ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Syrië
12.3.2018 - (2018/2626(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Barbara Lochbihler, Bodil Valero, Bart Staes, Igor Šoltes, Ernest Urtasun, Yannick Jadot, Molly Scott Cato, Judith Sargentini, Heidi Hautala, Helga Trüpel namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0139/2018
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Syrië, met name die van 18 mei 2017 over de EU-strategie voor Syrië[1],
– gezien de VN-mensenrechtenverdragen waarbij Syrië partij is,
– gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,
– gezien het communiqué van Genève van 2012,
– gezien de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over Syrië, met name resolutie 2401 (2018) van 24 februari 2018 en resolutie 2139 (2014) van 22 februari 2014,
– gezien de conclusies van de Raad over Syrië, waaronder die van 3 april 2017 houdende de vaststelling van de EU-strategie voor Syrië,
– gezien de verklaringen over Syrië van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV),
– gezien de rapporten van de Onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie voor de Syrische Arabische Republiek, in het leven geroepen door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNHRC), en de resoluties van de UNHRC over Syrië, waaronder die van 5 maart 2018 over de verslechterende mensenrechtensituatie in Oost-Ghouta,
– gezien resolutie A-71/248 van de Algemene Vergadering van de VN van 21 december 2016 over een internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme (IIIM) ter ondersteuning van het onderzoek naar en de vervolging van de personen die, uit hoofde van internationale wetgeving, verantwoordelijk zijn voor de ernstigste misdrijven die sinds maart 2011 in de Arabische Republiek Syrië zijn gepleegd,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de oorlog in Syrië één van de ernstigste humanitaire crises van de recente geschiedenis is en onverminderd verschrikkelijke gevolgen voor de inwoners van het land heeft; overwegende dat dit conflict, dat door externe actoren wordt aangewakkerd en versterkt, een steeds grotere destabiliserende invloed in de bredere regio en daarbuiten heeft;
B. overwegende dat meer dan 400 000 mensen, voornamelijk burgers, om het leven zijn gekomen sinds het begin van het conflict in Syrië in 2011; overwegende dat 13,1 miljoen mensen dringend humanitaire hulp nodig hebben, waaronder 6 miljoen ontheemden en meer dan 2,9 miljoen mensen in belegerde en moeilijk te bereiken gebieden, inclusief Palestijnse vluchtelingen; overwegende dat meer dan 5 miljoen Syriërs naar het buitenland hebben moeten vluchten, waaronder naar Libanon, Jordanië en Turkije;
C. overwegende dat de strijdende partijen krachtens het internationaal recht passende maatregelen moeten nemen om burgers en civiele infrastructuur te beschermen; overwegende dat alle partijen, en met name het Syrische regime en zijn Russische en Iraanse bondgenoten, zich schuldig maken aan ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht; overwegende dat de onderzoekscommissie van de VN voor Syrië, de secretaris-generaal van de VN en de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten hebben verklaard dat er in Syrië misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven zijn gepleegd;
D. overwegende dat tijdens het Syrische conflict onder meer de volgende schendingen zijn begaan: wederrechtelijk doden, foltering en mishandeling, gedwongen verdwijningen, massale en willekeurige arrestaties, gerichte én willekeurige aanvallen op burgers, collectieve straffen, aanvallen op medisch personeel, en het ontzeggen van voedsel en water; overwegende dat het regime van Assad naar verluidt verantwoordelijk is voor ophanging, foltering en wederrechtelijk doden op grote schaal in zijn detentiecentra, alsook voor de inzet van chemische wapens tegen burgerdoelen; overwegende dat deze misdrijven tot nog toe onbestraft zijn gebleven;
E. overwegende dat het risico van regionale escalatie onverminderd groot is door de toenemende betrokkenheid van regionale actoren, waaronder Turkije, dat op 20 januari 2018 een militair offensief is gestart tegen Koerdische troepen in de noordelijke provincie Afrin, en Israël, dat op 7 februari 2018 luchtaanvallen op Syrische militaire doelen heeft uitgevoerd; overwegende dat de Amerikaanse regering in februari 2018 haar voornemen aankondigde om voor onbeperkte duur troepen in Syrië te willen houden;
F. overwegende dat het geweld in sommige delen van het land weliswaar is afgenomen, maar dat elders in Syrië onverminderd hevig wordt gevochten, met name in Oost-Ghouta en de provincie Idlib, die grotendeels onder controle staan van jihadisten; overwegende dat het regime van Assad, met steun van zijn bondgenoten Rusland en Iran, in deze enclaves een groot militair offensief is begonnen, resulterend in honderden doden onder de burgerbevolking; overwegende dat de strijders in Oost-Ghouta er door het Assad-regime van zijn beschuldigd de hand te hebben in beschietingen van woonwijken in Damascus; overwegende dat de humanitaire situatie van de 400 000 mensen in Oost-Ghouta - een stadsdeel dat al meer dan vijf jaar wordt belegerd - de afgelopen weken aanzienlijk is verslechterd, met een enorme toename van de lukrake bombardementen en gerichte aanvallen op ziekenhuizen en andere civiele infrastructuur; overwegende dat er berichten zijn van het gebruik van chemische wapens;
G. overwegende dat de VN-Veiligheidsraad op 24 februari 2018 resolutie 2401 heeft aangenomen, waarin alle partijen in het Syrische conflict opgeroepen worden de vijandelijkheden in heel het land onmiddellijk en voor ten minste 30 dagen stop te zetten, teneinde de levering van humanitaire hulp en de evacuatie van ernstige zieken en gewonden mogelijk te maken; overwegende dat in de resolutie ook staat dat de onderbreking van de vijandelijkheden niet van toepassing is op bijvoorbeeld Da'esh, Al-Qaida, Al-Nusra en andere, door de VN-Veiligheidsraad als terroristische bewegingen aangemerkte groeperingen;
H. overwegende dat het Assad-regime, met steun van zijn bondgenoten, resolutie 2401 van de VN-Veiligheidsraad openlijk aan zijn laars lapt, de bombardementen heeft opgevoerd en het gebied waarvan het beweert dat het in handen is van terroristen, meer onder zijn controle heeft gebracht; overwegende dat Rusland vervolgens een pauze van vijf uur in de militaire operaties heeft voorgesteld, teneinde de levering van humanitaire hulp mogelijk te maken; overwegende dat een vrachtwagen met hulpgoederen op 5 maart 2018 Oost-Ghouta heeft bereikt, maar werd beschoten, en dat het Internationale Rode Kruis heeft gemeld dat Rusland de levering van medische hulp heeft tegengehouden; overwegende dat de humanitaire situatie van de bevolking die in Oost-Ghouta vastzit onverminderd dramatisch te noemen is, zonder vooralsnog uitzicht op verbetering;
I. overwegende dat de onderhandelingen in het kader van "Genève" - op 25 en 26 januari 2018 vond in Wenen de negende gespreksronde plaats - tot nu toe geen concrete vooruitgang in de richting van een oplossing van het conflict hebben opgeleverd; overwegende dat Rusland, Iran en Turkije op 4 mei 2017 in Kazachstan overeenstemming hebben bereikt over de aanwijzing van vier de-escalatiezones (waaronder Oost-Ghouta), maar dat deze afspraak vervolgens herhaaldelijk is geschonden; overwegende dat tijdens het Syrische Congres voor een nationale dialoog, dat op 30 januari 2018 in Sochi plaatsvond, de oprichting van een constitutioneel comité is aangekondigd;
J. overwegende dat de EU de grootste donor van humanitaire hulp in Syrië en zijn buurlanden is, met steuntoezeggingen ten belope van meer dan 9 miljard EUR sinds het begin van de crisis;
K. overwegende dat de Raad op 3 april 2017 een EU-strategie voor Syrië heeft vastgesteld met zes hoofddoelstellingen, te weten: beëindigen van de oorlog door een echte politieke transitie, bevorderen van een betekenisvolle en alomvattende transitie, tegemoet komen aan de humanitaire behoeften van de meest kwetsbare Syriërs, bevorderen van de democratie, de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting door versterking van Syrische maatschappelijke organisaties, bevorderen dat de plegers van oorlogsmisdrijven ter verantwoording worden geroepen, en bijdragen tot de veerkracht van de Syrische bevolking en de Syrische samenleving;
L. overwegende dat op 24 en 25 april in Brussel onder het co-voorzitterschap van de VV/HV en de VN de tweede ministersconferentie "Supporting the Future of Syria and the Region" plaats zal vinden; overwegende dat de conferentie tot doel heeft de aandacht van de internationale gemeenschap bij het conflict in Syrië te houden;
M. overwegende dat de wereldwijde coalitie tegen Da'esh en zijn bondgenoten onder leiding van de VS in februari 2018 bekend heeft gemaakt meer dan 98 % van het voorheen door Da'esh gecontroleerde gebied te hebben veroverd en 7,7 miljoen Irakezen en Syriërs die voorheen in Da'esh-gebied vastzaten, te hebben bevrijd; overwegende dat de coalitie heeft gemeld tussen augustus 2014 en januari 2018 in totaal 29 070 aanvallen te hebben uitgevoerd; overwegende dat het Civilian Casualty Assessment Team van de coalitie heeft gemeld dat het totaal aantal onbedoelde burgerslachtoffers eind september 2017 op 786 stond; overwegende dat de ngo Airways het aantal burgerslachtoffers van het optreden van de coalitie op 9 300 schat;
N. overwegende dat de Onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie voor Syrië op 1 februari 2018 heeft gerapporteerd dat het Syrische leger in noordelijk Raqqa en Hasaka 80 000 intern ontheemde personen, waaronder vrouwen en kinderen, vasthoudt, teneinde ze te ondervragen om vast te stellen wat hun eventuele band met IS/Da'esh is, en tot de conclusie komt dat de "continu internering van deze personen in veel gevallen neerkomt op arbitraire vrijheidsberoving en de onwettige detentie van duizenden individuen';
O. overwegende dat het hoofd van het Syrische bureau voor nationale veiligheid, Ali Mamlouk, die op de sanctielijst van de EU staat, naar verluidt een ontmoeting heeft gehad met de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken en met de directeur van het Agentschap voor Voorlichting en Externe Veiligheid in Rome, een flagrante schending van Besluit 2011/273/GBVB van de Raad houdende restrictieve maatregelen tegen Syrië;
P. overwegende dat het door de EU gefinancierde Conflict Armament Research-rapport "Weapons of the Islamic State" (van december 2017) de conclusie trekt dat meerdere keren grote hoeveelheden wapens en munitie vanuit Bulgarije en Roemenië naar zowel de VS, als Saoedi-Arabië zijn geëxporteerd en in enkele gevallen vervolgens naar niet-staat-actoren in Syrië en Irak zijn doorgesluisd, waarmee de toezeggingen om deze niet te herexporteren op flagrante wijze werden geschonden; overwegende dat in het rapport staat dat deze niet-geautoriseerde leveringen "voor IS een belangrijke bron van wapens en munitie" zijn; overwegende dat deze herhaalde en stelselmatige leveringen neerkomen op een inbreuk op de regels inzake eindgebruikerscertificaten, en dat de lidstaten krachtens criterium zeven van het juridisch bindend Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de EU in verband met wapenexport verplicht zijn bij beslissingen over het verlenen van exportvergunningen in de toekomst met deze inbreuken rekening te houden;
1. spreekt zijn zeer grote bezorgdheid uit over de significante escalatie van het conflict in Syrië de afgelopen weken, met een toenemende externe betrokkenheid, interne fragmentatie en dodelijke aanvallen op burgers, waaronder in Oost-Ghouta en Afrin;
2. betreurt het ten zeerste dat nauwelijks tot geen vooruitgang wordt geboekt in de richting van een politieke oplossing van het conflict in Syrië; herinnert eraan dat er geen duurzame militaire oplossing van het conflict is, en verzoekt alle partijen zich volledig aan de resoluties van de VN-Veiligheidsraad te houden, waarin wordt aangedrongen op onmiddellijke beëindiging van de vijandelijkheden, opheffing van alle belegeringen, volledige en onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp in het hele land, en bescherming van humanitaire hulpverleners door alle partijen; beklemtoont in dit verband het belang van een mechanisme onder auspiciën van de VN voor monitoring, verificatie en rapportage over een staakt-het-vuren;
3. veroordeelt eens te meer en in de meest krachtige bewoordingen de gruweldaden en de wijdverbreide schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de troepen van het Assad-regime, ondersteund door zijn bondgenoten, alsook door gewapende niet-staat-actoren; verzoekt alle partijen onafhankelijke waarnemers onvoorwaardelijke toegang toe te staan tot alle detentiecentra, en alle gevangen gehouden kinderen, vrouwen, ouderen en personen met een handicap vrij te laten;
4. veroordeelt de inval van Turkse troepen in Noord-Syrië, die een schending van het internationaal recht vormt; verzoekt de Turkse regering al haar troepen onverwijld terug te trekken en een constructieve rol in het conflict in Syrië te vervullen, hetgeen ook in het nationale belang van Turkije zelf is;
5. hamert erop dat de door Rusland geïnitieerde diplomatieke initiatieven de inspanningen van de VN gericht op het vinden van een politieke oplossing niet mogen ondermijnen; bevestigt in dit verband eens te meer dat het proces van Genève van de VN de voornaamste rol moet blijven toekomen, en steunt de inspanningen van de speciale afgezant van de VN, Staffan de Mistura, gericht op een daadwerkelijke politieke transitie in overeenstemming met de resoluties van de VN-Veiligheidsraad; herhaalt dat het belangrijk is om, zoals ook staat in resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, vrouwen te betrekken bij het proces voor het oplossen van het conflict; benadrukt verder dat het ook belangrijk is het Syrische maatschappelijk middenveld en alle etnische en religieuze minderheden in te binden in de gesprekken over de toekomst en de bestuursstructuur van Syrië;
6. blijft het onthutsend vinden dat de mensenrechtenactivist en laureaat van de Sacharov-prijs Razan Zaitouneh, die naar verluidt in december 2013 in Douma door de gewapende groepering Jaysh al-Islam werd ontvoerd, nog altijd vermist is; dringt aan op de oprichting van een taskforce van de EU voor het opvoeren en coördineren van de inspanningen die erop gericht zijn haar te vinden en vrij te krijgen;
7. maakt zich zorgen over de situatie van de burgers die terugkeren naar de gebieden die op IS/Da'esh zijn veroverd, zoals Raqqa, die nog bezaaid liggen met onontplofte explosieven; vindt dat bijzondere aandacht aan de burgers in kwestie moet worden besteed, onder andere om de desbetreffende gebieden te stabiliseren en te voorkomen dat Da'esh en/of soortgelijke bewegingen opnieuw voet aan de grond krijgen;
8. verzoekt de lidstaten praktische ondersteuning te bieden voor de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor Syrië, die een solide en alomvattende basis vormt voor een grotere rol van de Unie in zowel de conflictfase, als daarna;
9. moedigt de VV/HV aan de band met de regionale en plaatselijke actoren in het conflict verder aan te halen en eraan te werken punten van overeenstemming te vinden voor vrede, teneinde gesprekken te beginnen over de toekomst van Syrië;
10. juicht het toe dat in de EU-strategie voor Syrië bijzondere aandacht wordt toegekend aan het vergroten van de veerkracht van de Syrische bevolking; beklemtoont dat het Syrische maatschappelijk middenveld van cruciaal belang zal zijn bij het herstellen van de sociale cohesie en het sociaal kapitaal, alsook bij het bevorderen van verzoening en het aanbieden van basisdiensten in Syrië; verzoekt de EU en de lidstaten meer ondersteuning te geven aan de inspanningen gericht op het opbouwen van de capaciteiten van de Syrische bevolking en het maatschappelijk middenveld, waaronder samen met en middels actoren die zich inzetten voor mensenrechten, gelijkheid (inclusief gendergelijkheid en de rechten van minderheden), democratie en empowerment, waar mogelijk in delen van het land die niet in handen zijn van het Assad-regime en van groeperingen die door de VN-Veiligheidsraad als terroristisch zijn aangemerkt, alsook van Syrische vluchtelingen in ballingschap in de regio of in Europa; dringt in dit verband aan op meer steun voor vreedzame en democratische Syrische organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten, waaronder middels het Madad-fonds, het Instrument voor bijdrage aan vrede en stabiliteit, en het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten;
11. verzoekt de EU en haar lidstaten het huidige toepassingsgebied van het Madad-fonds uit te breiden, teneinde de toekenning van steun voor herstel en veerkracht in Syrië in een zo vroeg mogelijk stadium mogelijk te maken, op het niveau van huishoudens én gemeenschappen; beklemtoont dat Syrische burgers zelf hun eigen prioriteiten en behoeften op het vlak van herstel moeten kunnen bepalen, en verzoekt de EU en haar lidstaten voldoende middelen ter beschikking te stellen voor inventarisaties van deze behoeften die rekening houden met de situatie ter plaatse, de context en genderaspecten; beklemtoont dat dergelijke inventarisaties los van de Syrische regering moeten worden doorgevoerd en afgerond moeten zijn voordat projecten worden gestart;
12. kijkt uit naar de conferentie in Brussel over steun voor de toekomst van Syrië en de regio; beklemtoont dat de humanitaire behoeften nog vele jaren lang groot zullen zijn, en spoort de EU en haar lidstaten aan zich te committeren aan de toekenning van langetermijnsteun voor de humanitaire behoeften van de bevolking van Syrië en de wederopbouw, na een door de VN onderschreven politieke overeenkomst; verzoekt de EU en haar lidstaten met klem toe te zien op de betekenisvolle participatie van het Syrische maatschappelijk middenveld vóór, tijdens en na de conferentie in Brussel;
13. juicht het toe dat de EU toezegt humanitaire hulp te zullen blijven geven aan de buurlanden van Syrië die onderdak bieden aan miljoenen vluchtelingen; verzoekt de lidstaten daarnaast veel harder te werken aan een betere lastenverdeling, bijvoorbeeld door de mensen die de oorlogsgebieden in Syrië ontvluchten in staat te stellen middels hervestiging, toelating om humanitaire redenen, vereenvoudigde gezinshereniging en flexibelere visumregelingen bescherming te zoeken in andere dan de directe buurlanden van Syrië;
14. verzoekt de EU en haar lidstaten het beginsel van "non-refoulement" strikt te eerbiedigen en zich publiekelijk uit te spreken tegen de gedwongen terugkeer van Syriërs die in de directe buurlanden van Syrië verblijven; verzoekt de EU en haar lidstaten afspraken in het kader waarvan het Asssad-regime Syrische vluchtelingen terugneemt in ruil voor hulp voor wederopbouw, uitdrukkelijk uit te sluiten;
15. betreurt het ten zeerste dat diegenen die zich in Syrië aan ernstige misdrijven schuldig maken, ongestraft blijven; is van mening dat het feit dat de daders niet ter verantwoording worden geroepen tot nog meer wreedheden leidt en het lijden van de slachtoffers verder vergroot; hamert er dan ook op dat alle daders ter verantwoording moeten worden geroepen en dat de slachtoffers moeten worden gecompenseerd;
16. vindt dat de EU op dit gebied meer zou moeten doen, waaronder middels de goedkeuring van een EU-strategie voor het ter verantwoording roepen van de plegers van gruweldaden in Syrië, als uitdrukking van de belangrijke rol van de lidstaten in dit verband, en verzoekt de VV/HV op dit vlak een proactieve rol te vervullen;
17. herhaalt zijn verzoek aan de EU en haar lidstaten om, in nauwe samenwerking met gelijkgestemde landen, te onderzoeken of er, in afwachting van een succesvolle verwijzing naar het Internationaal Strafhof, een tribunaal voor oorlogsmisdaden in Syrië kan worden ingesteld; verzoekt de lidstaten alle noodzakelijke steun te geven aan het IIIM;
18. verzoekt de lidstaten met klem alle noodzakelijke maatregelen te nemen om vermeende daders ter verantwoording te roepen, met name door het beginsel universele jurisdictie toe te passen en door onderzoeken en vervolging in te stellen tegen EU-onderdanen die verantwoordelijk zijn voor wreedheden in Syrië; juicht in dit verband de inspanningen toe van met name Duitsland en Zweden om onderzoek te doen naar wreedheden in Syrië en de daders ter verantwoording te roepen; wijst op het belangrijke werk van het Europees Netwerk van contactpunten in verband met personen die zich aan genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden schuldig hebben gemaakt, en verzoekt de VV/HV en het Directoraat-Generaal voor Justitie en Consumenten dit netwerk te ondersteunen en te betrekken bij de inspanningen voor Syrië op dit vlak in de toekomst;
19. verzoekt alle lidstaten met klem volledig uitvoering te geven aan Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, en in het bijzonder de vermogens van de in dat besluit genoemde personen te bevriezen en de toegang te beperken van de personen die voordeel hebben van of steun verlenen aan het Assad-regime; maakt zich zorgen over de recente meldingen van inbreuken op dit besluit en herinnert de lidstaten aan hun plicht uit hoofde van het internationaal recht om personen op hun grondgebied die verdacht worden van wreedheden, te arresteren en vast te zetten; verzoekt de lidstaten met klem na te denken over het nemen van bijkomende gerichte maatregelen tegen de personen die verantwoordelijk zijn voor de misdaden die in Oost-Ghouta worden begaan;
20. is onthutst over de aantallen in de EU gemaakte wapens en munitie die in Syrië en Irak in de handen van Da'esh zijn aangetroffen; stelt vast dat Bulgarije en Roemenië duidelijk tekortschieten bij de tenuitvoerlegging van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de EU in verband met wapenexport, in de zin dat zij heroverdrachten mogelijk maken waarbij de regels inzake eindgebruikerscertificaten niet in acht worden genomen; verzoekt alle lidstaten dergelijke overdrachten, met name naar de VS en Saoedi-Arabië, in de toekomst te weigeren, en verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten, en in het bijzonder Bulgarije en Roemenië, aan te geven welke maatregelen zij desbetreffend hebben genomen; verzoekt de EDEO iets te doen aan het grote aantal gevallen dat in het recente Conflict Armament Research-rapport werd onthuld en te bekijken of er doeltreffender methoden zijn voor het inschatten van het risico van omleiding in de Groep export conventionele wapens (COARM) en andere relevante fora, zoals eerbiediging van criterium zeven van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad bij de aanstaande toetsing van dit document tot een wettelijke verplichting maken; besluit hiernaar een onderzoek in te stellen;
21. herinnert eraan dat alle maatregelen voor het bestrijden van Da'esh en andere bewegingen die door de VN als terroristische groeperingen zijn aangemerkt, strikt in overeenstemming moeten zijn met het internationaal recht; verzoekt de lidstaten en hun bondgenoten, in het bijzonder de VS, te zorgen voor transparantie, verantwoordingsplicht en volledige inachtneming van het internationaal humanitair recht en het recht inzake de mensenrechten bij hun deelname aan internationale inspanningen van de coalitie, en bij hun militaire samenwerking met de partijen bij het conflict;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de speciale gezant van de VN en de Arabische Liga voor Syrië, de leden van de Internationale Steungroep voor Syrië en alle partijen die betrokken zijn bij het conflict in Syrië.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0227.