Ontwerpresolutie - B8-0143/2018Ontwerpresolutie
B8-0143/2018

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Syrië

12.3.2018 - (2018/2626(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Charles Tannock, Karol Karski, Monica Macovei, Ruža Tomašić, Raffaele Fitto, Zdzisław Krasnodębski, Pirkko Ruohonen-Lerner, Ryszard Czarnecki, Urszula Krupa, Jan Zahradil, Anna Elżbieta Fotyga, Branislav Škripek, Valdemar Tomaševski namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0139/2018

Procedure : 2018/2626(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0143/2018
Ingediende teksten :
B8-0143/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0143/2018

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Syrië

(2018/2626(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Syrië,

–  gezien de EU-strategie voor Syrië, die op 3 april 2017 door de Raad is goedgekeurd,

–  gezien de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over Syrië, meer bepaald resoluties 2254 (2015) en 2401 (2018),

–  gezien de besluiten van de Raad over de restrictieve maatregelen van de EU tegen de verantwoordelijken voor de gewelddadige repressie in Syrië, met inbegrip van de besluiten van 14 november 2016[1], 20 maart 2017[2] en 26 februari 2018[3],

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

–  gezien het Verdrag van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989 en het bijbehorende Facultatief Protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten van 2000,

–  gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie of overtuiging van 1981,

–  gezien het VN-Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens,

–  gezien het VN-Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948,

–  gezien het communiqué van Genève van juni 2012,

–  gezien de conclusies van de conferentie "Ondersteuning van Syrië en de regio" die in februari 2016 in Londen werd gehouden,

–  gezien de conclusies van de conferentie "Ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio" van 4 en 5 april 2017 in Brussel en de eerdere conferenties over de situatie in Syrië die in Koeweit, Berlijn en Helsinki werden gehouden,

–  gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,

–  gezien het memorandum over de totstandbrenging van de-escalatiegebieden in de Arabische Republiek Syrië, dat op 6 mei 2017 is ondertekend door Iran, Rusland en Turkije,

 

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

 

A.  overwegende dat de oorlog in Syrië inmiddels zijn zevende jaar is ingegaan en dat tijdens het conflict meer dan 400 000 mensen om het leven zijn gekomen en nog eens duizenden anderen gewond zijn geraakt, terwijl 13,5 miljoen mensen humanitaire noodhulp nodig hebben en vijf miljoen mensen als vluchtelingen in buurlanden wonen;

B.  overwegende dat regionale en wereldmachten geleidelijk bij de oorlog betrokken zijn geraakt, hetgeen een bedreiging vormt voor de bredere regionale en internationale veiligheid;

C.  overwegende dat de internationale gemeenschap er ondanks vele pogingen, onder meer via de Verenigde Naties, niet in is geslaagd een duurzame vreedzame oplossing te vinden om de oorlog te beëindigen, de nijpende humanitair situatie aan te pakken en de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan aanvallen op burgers voor de rechter te brengen;

D.  overwegende dat Rusland een van de belangrijkste internationale medestanders is van de Syrische president Bashar al-Assad, en dat het voor de Russische belangen in het land van vitaal belang is dat het regime overleeft; overwegende dat Rusland herhaaldelijk zijn veto heeft uitgesproken over resoluties van de VN-Veiligheidsraad die kritisch zijn over president Assad en ondanks de internationale veroordeling militaire steun blijft verlenen aan het Syrische regime;

E.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad op 24 februari 2018 unaniem resolutie 2401 heeft goedgekeurd, waarin alle partijen in het conflict worden opgeroepen de vijandelijkheden gedurende ten minste 30 dagen te staken, teneinde de levering van humanitaire hulp en de evacuatie van ernstige zieken en gewonden in Oost-Ghouta, nabij Damascus, mogelijk te maken; overwegende dat de beschietingen en luchtaanvallen ondanks de gevechtspauze zijn doorgegaan;

F.  overwegende dat sinds de intensivering van de aanvallen op Oost-Ghouta de afgelopen maand ten minste 541 mensen zijn omgekomen; overwegende dat naar verluidt circa 393 000 burgers vastzitten in het gebied dat sinds 2013 wordt belegerd door de Syrische regering; overwegende dat het gebied naar verluidt is bestookt met vatenbommen en granaten en dat diverse ziekenhuizen niet langer operationeel zijn;

G.  overwegende dat de Syrische regering heeft ontkend aanvallen op burgers uit te voeren en beweert dat zij Oost-Ghouta probeert te bevrijden van "terroristen";

H.  overwegende dat de Syrische regering haar belegering van Oost-Ghouta sinds november 2017 heeft verhevigd, hetgeen heeft geleid tot afnemende voedselvoorraden en de acute ondervoeding van circa 12 % van de kinderen jonger dan vijf jaar die vastzitten in het gebied; overwegende dat er tevens een nijpend tekort is aan medische benodigdheden, zodat artsen zich gedwongen zien ernstig gewonde patiënten te behandelen zonder verdovingsmiddelen, intraveneuze antibiotica, bloedzakken of schoon verband; overwegende dat humanitaire organisaties hebben verklaard er zeker van te moeten zijn dat een afgekondigd staakt-het-vuren daadwerkelijk wordt gehandhaafd alvorens zij hulpmedewerkers, voertuigen en hulpvoorraden naar het gebied kunnen sturen;

I.  overwegende dat het Syrische regime in 2016 heeft geweigerd humanitaire bijstand te verlenen aan naar schatting 275 000 burgers in Oost-Aleppo, en er dus niet in is geslaagd het fundamentele mensenrecht op leven te beschermen;

I.  overwegende dat gewapende oppositiegroeperingen, met inbegrip van Islamitische Staat/Daesh, eveneens op willekeurige wijze burgergebieden hebben bestookt, burgers als menselijk schild hebben gebruikt en hoofdzakelijk civiele gebieden langdurig hebben belegerd, waarbij zij de toegang van humanitaire en medische hulp hebben beperkt;

J.  overwegende dat Syrië partij is bij het Verdrag inzake chemische wapens en dat het land er in 2013, nadat bij een aanval met het zenuwgas sarin honderden mensen in de door de rebellen beheerde buitenwijken van Damascus waren omgekomen, mee heeft ingestemd zijn voorraad chemische wapens te laten vernietigen; overwegende dat het Syrische regime er sinds 2013 herhaaldelijk van is beschuldigd verboden chemische wapens in te zetten in de burgeroorlog; overwegende dat Noord-Korea volgens een nieuw VN-rapport materiaal naar Syrië heeft gezonden dat kan worden gebruikt om chemische wapens te produceren;

K.  overwegende dat het gebruik van foltering, massa-arrestaties en de verregaande vernietiging van woongebieden de afgelopen zeven dramatisch zijn toegenomen, waardoor grote aantallen Syriërs ontheemd zijn en velen gedwongen werden nog verder weg te trekken van de broodnodige humanitaire hulp;

L.  overwegende dat het conflict in Syrië niet met militaire middelen kan worden opgelost en dat er geen sprake kan zijn van een betekenisvol of geslaagd vredesakkoord waarbij president Bashar al-Assad aan de macht blijft;

M.  overwegende dat het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, dat door alle EU-lidstaten is ondertekend en geratificeerd, bepaalt dat de ernstigste misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan, met name genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, niet ongestraft mogen blijven;

N.  overwegende dat gerichte acties tegen personen of groepen op religieuze of etnische gronden en aanvallen op burgers die niet aan de vijandelijkheden deelnemen of op personen die humanitaire hulp bieden aan de slachtoffers van het conflict, krachtens het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten verboden zijn; overwegende dat dergelijke acties wellicht oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid zijn;

O.  overwegende dat Syrische veiligheidstroepen tienduizenden mensen hebben gearresteerd en dit blijven doen, onder wie humanitaire hulpverleners, juristen en journalisten, waarbij velen van hen het slachtoffer werden van gedwongen verdwijningen, foltering of andere vormen van mishandeling, en waarbij mensen in gevangenschap zijn omgekomen;

P.  overwegende dat Syrië in 2011 is geschorst als lid van de Arabische Liga vanwege het onvermogen van het land om het bloedvergieten te beëindigen;

1.  veroordeelt zonder voorbehoud de willekeurige aanvallen op burgers en infrastructuur door troepen van de Syrische regering en haar bondgenoten, waaronder Rusland, die luchtbombardementen en aanvallen met artillerie, vatenbommen, clustermunitie en chemische en andere internationaal verboden wapens uitvoeren;

2.  betreurt dat in Syrië de afgelopen zeven jaar meer dan 400 000 mensen zijn omgekomen en nog eens duizenden gewond zijn geraakt bij bombardementen, beschietingen en andere militaire aanvallen, en dat miljoenen personen ontheemd zijn geraakt, terwijl burgers, als gevolg van langdurige belegeringen van dichtbevolkte gebieden, de toegang werd ontzegd tot voedsel, water, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg;

3.  is van mening dat de opzettelijke aanvallen op burgers, het georganiseerde gebruik van foltering en seksueel geweld, het onthouden van humanitaire hulp en de inzet van brandgranaten en andere munitie tegen burgerdoelen en civiele infrastructuur oorlogsmisdrijven vormen;

4.  verlangt dat de bombardementen en de willekeurige aanvallen op burgers, hulpverleners en medische faciliteiten in Syrië onmiddellijk worden beëindigd, teneinde de evacuatie van de ernstigst zieken uit Oost-Ghouta en andere belegerde gebieden zoals Yarmouk, Foua en Kerfraya mogelijk te maken; eist van alle partijen dat zij burgers toegang verschaffen tot elementaire voedings- en geneesmiddelen, aangezien het weigeren hiervan in strijd is met het internationaal recht;

5.  herinnert alle conflictpartijen eraan dat ziekenhuizen en medisch personeel expliciet beschermd zijn krachtens het internationaal humanitair recht en dat het bewust tot doelwit maken van burgers en civiele infrastructuur een oorlogsmisdrijf is;

6.  betreurt het falen van herhaaldelijke regionale en internationale pogingen om de oorlog te beëindigen ten zeerste, en dringt aan op hernieuwde en intensieve mondiale samenwerking om een vreedzame en duurzame oplossing voor het conflict te bewerkstelligen;

7.  betreurt het feit dat Rusland zijn veto heeft uitgesproken over meerdere resoluties van de VN-Veiligheidsraad die beoogden het conflict in Syrië te beëindigen, evenals de steun van het land voor het regime van Assad, dat primair verantwoordelijk is voor de willekeurige aanvallen op burgers en civiele infrastructuur;

8.  dringt er in het bijzonder bij Rusland en Iran op aan hun invloed aan te wenden om president Bashar al-Assad en andere partijen in het conflict ervan te overtuigen hun militaire operaties te staken en onverwijld deel te nemen aan een door de VN geleid vredesproces;

9.  is gekant tegen elke rol voor president Bashar al-Assad in Syrië na beëindiging van het conflict;

10.  steunt de vervolging door het Internationaal Strafhof van degenen die beschuldigd worden van willekeurige aanvallen op de burgerbevolking, de opzettelijke onthouding van humanitaire hulp aan hen die omkomen van de honger, het gebruik van chemische wapens tegen onschuldige slachtoffers en het gebruik van foltering en seksueel geweld in Syrië, en belooft zich te blijven inzetten zodat zij verantwoording moeten afleggen;

11.  steunt Resolutie 71/248 van de Algemene Vergadering van de VN van december 2016 waarin wordt aangedrongen op een nieuw mechanisme ter ondersteuning van het onderzoek naar en de vervolging van personen in Syrië die verantwoordelijk zijn voor de ernstigste misdrijven krachtens het internationaal recht; steunt voorts de resoluties van de Mensenrechtenraad van de VN, waarin wordt aangedrongen op de instelling van een panel op hoog niveau inzake willekeurige detentie en gedwongen verdwijningen;

12.  blijft zich inzetten voor de eenheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Syrië;

13.  spreekt zijn volledige steun uit voor het werk van de speciale VN-gezant voor Syrië, Staffan de Mistura, dat gericht is op het bereiken van internationale overeenstemming over een duurzame vredesregeling;

14.  betreurt dat de Arabische Liga er niet in slaagt haar invloed op de partijen bij het conflict in Syrië aan te wenden, teneinde een duurzame en vreedzame oplossing voor het conflict te verwezenlijken;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de VN, de secretaris-generaal van de Arabische Liga, de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië, de regeringen en parlementen van de buurlanden van Syrië en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

Laatst bijgewerkt op: 14 maart 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid