ONTWERPRESOLUTIE over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
5.2.2018 - (2018/2527(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Nadja Hirsch, Petras Auštrevičius, Beatriz Becerra Basterrechea, Izaskun Bilbao Barandica, Dita Charanzová, Gérard Deprez, Marian Harkin, Ivan Jakovčić, Patricia Lalonde, Louis Michel, Javier Nart, Urmas Paet, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Jozo Radoš, Frédérique Ries, Marietje Schaake, Pavel Telička, Ramon Tremosa i Balcells, Ivo Vajgl, Hilde Vautmans, Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0082/2018
B8‑0092/2018
Resolutie van het Europees Parlement over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties, met name die van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije[1], die van 24 november 2016 over de betrekkingen tussen de EU en Turkije[2], en die van 6 juli 2017 over het verslag van de Commissie 2016 over Turkije[3],
– gezien het EU-onderhandelingskader voor Turkije van 3 oktober 2005, met name de punten 4 en 5,
– gezien het Turkse lidmaatschap van de Raad van Europa sinds 9 augustus 1949, waardoor Turkije zich verbindt tot en gebonden is door het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,
– gezien het Turkse lidmaatschap van de Verenigde Naties en de toetreding tot het Handvest van de Verenigde Naties, dat als een van zijn centrale doelstellingen heeft de mensenrechten te bevorderen en te beschermen,
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 21 december 2016 voor een Besluit van de Raad houdende machtiging tot het opstarten van onderhandelingen met Turkije met het oog op het sluiten van een overeenkomst betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van de bilaterale preferentiële handelsbetrekkingen en betreffende de modernisering van de douane-unie,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Turkse regering nog steeds uitgebreide en grootschalige repressieve maatregelen neemt die gevolgen hebben voor alle mensen in Turkije, met name voor de oppositiepartijen en de leden van de Turkse Grote Nationale Vergadering, werknemers van de mediasector en journalisten, ambtenaren van het Turkse leger, de Turkse politie en de veiligheidstroepen, en ambtenaren van het gerechtelijk apparaat en het overheidsbestuur;
B. overwegende dat vele van de genomen maatregelen onevenredig zijn, de Turkse nationale wetgeving schenden, een inbreuk vormen op de verbintenissen van een lid van de Raad van Europa en in tegenspraak zijn met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
C. overwegende dat Turkije de mislukte poging tot staatsgreep van juli 2016 heeft aangegrepen als voorwendsel om deze maatregelen door te voeren; overwegende dat de EU de mislukte militaire machtsovername van juli 2016 heeft veroordeeld en heeft bevestigd dat alle verantwoordelijken van de poging tot staatsgreep en al wie erbij betrokken was strafrechtelijk moeten worden vervolgd; overwegende dat dit moet gebeuren met inachtneming van het recht op een eerlijk proces en een behoorlijke rechtsgang;
D. overwegende dat president Erdoğan en vertegenwoordigers van de Turkse regering herhaaldelijk verklaringen hebben afgelegd over de herinvoering van de doodstraf; overwegende dat er ernstige bezorgdheid bestaat over de toestand van de personen die naar aanleiding van de coup zijn gearresteerd en gevangengenomen, over de golf van ontslagen onder overheidsambtenaren, alsook over de strenge beperkingen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting en ten aanzien van de pers en de media in Turkije; overwegende dat er ook een aantal EU-burgers is gearresteerd op twijfelachtige gronden;
E. overwegende dat de grondwetswijzigingen die in het referendum van april 2017 zijn goedgekeurd volgens de beoordeling van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa zouden leiden tot "de invoering van een presidentieel regime waarin de nodige checks-and-balances ontbreken om te kunnen waarborgen dat het niet verandert in een autoritair regime"; overwegende dat de Turkse wetsbesluiten in het kader van de noodtoestand maatregelen omvatten die verder gaan dan wat krachtens internationale normen en de Turkse grondwet toegelaten is;
F. overwegende dat er aanwijzingen zijn dat het Turkse rechtsstelsel en de uitvoerende macht systemische tekortkomingen vertonen en dat de rechtbanken onvoldoende bestand zijn tegen politieke druk van de uitvoerende macht, zoals is gebleken uit een aantal gevallen waarin een uitspraak van het grondwettelijk hof niet is gevolgd door de lagere rechtbanken;
G. overwegende dat in punt 5 van het onderhandelingskader voor de toetredingsonderhandelingen met Turkije wordt bepaald dat de Commissie in geval van een ernstige en voortdurende schending van de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, fundamentele vrijheden en de rechtsstaat kan aanbevelen dat de onderhandelingen worden opgeschort; overwegende dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid een besluit neemt over een dergelijke aanbeveling;
1. spreekt met klem zijn veroordeling uit van de onevenredige repressieve maatregelen die president Erdoğan en de Turkse regering hebben genomen na de mislukte militaire staatsgreep van juli 2016 en toont zich uiterst bezorgd over de grondwetswijzigingen die met een nipte meerderheid zijn goedgekeurd in het referendum van april 2017; wijst er nogmaals op dat de voorgestelde wijzigingen aan de grondwet niet stroken met de fundamentele beginselen van de scheiding der machten, onvoldoende checks-and-balances bevatten en niet beantwoorden aan de politieke criteria van Kopenhagen op het gebied van democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden; herhaalt zijn standpunt van november 2016 om het toetredingsproces van Turkije te bevriezen, alsook zijn standpunt van juli 2017 om het toetredingsproces van Turkije op te schorten als de grondwetshervormingen ongewijzigd worden doorgevoerd;
2. spreekt nogmaals zijn diepe bezorgdheid uit over de aanhoudende achteruitgang van de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat in Turkije en veroordeelt het gebruik van willekeurige opsluiting, gerechtelijke en administratieve pesterijen, reisverboden en andere middelen die worden ingezet om duizenden mensenrechtenverdedigers, leden van onafhankelijke maatschappelijke organisaties, academici en gewone burgers het leven zuur te maken;
3. toont zich ernstig verontrust door de arrestatie en aanhoudende opsluiting van mensenrechtenverdedigers, politici en activisten uit het maatschappelijk middenveld;
4. stelt bezorgd vast dat de Turkse, van oudsher gekoesterde seculiere beginselen en waarden steeds verder worden uitgehold, zoals onder meer blijkt uit de toegenomen vervolging van religieuze en niet-religieuze minderheden; verzoekt de Turkse autoriteiten religieus pluralisme en vrijheid van levensovertuiging te bevorderen en te waarborgen;
5. stelt vast dat ontelbare Turkse burgers, en ook EU-burgers, waaronder vele ambtenaren en leerkrachten die werden ontslagen, te maken krijgen met onevenredige repressieve maatregelen of deze reeds hebben ondervonden;
6. waarschuwt voor misbruik van antiterreurmaatregelen als rechtvaardiging voor de onderdrukking van mensenrechten;
7. stelt vast dat de Turkse democratie in haar kern bedreigd is, aangezien het parlementair mandaat van tal van parlementsleden werd ingetrokken, hun immuniteit werd opgeheven en/of parlementsleden werden gevangengenomen of gearresteerd; merkt op dat de oppositiepartijen HDP en CHP het zwaarst zijn getroffen; betuigt zijn solidariteit met wettelijk verkozen parlementsleden die het slachtoffer zijn van gevangenneming en intimidatie, en verzoekt de Turkse autoriteiten om eerbiediging van democratische mandaten, vrijlating van opgesloten parlementsleden en waarborging van hun recht op een behoorlijke verdediging in een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang; merkt op dat ook lokale ambtenaren op soortgelijke wijze onder druk staan;
8. benadrukt dat de Turkse Grote Nationale Vergadering de centrale instelling van de Turkse democratie moet zijn en alle burgers op voet van gelijkheid moet vertegenwoordigen; betreurt de hoge kiesdrempel die voor deze instelling geldt;
9. toont zich uiterst bezorgd over de almaar toenemende inperking van de vrijheid van meningsuiting en de pers- en mediavrijheid in Turkije, waarbij tal van mediabedrijven, ook onlinemedia, door de autoriteiten worden opgedoekt, gecensureerd of overgenomen en journalisten en werknemers van de mediasector worden gevangengenomen, gearresteerd of ontslagen; wijst er nogmaals op hoe cruciaal het voor een democratische samenleving is te kunnen beschikken over een vrije en onafhankelijke pers; verzoekt de Turkse autoriteiten de opgesloten journalisten vrij te laten en dringende en fundamentele maatregelen te treffen om de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in het land te versterken en te herstellen; stelt vast dat de Turkse regering er in vele gevallen nog steeds niet in slaagt duidelijkheid te scheppen omtrent de juridische gronden voor de arrestatie van journalisten wegens ordeverstoring en het verspreiden van propaganda die wordt toegeschreven aan terroristische groeperingen;
10. is erg verontrust door het toezicht op de sociale media en het afsluiten van socialemedia-accounts door de Turkse autoriteiten; beschouwt dit als een verdere inperking van de vrijheid van meningsuiting en een manier om het maatschappelijk middenveld onder de duim te houden;
11. maakt zich zorgen over de steeds toenemende beperkingen die worden opgelegd aan de activiteiten van de Turkse beweging voor LGBTQI-rechten; herhaalt dat deze ontwikkelingen een duidelijke schending vormen van persoonlijke vrijheden; toont zich diep verontrust door meldingen van mensenrechtenschendingen ten aanzien van LGBTQI's; verzoekt de Turkse autoriteiten om overeenkomstig het Europees Verdrag voor de rechten van de mens een grondig onderzoek in te stellen naar meldingen van mishandeling van LGBTQI-gedetineerden;
12. spreekt tevens zijn diepe bezorgdheid uit over de talloze rechters, advocaten, mensenrechtenactivisten en activisten uit het maatschappelijk middenveld die zijn gearresteerd of gevangengenomen, hun werk niet meer kunnen uitoefenen of onder druk worden gezet door de autoriteiten, en wijst erop dat de Turkse autoriteiten wettelijk verplicht zijn zich te houden aan de constitutionele rechtsorde in Turkije en aan de verplichtingen van Turkije als lid van de Raad van Europa;
13. is van mening dat de wijdverspreide schendingen van de mensenrechten en de rechtsstaat en de geplande hervorming van de Turkse grondwet – indien deze wordt doorgevoerd – niet stroken met de politieke criteria van Kopenhagen; verzoekt de Commissie daarom op grond van de punten 4 en 5 van het EU-onderhandelingskader te beoordelen of het land deze politieke criteria naleeft en haar formeel standpunt bekend te maken over de status van de toetredingsonderhandelingen, vergezeld van een uitgebreide reflectie over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Turkije; dringt erop aan dat dit de kern vormt van het volgende jaarlijkse voortgangsverslag over Turkije dat de Commissie in april 2018 zal publiceren;
14. wijst nogmaals op zijn standpunt van november 2017 waarin werd opgeroepen om de middelen die voor de Turkse autoriteiten zijn bestemd in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) te laten afhangen van verbeteringen op het vlak van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en om deze middelen indien mogelijk over te hevelen naar organisaties uit het maatschappelijk middenveld; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om bij de toetsing van de IPA-middelen niet alleen rekening te houden met de ontwikkelingen in Turkije, maar ook concrete voorstellen te doen met betrekking tot manieren om meer steun te geven aan het maatschappelijk middenveld in Turkije;
15. verzoekt de EU-delegatie in Ankara om meer steun te bieden en, waar nodig en mogelijk, publiekelijk steun te betuigen aan mensenrechtenactivisten, met name door als waarnemer aanwezig te zijn bij processen, toestemming te vragen om gevangenen te bezoeken en verklaringen af te geven om de Turkse autoriteiten op alle niveaus aan te spreken;
16. merkt op dat de bestaande contacten tussen het Europees Parlement en de Turkse Grote Nationale Vergadering zijn opgeschort; is ervan overtuigd dat de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Turkije haar werk kan hervatten op een constructieve, open en integere wijze; wijst erop dat het Europees Parlement bij ontstentenis van deze regelmatige vergaderingen kan overwegen ad-hocdelegaties naar Turkije te sturen, met name om rechtszaken en gerechtelijke procedures of daarmee verband houdende gebeurtenissen te observeren en te controleren, zoals eerder is gebeurd in 2011-2013;
17. merkt op dat meer dan drie miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije over het algemeen goed worden onthaald, maar dat er tekenen zijn van toenemende wrevel jegens de vluchtelingen; verzoekt Turkije op transparante wijze toezicht te houden op de omstandigheden in de vluchtelingenkampen, in overeenstemming met de mensenrechtennormen; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan de rechten van kinderen te waarborgen, met name wat toegang tot onderwijs en gezondheidszorg betreft;
18. spoort de Commissie, de Raad van Europa en de Commissie van Venetië ertoe aan de Turkse autoriteiten bijkomende rechtshulp te bieden, teneinde degelijke gerechtelijke procedures en passende en veilige gevangenisomstandigheden te waarborgen voor al wie gearresteerd is wegens betrokkenheid bij de militaire pogingen tot machtsovername van 15 juli 2016; verzoekt de Turkse autoriteiten nauw samen te werken met de Commissie van Venetië;
19. dringt aan op een duurzame oplossing voor de Koerdische kwestie in Turkije, op basis van een vreedzaam, inclusief en democratisch proces; is ervan overtuigd dat alleen een billijk politiek akkoord kan zorgen voor stabiliteit en welvaart;
20. spreekt nogmaals zijn bezorgdheid uit over de gevangenneming van tientallen personen die publiekelijk kritiek hebben geuit op de Turkse militaire interventie in Syrië, en met name de recente aanvallen op Syrisch-Koerdische posities; onderstreept het wezenlijke belang van een inclusief vredesproces waaraan alle betrokken partijen deelnemen en waarin de EU een actieve rol speelt;
21. benadrukt dat Turkije weliswaar een uiterst belangrijke en strategische partner blijft, maar dat de betrekkingen tussen de EU en Turkije moeten berusten op voorwaardelijke bepalingen met betrekking tot de eerbiediging van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, met name wat de modernisering van de douane-unie betreft, en tegelijk gericht moeten zijn op intensievere contacten tussen mensen, bijvoorbeeld via studentenuitwisselingen, en intensievere samenwerking in de wetenschappelijke en academische wereld via een geleidelijke visumversoepeling; benadrukt dat visumliberalisering gebaseerd moet zijn op naleving van alle 72 benchmarks van het stappenplan voor visumliberalisering;
22. benadrukt dat Turkije zijn verplichtingen als lid van de Raad van Europa moet nakomen; onderstreept dat dit een duidelijke afwijzing van de doodstraf inhoudt; wijst er nogmaals op dat de herinvoering van de doodstraf tot een automatische opschorting van de toetredingsonderhandelingen zou leiden; benadrukt dat Turkije via het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voet aan de grond heeft in Europa; dringt er daarom bij de Turkse autoriteiten op aan de uitspraken van het Hof na te leven en uit te voeren;
23. vraagt dat deze resolutie wordt vertaald in het Turks;
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en het parlement van Turkije, alsmede aan de lidstaten, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0423.
- [2] Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0450.
- [3] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0306.