ONTWERPRESOLUTIE over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
5.2.2018 - (2018/2527(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Takis Hadjigeorgiou, Marie-Christine Vergiat, Martina Michels, Josu Juaristi Abaunz, Patrick Le Hyaric, Merja Kyllönen, Marie-Pierre Vieu, Marina Albiol Guzmán, Barbara Spinelli, Eleonora Forenza, Nikolaos Chountis, Rina Ronja Kari, Miguel Urbán Crespo, Lola Sánchez Caldentey, Estefanía Torres Martínez, Tania González Peñas, Xabier Benito Ziluaga namens de GUE/NGL-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0082/2018
B8‑0097/2018
Resolutie van het Europees Parlement over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die over de jaarlijkse voortgangsverslagen, en die van 15 januari 2015 over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en stelselmatige druk op de media[1] en van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije[2],
– gezien de conclusies van de Raad van 18 juli 2016 over Turkije,
– gezien de verklaringen van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa,
– gezien de jaarlijkse voortgangsverslagen van de Commissie inzake Turkije,
– gezien het feit dat de eerbiediging van de rechtsstaat, met name van de vrijheid van meningsuiting, centraal staat in het toetredingsproces,
– gezien de verklaring van 26 juli 2016 van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa over maatregelen die zijn genomen in het kader van de noodtoestand in Turkije,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1996,
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie en het Europees Parlement de mislukte militaire coup in Turkije krachtig hebben veroordeeld;
B. overwegende dat Turkije nog steeds een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie is; overwegende dat het gebruik van repressieve maatregelen in het kader van de noodtoestand niet gepast is voor een kandidaat-lidstaat en in strijd is met de democratische waarden waarop de EU gegrondvest is en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR);
C. overwegende dat de autoriteiten sinds de coup 12 leden van de Turkse Grote Nationale Vergadering en zo'n 150 journalisten, onder wie de Duitse journalist Deniz Yücel, hebben gearresteerd, op dit moment het hoogste aantal gearresteerde journalisten in welk land dan ook; overwegende dat 40 000 mensen zijn opgepakt, meer dan 31 000 zich nog in hechtenis bevinden en 129 000 ambtenaren ofwel geschorst blijven (66 000) ofwel zijn ontslagen (63 000), in de meeste gevallen tot dusver zonder aanklacht; overwegende dat veel mensenrechtenverdedigers, onder wie de belangrijkste medewerkers van Amnesty International in Turkije ook zijn gearresteerd; overwegende dat deze arrestaties een enorme aanslag vormen op de politieke vrijheden en democratie in Turkije;
D. overwegende dat de covoorzitters Selahattin Demirtaş en Figen Yüksekdağ en acht andere parlementsleden van de HDP-partij op 4 november 2016 door de Turkse politie zijn gearresteerd, nadat hun immuniteit werd opgeheven in het kader van de op 20 mei 2016 aangenomen wet;
E. overwegende dat minstens 50 democratisch verkozen coburgemeesters zijn ontslagen en minstens 40 coburgemeesters zijn gearresteerd, en dat de regering bewindvoerders heeft aangesteld in het merendeel van de gemeenten waarvan een HDP-burgemeester aan het hoofd staat;
F. overwegende dat deze aanhoudende aanval op de mensenrechten door de Turkse regering een nietigverklaring van de democratische wil van miljoenen kiezers inhoudt en de reeds zwakke dynamiek van de lokale democratie in het land ondermijnt;
G. overwegende dat de Turkse autoriteiten na de mislukte staatsgreep een zeer groot aantal mediaorganisaties hebben gesloten, Koerdische journalisten en anderen hebben gearresteerd en personen hebben verboden over hun mening over de situatie in Turkije te schrijven; overwegende dat de rechtszaak tegen journalisten van Cumhuriyet hiervan een specifiek voorbeeld vormt;
H. overwegende dat de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) van de EU-lijst van terroristische organisaties moet worden verwijderd;
I. overwegende dat Turkije nog niet voldoet aan de vastgestelde criteria voor visumliberalisering;
J. overwegende dat Turkije in het kader van de noodtoestand die werd afgekondigd na de couppoging in juli 2016 waarborgen tegen foltering en mishandeling heeft weggenomen; overwegende dat personen die worden beschuldigd van terrorisme of in verband worden gebracht met de couppoging het risico lopen tijdens politiedetentie te worden gefolterd;
K. overwegende dat een groot aantal personen in de gevangenis in Turkije de toegang tot een advocaat wordt ontzegd;
L. overwegende dat in punt 5 van het onderhandelingskader voor toetredingsonderhandelingen met Turkije wordt bepaald dat de Commissie in geval van een ernstige en voortdurende schending van de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, fundamentele vrijheden en de rechtsstaat zal aanbevelen dat de onderhandelingen worden opgeschort en de voorwaarden zal voorstellen waaronder zij kunnen worden hervat; overwegende dat Turkije de criteria van Kopenhagen niet langer voldoende naleeft, aangezien het land de waarden van artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet eerbiedigt; overwegende dat een tijdelijke stopzetting van de onderhandelingen zou betekenen dat de huidige gesprekken worden bevroren, dat er geen nieuwe hoofdstukken worden geopend en dat er geen nieuwe initiatieven worden genomen met betrekking tot de toetreding van Turkije tot de EU;
M. overwegende dat de invasie van Syrië door Turkije in strijd is met de criteria voor een kandidaat-lidstaat;
1. herinnert aan zijn verzoek in zijn vorige resolutie over Turkije om de toetredingsonderhandelingen te bevriezen en de hervatting daarvan pas te overwegen wanneer de rechtsstaat is hersteld;
2. veroordeelt de verlenging van de noodtoestand die de Turkse regering op 5 januari 2018 heeft aangekondigd;
3. veroordeelt ten strengste de Turkse militaire interventie in Noordwest-Syrië en de schending van de territoriale integriteit van Syrië, die al geleid heeft tot tientallen doden en honderden gewonden, onder wie burgers; dringt aan op een wapenembargo tegen Turkije; dringt aan op de onmiddellijke beëindiging van de invasie en de terugtrekking van de Turkse troepenmacht uit de regio Afrin;
4. veroordeelt ten strengste alle volledig ongerechtvaardigde maatregelen die na de mislukte coup in juli 2016 zijn genomen en die hebben geleid tot het gevangenzetten van duizenden mensen, onder wie ambtenaren, magistraten, advocaten, journalisten, academici, parlementsleden van de HDP-partij, burgemeesters en partijfunctionarissen; veroordeelt tevens elke voorlopige hechtenis op grond van politieke overwegingen dan wel ongegronde verdenking van "verheerlijking van een terroristische organisatie"; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de HDP-covoorzitters Selahattin Demirtaş en Figen Yüksekdağ, van alle gevangengezette politici, journalisten, academici en mensenrechtenverdedigers en, met name, van Taner Kiliç, de voorzitter van Amnesty International Turkije, en van alle personen die zonder bewijs van individuele betrokkenheid bij het plegen van strafbare feiten of zonder enige aanklacht worden gevangengehouden;
5. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten in Turkije; dringt er bij Turkije op aan de spanningen te verminderen die door het politieke klimaat na de mislukte staatsgreep zijn opgeroepen en waardoor een situatie is ontstaan waarin de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, vooral de vrijheid van meningsuiting in de media en op het internet, worden beknot;
6. verzoekt de Turkse regering, conform het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het EU-acquis en de praktijken van de EU-lidstaten, het Turkse rechtskader inzake georganiseerde criminaliteit en terrorisme te herzien, alsmede de uitleg daarvan door de rechters, de veiligheidsdiensten en de rechtshandhavingsinstanties, om het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op een eerlijk proces en het recht, in de praktijk, op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering te garanderen.
7. betreurt het dat Turkije de migranten- en vluchtelingenkwestie inzet als instrument bij de onderhandelingen met de EU, en verzoekt alle partijen toe te zien op de volledige eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal recht ten aanzien van migranten en vluchtelingen; roept de EU, de staatshoofden en regeringsleiders van de EU op de EU-Turkije-verklaring in te trekken door een eind te maken aan deze overeenkomst zonder dat dit invloed heeft op het proces van visumliberalisering;
8. verzoekt de Turkse regering op de mensenrechten van alle personen te beschermen, met inbegrip van degenen die in Turkije wonen en werken en internationale bescherming behoeven;
9. veroordeelt ten strengste de toename van het aantal gevallen van foltering van gedetineerden;
10. veroordeelt de autoritaire aanpak van president Erdoğan, niet alleen binnen Turkije, maar ook daarbuiten, en de pogingen beperkende en onderdrukkende maatregelen op te leggen aan Turks-Cypriotische burgers en journalisten, waarvan de krant "Afrika" het meest recente voorbeeld is;
11. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen alle terroristische aanslagen die in Turkije zijn gepleegd en schaart zich resoluut aan de zijde van de bevolking van Turkije;
12. veroordeelt alle vormen van geweld en benadrukt dat een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie ook noodzakelijk is voor de democratische toekomst van Turkije en alleen kan worden bereikt door alle belanghebbende partijen en democratische krachten hierbij te betrekken; dringt aan op de hervatting van de onderhandelingen met het oog op een allesomvattende en duurzame oplossing van de Koerdische kwestie; herinnert aan zijn standpunt dat de PKK van de EU-lijst van terroristische organisaties moet worden verwijderd;
13. veroordeelt elke achteruitgang van de vrouwenrechten in Turkije en betreurt met name de in het Turks parlement voorgestelde wet waardoor mannen die van de verkrachting van minderjarige meisjes worden beschuldigd, onschuldig zouden worden verklaard als zij met hen trouwen; veroordeelt de uitspraak van president Erdoğan dat hij degenen die van verkrachting worden beschuldigd vrij zal laten om ruimte te maken in de gevangenissen;
14. is bezorgd over de meest recente uitspraak van president Erdoğan dat er in Turkije geen LGBTI's zijn; veroordeelt de verklaring van het kabinet van de gouverneur van Ankara van 19 november 2017 over de beslissing om voor onbepaalde tijd elk door LGBTI-organisaties georganiseerd evenement te verbieden; maakt zich zorgen over het feit dat dit volgt op drie achtereenvolgende verboden van de Istanbul Pride en drie andere pride-optochten in de regio; betreurt dat sinds de publicatie van de verklaring LGBTI-evenementen ook in andere regio's zijn verboden; beklemtoont dat hier sprake is van een grove schending van de vrijheid van meningsuiting en van de vrijheid van vergadering, zoals vastgesteld in de artikelen 26, 33 en 34 van de Turkse grondwet, alsook in de artikelen 19 en 21 van het ICCPR; verzoekt de Turkse autoriteiten het verbod onmiddellijk in te trekken, en de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering in ere te herstellen;
15. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de lidstaten onmiddellijk maatregelen te nemen om de invasie van Noordwest-Syrië te stoppen en initiatieven voor te stellen die leiden tot een langdurige vredesoplossing in Syrië; verzoekt de VV/HV op deze situatie te reageren om de eerbiediging van de democratie en de mensenrechten in Turkije te waarborgen;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de regering en het parlement van Turkije.
- [1] Aangenomen teksten P8_TA(2015)0014.
- [2] Aangenomen teksten P8_TA(2016)0423.