "onderzoekscommissie voor praktijken tijdens de noodtoestand", die is opgericht op aanbeveling van de Raad van Europa sinds 18 januari 2018 al 104 789 verzoeken heeft ontvangen en tot nu slechts in 3 110 zaken besluiten heeft uitgevaardigd die echter niet openbaar zijn gemaakt; overwegende dat Turkije er dientengevolge tot nu toe ook niet in geslaagd is om andere snelle en doeltreffende beroepsprocedures aan te bieden; overwegende dat mensen die ontslagen zijn hun beroep niet meer kunnen uitoefenen en ook niet naar het buitenland kunnen omdat hun paspoorten ongeldig zijn verklaard, zodat zij en hun gezinnen zich in een penibele situatie bevinden, in afwachting van een rechtsmiddel;
G. overwegende dat Turkse vakbondsverenigingen melding hebben gemaakt van kwalijke toestanden in verband met diverse ontslagen, gevallen van intimidatie, vergeldingsacties, arrestaties en politiegeweld tegen vakbondsmedewerkers voor legitieme vakbondsactiviteiten; overwegende dat in de nasleep van de couppoging van 15 juli twee vakbondsverenigingen en de 19 daarbij aangesloten vakbonden, met in totaal bijna 50 000 leden, bij decreet werden gesloten wegens vermeende banden met terroristische organisaties; overwegende dat een aanzienlijk aantal protesten en demonstraties van vakbonden zijn verijdeld, waardoor de rechten van vakbonden dus onevenredig zijn beknot;
H. overwegende dat het gerechtelijk apparaat niet onafhankelijk en onpartijdig te werk gaat; overwegende dat de afgelopen jaren de controle van de uitvoerende macht over het gerechtelijk apparaat en vervolging is uitgebreid, arrestaties, ontslagen en de willekeurige overplaatsing van rechters en aanklagers zijn toegenomen en advocaten stelselmatig worden aangevallen; overwegende dat er 47 advocaten gevangen zijn genomen in 2017; overwegende dat ongeveer een vierde van de rechters en aanklagers, in totaal meer dan 4 000 personen, ontslagen is en dat velen van hen gearresteerd zijn en van sommigen hun eigendommen in beslag werden genomen; overwegende dat deze ontwikkelingen de onafhankelijkheid en de integriteit van het Turkse rechtsapparaat danig ondermijnen;
I. overwegende dat volgens gegevens van de Human Rights Association (HRA) in de eerste elf maanden van 2017 in totaal 2 278 mensen het slachtoffer zijn geworden van marteling of mishandeling; overwegende dat in 428 van deze gevallen mensen werden geslagen of werden onderworpen aan andere in het geval van detentie gehanteerde methoden, terwijl 1 855 gevallen plaatsvonden buiten detentiecentra, in het kader van bijeenkomsten en demonstraties waar veiligheidstroepen ingrepen;
J. overwegende dat de situatie in het zuidoosten van het land zeer verontrustend blijft; overwegende dat er naar verluidt 2 500 slachtoffers zijn gevallen bij veiligheidsoperaties en een geschat aantal van een half miljoen mensen ontheemd is geraakt sinds juli 2015; overwegende dat vanwege gewapende conflicten in het hele land in totaal 695 mensen, onder wie 183 soldaten, politieagenten, dorpswachters, 460 milities en 52 burgers zijn omgekomen in de eerste elf maanden van 2017; overwegende dat een reeks wetten, waaronder de in 2016 aangenomen Wet nr. 6722 over de rechtsbescherming van veiligheidstroepen die deelnemen aan de strijd tegen terroristische organisaties, een sfeer hebben geschapen van "stelselmatige straffeloosheid" bij de veiligheidstroepen; overwegende dat lokale aanklagers consistent hebben geweigerd een onderzoek in te stellen naar de vermeende moorden, en dat onafhankelijke waarnemers de toegang tot het gebied is ontzegd; overwegende dat 68 Koerdische burgemeesters nog altijd gevangen worden gehouden; overwegende dat twee decreten inzake de noodtoestand werden gepubliceerd in het Staatsblad van 24 december 2017, waarin onder andere staat dat "burgers die optreden om couppogingen en terreurdaden de kop in te drukken niet strafrechtelijk zullen worden vervolgd";
K. overwegende dat zich onder de gevangengehouden journalisten en mensenrechtenactivisten onder andere de volgende personen bevinden: de Duits-Turkse journalist Deniz Yücel; de Fins-Turkse verslaggever Ayla Albayrak, die bij verstek veroordeeld is; academicus en columnist Mehmet Altan en journalist Şahin Alpay; en verscheidene journalisten en personeelsleden van het dagblad "Cumhuriyet", onder wie Ahmet Şık;
L. overwegende dat na de grondwetswijziging waarmee de parlementaire onschendbaarheid van een groot aantal parlementsleden werd opgeheven, veel oppositieleden een proces aan hun broek hebben gekregen of gevangen zijn gezet op beschuldiging van met terrorisme verband houdende daden, louter vanwege de rechtmatige uitoefening van de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat tien parlementsleden nog steeds gevangen zitten, onder wie de medevoorzitters van de HDP Figen Yuksekdag en Selahattin Demirtas, en parlementslid van de CHP Enis Berberoglu, en zes parlementsleden zijn ontheven uit hun parlementaire ambt, onder wie een voormalige winnares van de Sacharovprijs, Leyla Zana;
M. overwegende dat de Turkse autoriteiten in juli 2017 tien mensenrechtenactivisten (de "tien van Istanbul") hebben gearresteerd van wie er twee nog altijd in de gevangenis verblijven en er acht op borgtocht zijn vrijgelaten; overwegende dat het gerechtshof van Istanbul zijn eigen besluit om Taner Kılıç, de voorzitter van Amnesty International Turkije, vrij te laten op 1 februari 2018 herzag en hem voor de duur van zijn proces gevangen blijft houden;
N. overwegende dat een van de vooraanstaande leden van het maatschappelijk middenveld in Turkije, Osman Kavala, op 18 oktober 2017 werd gearresteerd en sindsdien gevangen wordt gehouden op beschuldiging van "een poging om de regering omver te werpen" door zich aan te sluiten bij de protesten in Gezi Park in december 2013;
O. overwegende dat het brute optreden tegen afwijkende politieke standpunten via sociale media voortduurt; overwegende dat 573 personen, onder wie activist Nurcan Baysal en leden van het uitvoerend comité van de Turkse medische vereniging, gevangen werden genomen omdat zij commentaren hadden gepost op sociale media met kritiek op het militair ingrijpen van de Turkse regering in de Syrische enclave Afrin;
P. overwegende dat ten minste 55 organisaties op het vlak van vrouwenrechten sinds juli 2016 hun deuren hebben moeten sluiten; overwegende dat het gouverneursbureau van Ankara op 19 november 2017 besloot een verbod van onbepaalde duur op te leggen voor elk evenement van LGBTI-organisaties;
1. herhaalt zijn sterke veroordeling van de couppoging van 16 juli 2016, en betuigt solidariteit aan de burgers van Turkije; erkent het recht en de verantwoordelijkheid van de Turkse regering om in actie te komen door plegers van misdrijven te berechten waarbij zij wel de eerbiediging van de rechtsstaat en het recht op een eerlijk proces moet garanderen; benadrukt echter dat de mislukte militaire staatsgreep momenteel wordt gebruikt om de legitieme en vreedzame oppositie verder te muilkorven en de media en het maatschappelijk middenveld door middel van onevenredige en onwettige acties en maatregelen te belemmeren in de vreedzame uitoefening van hun recht op vrije meningsuiting;
2. toont zich uiterst bezorgd over de verdere teloorgang van de grondrechten, de vrijheden en de rechtsstaat in Turkije, en het gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid; veroordeelt het gebruik van willekeurige detentie en juridische en administratieve intimidatie om tienduizenden mensen, onder wie mensenrechtenverdedigers, leden van onafhankelijke organisaties van het maatschappelijk middenveld, advocaten, rechters, politieke activisten, mediamedewerkers, vakbondsleden en academici te vervolgen; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan onmiddellijk en onvoorwaardelijk alle personen vrij te laten die uitsluitend gevangengenomen zijn vanwege de uitvoering van hun rechtmatige werkzaamheden en de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en vereniging, en nu worden vastgehouden zonder dwingend bewijs van criminele activiteiten; dringt aan op de opheffing van de noodtoestand in het land en de intrekking van de nooddecreten;
3. benadrukt dat journalisten niet mogen worden vastgehouden op basis van de inhoud van hun journalistieke bijdragen of veronderstelde politieke banden; onderstreept dat voorlopige hechtenis een uitzondering moet blijven; betreurt het dat noodbepalingen ook zijn ingezet om gezinsleden van journalisten en mensenrechtenverdedigers die naar het buitenland zijn gevlucht of ondergedoken zitten, te intimideren, onder andere door hun paspoorten ongeldig te verklaren of ze tijdelijk op te sluiten;
4. dringt er bij de Turkse regering op aan al degenen die onderworpen zijn aan restrictieve maatregelen passende en doeltreffende vormen van beroep aan te bieden, overeenkomstig de beginselen van de rechtsstaat; benadrukt dat het vermoeden van onschuld een grondbeginsel is in elke rechtsstaat; beklaagt zich over het feit dat gevangenen nauwelijks toegang hebben tot een advocaat; verzoekt Turkije met klem het mandaat van de "onderzoekscommissie voor praktijken tijdens de noodtoestand" op zodanige wijze te herzien dat het een robuuste, onafhankelijke commissie wordt die alle dossiers individueel kan behandelen, en die de enorme aantallen aanvragen die zij ontvangt op effectieve wijze kan verwerken en er zorg voor kan dragen dat de rechterlijke toetsing geen onnodige vertraging oploopt; dringt er bij de onderzoekscommissie op aan haar besluiten openbaar te maken; verzoekt de Turkse autoriteiten tot die tijd ontslagen personen weer in hun ambt op te nemen met behoud van hun sociale rechten, en vakbonden toe te staan legitieme vakbondsactiviteiten te ontplooien; betuigt zijn solidariteit aan alle ontslagen personen die niet de kans hadden zichzelf te verdedigen, zoals Nuriye Gulmen en Semih Ozakca, die in hongerstaking gingen toen ze uit hun academische posten werden ontzet en wier verzoek om herziening op 26 januari 2018 door de onderzoekscommissie werd afgewezen;
5. onderstreept dat terrorisme een rechtstreekse bedreiging blijft vormen voor burgers in Turkije, en benadrukt dat de bestaande samenwerking tussen de EU en Turkije moet worden geïntensiveerd om op doeltreffende wijze het hoofd te bieden aan de terreurdreiging; wijst er echter op dat de breed gedefinieerde Turkse anti-terrorismewetgeving niet mag worden gebruikt om burgers en de media te straffen voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting; veroordeelt in dat opzicht de detentie van en het proces tegen 146 academici van openbare en particuliere universiteiten in Istanbul die de petitie "Academici voor Vrede" hebben ondertekend, en veroordeelt tevens de meest recente arrestaties van journalisten, activisten, dokters en gewone burgers voor het uiten van hun onvrede over de Turkse militaire operatie in Afrin;
6. maakt zich grote zorgen over de detentieomstandigheden, en verzoekt de Turkse autoriteiten een grondig onderzoek in te stellen naar de vermeende ernstige mishandeling van gevangenen, waarvan diverse mensenrechtenorganisaties melding hebben gemaakt; herhaalt zijn oproep voor de publicatie van het verslag van het Comité ter voorkoming van foltering van de Raad van Europa, en pleit voor de volledige verantwoordingsplicht en bestraffing van alle personen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan nationale en internationale waarnemers in staat te stellen de detentiefaciliteiten te controleren;
7. vindt het zeer verontrustend dat 160 mediabedrijven bij uitvoeringsdecreet hun deuren moesten sluiten vanwege de noodtoestand; veroordeelt de politieke druk op journalisten en de pogingen van de Turkse autoriteiten om buitenlandse correspondenten te arresteren, te intimideren en het land uit te zetten; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die worden vastgehouden zonder bewijs, onder wie EU-burgers zoals de Duitse journalist Deniz Yücel, die al een jaar gevangen wordt gehouden, waaronder negen maanden in solitaire opsluiting, terwijl hij niet officieel in staat van beschuldiging is gesteld, en de Finse journalist van Wall Street Journal Ayla Albayrak, die in oktober 2017 bij verstek tot 25 maanden gevangenisstraf was veroordeeld op verdenking van terrorisme vanwege een artikel over de situatie in het zuidoosten van Turkije; is ingenomen met het feit dat een aantal journalisten en medewerkers van de oppositiekrant Cumhuriyet na maanden in de gevangenis zijn vrijgelaten, en dringt tevens aan op de onmiddellijke vrijlating van vier journalisten van Cumhuriyet die nog vastzitten – directeur Akin Atalay, hoofdredacteur Murat Sabuncu, onderzoeksjournalist Ahmet Şık en accountant Emre Iper – en van alle andere journalisten die om politieke redenen gevangen zitten in Turkije;
8. is zeer verontrust over de massale represailles tegen Turkse organisaties van het maatschappelijk middenveld waarbij 1 125 verenigingen en 41 stichtingen bij nooddecreet zijn opgedoekt, en met name over de arrestatie van een van de vooraanstaande ngo-leiders, Osman Kavala; veroordeelt de verklaringen van president Erdogan die Kavala een "agent" en de "rode Soros van Turkije" noemde, terwijl er nog geen enkele aanklacht tegen hem liep; dringt er bij de Turkse regering op aan Kavala vrij te laten aangezien zijn arrestatie politiek gemotiveerd en willekeurig is; vindt het zeer zorgwekkend dat politici doorgaan met het publiekelijk veroordelen en intimideren van journalisten, redacteuren, academici en mensenrechtenverdedigers vanwege hun kritische standpunten; maakt zich ernstige zorgen over het toegenomen gebruik van haatdragende taal door overheidsfunctionarissen, zo ook hooggeplaatste landelijke vertegenwoordigers;
9. veroordeelt de verklaring van het gouverneursbureau van Ankara van 19 november 2017 over het besluit om ieder evenement van LGBTI-organisaties te verbieden, na drie opeenvolgende jaren waarin de Istanbul Pride en andere "pride"-marsen in het land verboden waren; betreurt het dat na deze verklaring ook andere regio’s in Turkije LGBTI-evenementen hebben verboden; beklemtoont dat hier sprake is van een ernstige schending van de vrijheid van meningsuiting en van de vrijheid van vergadering, zoals gewaarborgd in de artikelen 26, 33 en 34 van de Turkse grondwet en in de artikelen 19 en 21 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR); verzoekt de Turkse autoriteiten het verbod onmiddellijk op te heffen en de onlangs gearresteerde LGBTI-activist Ali Erol vrij te laten;
10. vindt het uiterst zorgelijk dat advocaten, rechters en aanklagers onder zware politieke druk blijven staan, met inbegrip van ontslagen en arrestaties; roept Turkije op alle wettelijke garanties in ere te herstellen en uit te voeren om de volledige eerbiediging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen, en de aanbevelingen van de Commissie van Venetië dringend op te volgen;
11. is sterk gekant tegen het besluit van het Turkse parlement om de immuniteit van een groot aantal parlementsleden op ongrondwettelijke wijze op te heffen, waardoor de weg werd vrijgemaakt voor de recente arrestatie van tien oppositieleden, onder wie de medevoorzitters van de Democratische Volkspartij (HDP), Figen Yuksekdag en Selahattin Demirtas, en de intrekking van het mandaat van zes oppositieleden, zo ook kort geleden van voormalig winnares van de Sacharovprijs Leyla Zana; toont zich andermaal solidair met legitiem verkozen parlementsleden die gevangen zitten en worden geïntimideerd, en dringt aan op de eerbiediging van hun mandaat en van het recht op goede rechtsbijstand, en op hun vrijlating; veroordeelt de gevangenhouding van 68 Koerdische burgemeesters; veroordeelt de willekeurige vervanging van plaatselijk verkozen vertegenwoordigers, die het democratische bestel van Turkije verder ondermijnt;
12. toont zich zeer bezorgd over de situatie in het zuidoosten van Turkije, vooral in de gebieden waar een avondklok is ingesteld, buitensporig geweld wordt gebruikt en collectieve straffen worden opgelegd; dringt er bij Turkije op aan met een plan te komen voor de doeltreffende herintegratie van het half miljoen intern ontheemden; veroordeelt het nogmaals dat de PKK, die sinds 2002 op de terreurlijst van de EU voorkomt, weer zijn toevlucht neemt tot geweld, en dringt erop aan dat ze de wapens neerleggen en vreedzame en democratische middelen aanwenden om hun verwachtingen tot uitdrukking te brengen; wijst erop dat de Turkse regering de verantwoordelijkheid heeft om al zijn burgers te beschermen; betreurt de wijdverspreide praktijk van onteigening, zo ook van gemeentelijke eigendommen; is ervan overtuigd dat alleen een billijke politieke oplossing van het Koerdische vraagstuk duurzame stabiliteit en welvaart kan brengen, in het gebied zelf maar ook in de rest van Turkije, en verzoekt beide partijen dan ook weer plaats te nemen aan de onderhandelingstafel;
13. uit zijn verontrusting over het functioneren van het gerechtelijk apparaat in Turkije na het besluit van het strafhof van Istanbul om twee in gevangenschap verblijvende journalisten, Mehmet Altan en Sahin Alpay, vast te houden ondanks het verzoek van het constitutioneel hof om ze vrij te laten omdat hun rechten tijdens hun bewaring geschonden waren; schaart zich achter de oproep van VV/HV Mogherini en commissaris Hahn dat de EU van de Turkse autoriteiten verwacht dat ze erop toezien dat het besluit van het constitutionele hof van 11 januari 2018 ten uitvoer wordt gelegd en dat de journalisten zonder verder oponthoud worden vrijgelaten; betreurt het ten zeerste dat de voorzitter van Amnesty International Turkije, Taner Kılıç, onlangs opnieuw is gearresteerd, wat in brede kring wordt beschouwd als een karikatuur van rechtvaardigheid, en roept ertoe op de beschuldigingen aan zijn adres en van zijn medeverweerders (de "tien van Istanbul") in te trekken aangezien er nog geen concreet bewijs tegen ze is ingediend;
14. dringt er bij de hoge vertegenwoordiger, de EDEO, de Commissie en de lidstaten op aan de situatie van mensenrechtenverdedigers, politieke activisten, advocaten, journalisten en academici in gevangenschap te blijven aankaarten bij hun Turkse gesprekspartners, en deze slachtoffers diplomatieke en politieke steun te bieden, waaronder het sturen van waarnemers naar processen en het volgen van zaken;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de president, de regering en het parlement van Turkije.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0423.
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0306.