Ontwerpresolutie - B8-0141/2018Ontwerpresolutie
B8-0141/2018

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Syrië

12.3.2018 - (2018/2626(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Fabio Massimo Castaldo, Isabella Adinolfi namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2018/2626(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0141/2018
Ingediende teksten :
B8-0141/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0141/2018

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Syrië

(2018/2626(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de verklaring van vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) Mogherini en Commissaris Stylianides van 6 maart 2018 over de situatie in Oost-Goutha en elders in Syrië,

–  gezien de verklaring van 23 februari 2018 van de hoge vertegenwoordiger namens de EU over Syrië: Het bloedbad in Oost-Ghouta moet nu stoppen,

–  gezien het jongste rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie onder VN-mandaat voor de Arabische Republiek Syrië,

–  gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 26 februari 2018,

–  gezien de verklaring van 21 december 2017 van de hoge vertegenwoordiger namens de EU over Syrië,

–  gezien de verklaring van 24 november 2017 van de hoge vertegenwoordiger namens de EU over het onderzoek naar het gebruik van chemische wapens in Syrië,

–  gezien de verklaring van VV/HV Mogherini tijdens zijn plenaire vergadering van 6 februari 2018 over de mensenrechtensituatie in Turkije en de situatie in Afrin, Syrië,

–  gezien de EU-strategie voor Syrië,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Syrië,

–  gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,

–  gezien de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name de resoluties 2401 (2018) en 2254 (2015),

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de situatie in Syrië na acht jaar van conflict blijft verslechteren, ondanks de formele nederlaag van de Islamitische Staat; overwegende dat de situatie in de afgelopen maanden in verschillende gebieden uiterst zorgwekkend is geweest, met name in Oost-Goutha, Afrin en Idlib;

B.  overwegende dat Oost-Goutha, een voorstad van de Syrische hoofdstad Damascus die meer dan 400 000 inwoners heeft en merendeels gecontroleerd wordt door de rebellen, in de afgelopen weken is belegerd en is getroffen door een hevig offensief van de regering van president Bashar al-Assad, waarbij meer dan 800 mensen zijn gedood en duizenden gewond zijn geraakt; overwegende dat de regering-Assad bij deze aanvallen naar verluidt gebruik heeft gemaakt van chemische wapens, omdat veel patiënten die behandeld zijn in een ziekenhuis dat wordt ondersteund door de Syrisch-Amerikaanse Medical Society Foundation (SAMS) last hadden van symptomen die wijzen op blootstelling aan chemische stoffen; overwegende dat de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) onmiddellijk een onderzoek heeft ingesteld naar deze aanvallen;

C.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad op 25 februari 2018 unaniem zijn goedkeuring hechtte aan resolutie 2401 van de VN-Veiligheidsraad (UNSCR 2401) over de humanitaire situatie in Syrië, waarin geëist wordt dat de gevechten onmiddellijk worden gestaakt en dat er een humanitaire wapenstilstand wordt afgekondigd van ten minste 30 dagen om veilig en onbelemmerd humanitaire hulp te kunnen leveren en burgers te kunnen evacueren die een medische noodbehandeling moeten ondergaan; overwegende dat de Russische president Poetin erop heeft aangedrongen de vijandelijkheden in de belegerde gebieden dagelijks gedurende vijf uur te onderbreken;

D.  overwegende dat de gewapende troepen in Oost-Goutha de VN-Veiligheidsraad hebben toegezegd dat zij UNSCR 2401 zouden naleven en de wapenstilstand zouden aanvaarden, terwijl de regering-Assad een dergelijke toezegging niet heeft gedaan; overwegende dat er ter plekke tot op heden geen vooruitgang is geboekt bij de naleving van het staakt-het-vuren omdat de regering-Assad haar offensief voortzet, hetgeen een flagrante schending van UNSCR 2401 is;

E.  overwegende dat op maandag 5 maart 2018, voor het eerst sinds 14 februari 2018, een humanitair konvooi dat was gecharterd door de Verenigde Naties (in samenwerking met het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Syrische Arabische Rode Halve Maan) toestemming kreeg Oost-Goutha binnen te rijden; overwegende dat, ondanks de toestemming, een deel van de medische en sanitaire goederen in beslag werd genomen door de Syrische autoriteiten en dat aanhoudende beschietingen door regeringstroepen het onmogelijk maakten om de goederen af te leveren, met als gevolg dat 15 van 46 vrachtwagens van het konvooi niet in staat waren essentiële humanitaire goederen te lossen; overwegende dat de VN en hun partners gedwongen werden hun humanitaire personeel te evacueren;

F.  overwegende dat Assads optreden in Oost-Goutha het jongste voorbeeld is van een strategie die al eerder is toegepast in andere delen van Syrië, en die eruit bestaat gebieden die in handen zijn van de rebellen te bestoken met aanvallen om het leven van de burgerbevolking onmogelijk te maken door ziekenhuizen, scholen en publieke infrastructuur te verwoesten, om de wil van de rebellen te breken en het hun onmogelijk te maken te vechten en de burgers aan te moedigen met de regering samen te werken;

G.  overwegende dat het geweld in het gouvernement Idlib tegelijkertijd weer is geëscaleerd, waarbij de regering-Assad en Rusland de bombardementen opvoeren en het tot een confrontatie komt tussen de verschillende partijen op de grond, die leidt tot een humanitaire ramp en een nieuwe golf van binnenlandse ontheemden, naar verluidt meer dan 250 000 burgers die op de vlucht zijn voor de gevechten;

H.  overwegende dat Turkije heeft aangekondigd dat het kampen zou oprichten om 170 000 Syrische vluchtelingen op te vangen op negen locaties in de buurt van Idlib en Afrin in Syrië, en in de oostelijker gelegen regio die Ankara in het noorden van Syrië controleert;

I.  overwegende dat Turkije op 20 januari 2018 operatie-Olijftak is gestart, gericht tegen Koerden en de Syrische democratische strijdkrachten onder leiding van de YPG in het district Afrin; overwegende dat volgens het Syrische observatiecentrum voor de mensenrechten ten minste 149 burgers zijn omgekomen bij bombardementen en beschietingen die zijn uitgevoerd door de Turkse strijdkrachten, en dat honderden gewond zijn geraakt;

J.  overwegende dat er door de Turkse operatie in Syrië tienduizenden bewoners van de door de Koerden gecontroleerde enclave Afrin ontheemd zijn geraakt en dat er verontrustende berichten zijn binnengekomen over burgerdoden, marteling en verminking in Afrin; overwegende dat met ingang van 4 maart 2018 100 van de 306 dorpen in Afrin zijn bezet en dat Turkije's president Recep Tayyip Erdogan heeft verklaard dat Turkije van zins is door te gaan met het offensief en centraal-Afrin binnen te trekken; overwegende dat de Turkse gewapende strijdkrachten, naar verluidt, sinds de goedkeuring van UNSCR 2401, hun aanvallen op Afrin hebben geïntensiveerd;

K.  overwegende dat de onderhandelingen in Genève onder auspiciën van de VN in het slop zitten en dat de-escalatiegebieden als afgesproken in september 2017 tijdens het Astana-proces niet zijn ingesteld; overwegende dat een geloofwaardige politieke overeenkomst, te bereiken via intra-Syrische onderhandelingen onder auspiciën van de VN, de enige mogelijkheid blijft voor een vreedzame toekomst in Syrië;

L.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad er in november 2017 niet in is geslaagd het VN-OPCW Gezamenlijk Onderzoeksmechanisme te verlengen na een veto van Rusland, dat op zijn beurt in januari zijn eigen resolutie voorstelde om een onderzoek in te stellen naar het gebruik van chemische wapens, die Rusland nog niet in stemming heeft gebracht;

M.  overwegende dat er tegen 257 personen en 67 entiteiten Europese sancties zijn afgekondigd; overwegende dat deze gelden tot 1 juni 2018;

N.  overwegende dat de tweede ministeriële conferentie over het thema "Supporting the Future of Syria and the Region" (Brussel 2 Conferentie) zal plaatsvinden van 24‑25 april 2018 in Brussel; overwegende dat tijdens de conferentie in Brussel in 2017 historische toezeggingen werden gedaan ter waarde van 6,6 miljard EUR; overwegende dat twee derde van deze toezeggingen werden gedaan door de EU en de lidstaten;

O.  overwegende dat de EU en de lidstaten de belangrijkste donoren zijn in de internationale reactie op de Syrische crisis, zij hebben sinds het uitbreken van het conflict gezamenlijk meer dan 10 miljard EUR gemobiliseerd voor humanitaire, ontwikkelings-, economische en stabilisatiesteun aan Syriërs in Syrië en in de buurlanden;

1.  is uitermate bezorgd over de verdere verslechtering van de situatie in Syrië en met name het oplaaien van het geweld in veel delen van het land, zoals in Oost-Goutha, Afrin en Idlib, die slechts de jongste episodes zijn in een conflict dat nu al acht jaar duurt en dat al geleid heeft tot 400 000 doden, meer dan zes miljoen binnenlandse ontheemden en vijf miljoen vluchtelingen;

2.  is verheugd over de unanieme goedkeuring van UNSCR 2401 als een cruciale stap voor de levering van de hoognodige humanitaire steun maar betreurt dat, ondanks de oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, de gewelddadigheden in Oost-Goutha nog steeds doorgaan, evenals in Afrin en andere delen van Syrië; veroordeelt het aanhoudende offensief van de regering-Assad in Oost-Goutha krachtig, omdat het een flagrante schending is van UNSCR 2401, alsmede de illegale interventie van Turkije in Noord-Syrië;

3.  dringt er bij alle partijen op aan om UNSCR 2401 onverwijld ten uitvoer te leggen en om te zorgen voor veilige en onbelemmerde toegang voor humanitaire konvooien tot de belegerde gebieden, om de hulpgoederen te leveren, inclusief medische en sanitaire goederen, aan alle behoeftigen, in overeenstemming met het beginsel van neutraliteit van humanitaire hulp;

4.  herinnert alle conflictpartijen aan hun verplichting krachtens het internationaal humanitair recht en de internationale mensenrechtenwetgeving om burgers en civiele infrastructuur te allen tijde te beschermen en aan de basisverantwoordelijkheid die zij dragen om te zorgen voor de nodige bescherming van alle humanitaire organisaties, personeel, faciliteiten en andere hulpmiddelen; veroordeelt het gebruik van belegeringstactieken ten zeerste, waarbij Syrische burgers worden uitgehongerd en er geen humanitaire hulp kan worden geboden, alsmede het opzettelijk beschieten van ziekenhuizen en andere civiele infrastructuur; dringt er bij de regering-Assad op aan haar offensief in Oost-Goutha onmiddellijk te staken, in overeenstemming met UNSCR 2401, en om humanitaire konvooien onbelemmerd toegang te verlenen zonder blokkades, beperkingen of vertragingen zoals het geval was bij het VN-konvooi van 5 maart 2018;

5.  is verheugd over het OPCW-onderzoek naar het gebruik van chemische wapens in Oost-Goutha; betreurt dat het Gezamenlijke Onderzoeksmechanisme in november 2017 niet is verlengd en dringt er bij alle partijen bij de VN-Veiligheidsraad op aan overeenstemming te bereiken over de oprichting van een nieuw onafhankelijk onderzoeksmechanisme dat op onpartijdige, onafhankelijke en professionele wijze kan functioneren; neemt kennis van het Franse initiatief voor een "Internationaal Partnerschap tegen de straffeloosheid van het gebruik van chemische wapens"; veroordeelt het gebruik van chemische wapens ten stelligste;

6.  herhaalt dat de enige oplossing van het conflict een politieke is, in het kader van het proces van Genève, onder auspiciën van de VN en in overeenstemming met UNSCR 2254; dringt er bij de speciale gezant van de VN voor Syrië, Staffan de Mistura, op aan zijn inspanningen te verdubbelen om de onderhandelingen die in het slop zijn geraakt, te hervatten; is van mening dat de Astana-onderhandelingen vooruitgang in de intra-Syrische onderhandelingen kunnen faciliteren, maar wijst erop dat de de-escalatie gebieden zoals overeengekomen in september 2017 nooit zijn ingesteld;

7.  dringt er bij de drie partijen die zich garant hebben gesteld voor het Astana-proces op aan alle nodige maatregelen te treffen om werk te maken van de instelling van de de-escalatiegebieden als overeengekomen in de Astana-onderhandelingen en de invoering van het staakt-het-vuren zoals overeengekomen in UNSCR 2401 te faciliteren; dringt er verder bij de internationale en regionale actoren op aan te goeder trouw te handelen en alles te doen wat in hun vermogen ligt om een politieke oplossing van het conflict te faciliteren zonder initiatieven te nemen die dit vooruitzicht zouden kunnen schaden;

8.  dringt er bij Turkije op aan UNSCR 2401 te eerbiedigen en het staakt-het-vuren van 30 dagen dat in de resolutie wordt afgekondigd onmiddellijk na te leven, met het oog op beëindiging van het illegale offensief in Afrin en andere Syrische regio's; dringt er in dit verband bij de internationale gemeenschap op aan druk uit te oefenen op president Erdogan, omdat operatie-Olijftak geen geldige rechtsgrond heeft, aangezien de werkelijke geo-strategische doelstelling niet is het terrorisme te bestrijden noch Turkije's grens te verdedigen, maar de vestiging van een onafhankelijke Koerdische staat in het noorden van Syrië te voorkomen;

9.  is gechoqueerd door het verslag van de onderzoekscommissie van de VN voor Syrië, dat melding maakt van een sterke stijging van het geweld tussen juli 2017 en januari 2018; betreurt in de sterkste bewoordingen de stelselmatige schendingen in Syrië door de regering-Assad en andere actoren, en deelt de bezorgdheid die in het verslag wordt geuit over het gebrek aan verantwoording en de totale straffeloosheid van de plegers van misdaden door alle partijen bij het conflict, inclusief het gebruik van chemische wapens; dringt er bij de Europese Raad en de lidstaten op aan alles in het werk te stellen en er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat er geen plaats is voor straffeloosheid en dat degenen die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdrijven, schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht zich zullen moeten verantwoorden en zullen worden gestraft;

10.  herinnert de regering-Assad en andere partijen eraan dat er zelfs in het kader van terrorismebestrijding geen rechtvaardiging bestaat voor het collectief straffen van de burgerbevolking door belegering, uithongering, willekeurige bombardementen en beschietingen en ontzegging van medische en humanitaire hulp, en dat zulke daden gekwalificeerd kunnen worden als oorlogsmisdrijven; dringt er bij de internationale gemeenschap op aan haar steun uit te spreken voor het instellen van een onafhankelijk VN-onderzoek naar de schendingen die gepleegd worden in Oost-Goutha, Afrin en Idlib, en spreekt zelf haar volledige steun hiervoor uit;

11.  is verheugd over de Brussel 2 Conferentie onder auspiciën van de EU die op 24-25 april 2018 zal plaatsvinden als belangrijke stap om het Syrische conflict hoog op de internationale agenda te houden; benadrukt dat het doel van de conferentie is politieke steun uit te spreken voor het proces van Genève en het vooruitzicht van verzoening in Syrië en economische steun voor behoeftige Syriërs, alsmede voor landen die Syrische vluchtelingen opvangen;

12.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Verenigde Naties en alle partijen die betrokken zijn bij het conflict, en te zorgen voor vertaling van deze tekst in het Arabisch.

Laatst bijgewerkt op: 14 maart 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid