ONTWERPRESOLUTIE over maatschappelijk verantwoord ondernemen
12.3.2018 - (2018/2633(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Laura Agea, Dario Tamburrano, Isabella Adinolfi, Tiziana Beghin, Rosa D’Amato, Fabio Massimo Castaldo, Eleonora Evi, Marco Zullo, Piernicola Pedicini, Laura Ferrara, Marco Valli namens de EFDD-Fractie
B8‑0154/2018
Resolutie van het Europees Parlement over maatschappelijk verantwoord ondernemen
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resolutie van 25 november 2014 over werkgelegenheids- en sociale aspecten van de Europa 2020-strategie[1],
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende informatie voor en raadpleging van werknemers, anticipatie en beheer van herstructurering[2],
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de VN, en met name de artikelen 22 en 23 over economische en sociale rechten en het recht op arbeid,
– gezien Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag[3],
– gezien Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap[4],
– gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep[5],
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name hoofdstuk IV betreffende solidariteit,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 6 en 147,
– gezien artikel 173 van het VWEU, waarin is bepaald dat de lidstaten en de EU het concurrentievermogen van de Europese industrie waarborgen,
– gezien artikel 174 van het VWEU inzake economische, sociale en territoriale samenhang, met name in regio's die een industriële overgang doormaken,
– gezien zijn eerdere resoluties over maatschappelijk verantwoord ondernemen,
– gezien zijn resolutie van 30 mei 2002 over het Groenboek van de Commissie over de bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven[6],
– gezien zijn resolutie van 6 februari 2013 over maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei[7],
– gezien Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen[8],
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het besluit van Embraco, een multinationale onderneming die haar operationele en winstgevende fabriek van Riva di Chieri (Turijn) naar een andere lidstaat wil verplaatsen, 497 werknemers wil ontslaan en weigert hen enige werkloosheidsuitkering te betalen, een aantal bredere politieke vragen opwerpt;
B. overwegende dat de keuze van Embraco om haar activiteiten naar Slowakije te verplaatsen uitsluitend is gebaseerd op financiële overwegingen, aangezien de lonen en de belastingen in Slowakije lager zijn, en overwegende dat deze stap moet worden gezien als sociale en fiscale dumping binnen de EU;
C. overwegende dat het verwerpelijk is werknemers te ontslaan om reeds flinke winstmarges te vergroten;
D. overwegende dat de interne markt van de Unie de groei moet bevorderen van elke regio in de Unie, niet van één regio ten koste van een andere;
E. overwegende dat door de recente inmenging door Invitalia, het nationale agentschap voor de bevordering van inkomende investeringen en economische ontwikkeling, de ontslagen tot het einde van het jaar zijn opgeschort, maar dat er geen garantie is gegeven dat de ontslagen en het verplaatsingsproces worden gestopt;
F. overwegende dat niet-strategische productieverplaatsingen binnen de EU die uitsluitend gebaseerd zijn op overwegingen inzake kortetermijnwinsten en bezuiniging een neerwaartse spiraal wat betreft banen in de hand werken, de economie als geheel ondermijnen en onverenigbaar zijn met elke vorm van doeltreffend industriebeleid, inspanningen voor cohesie, innovatie en ontwikkeling;
G. overwegende dat bedrijven die herstructureren of inkrimpen de plicht hebben de sociale dialoog centraal te stellen in de betreffende processen, waarbij zij de nadruk moeten leggen op het informeren en raadplegen van de werknemers, en op maatschappelijk verantwoorde wijze moeten handelen;
H. overwegende dat de term "maatschappelijk verantwoord ondernemerschap" (MVO) een concept is met veel facetten dat verschillende domeinen van de zakelijke praktijk omvat met betrekking tot verantwoordelijkheid vanuit een sociaal, milieu- en maatschappelijk oogpunt;
I. overwegende dat de kernbeginselen van MVO de integratie daarvan in de belangrijkste bedrijfsprocessen en de bevordering van transparantie en controleerbaarheid behelzen;
J. overwegende dat MVO kan bijdragen aan het behalen van de in de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling geformuleerde doelstellingen, op voorwaarde dat bedrijven verder gaan dan ambitieuze toezeggingen en op voorwaarde dat zij de term niet slechts gebruiken als een communicatie-instrument;
K. overwegende dat de bekendmaking door een onderneming van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit (Richtlijn 2014/95/EU), wat betreft sociale en personeelsaangelegenheden, betrekking kan hebben op haar maatregelen om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te garanderen, de toepassing van fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden, de sociale dialoog, de eerbiediging van het recht op informatie en raadpleging van werknemers, de eerbiediging van de vakbondsrechten, gezondheid en veiligheid op het werk en de dialoog met plaatselijke gemeenschappen, en/of haar maatregelen ten behoeve van de bescherming en ontwikkeling van die gemeenschappen;
1. verklaart zich solidair met werknemers die hun baan dreigen te verliezen of hun baan verliezen door productieverplaatsingen, zoals in het geval van Embraco;
2. verzoekt de Commissie met elk instrument na te gaan of in het specifieke geval van Embraco geen onjuist gebruik is gemaakt van publieke middelen, en of het bedrijf voldoet aan Richtlijn 2014/95/EU;
3. hekelt het voortdurende de-ene-zijn-dood-is-de-andere-zijn-broodbeleid dat door de lidstaten wordt gevoerd en veroordeelt met klem het gebruik van publieke middelen voor de bevordering van productieverplaatsingen binnen de EU;
4. verzoekt de Commissie uitdrukkelijk te verklaren of productieverplaatsing binnen de EU voor het nastreven van lagere lonen en belastingen verenigbaar is met de Verdragen;
5. is van oordeel dat bedrijven die hun productie binnen de EU verplaatsen moeten worden verplicht de kosten te dekken die voortvloeien uit het feit dat hun ontslagen werknemers ander werk moeten vinden;
6. verzoekt de Commissie wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven voor te stellen om sociale en fiscale dumping in de EU aan te pakken;
7. betreurt het dat er geen echt EU-industriebeleid is dat de werknemers en de toeleveringsketens in de EU kan beschermen tegen speculatieve kortetermijnbeslissingen;
8. dringt er bij de lidstaten op aan dat zij, hetzij door middel van wetgeving, hetzij via collectieve overeenkomsten, zorgen voor passende en degelijke sociale bescherming, goede arbeidsomstandigheden, een behoorlijk loon en een doeltreffende bescherming tegen onrechtmatig ontslag;
9. verzoekt de Commissie rekening te houden met de noodzaak van de invoering van een Europese minimuminkomenregeling om het hoofd te bieden aan de noodsituatie wat betreft banen die veroorzaakt is door globalisering, productieverplaatsing en de-industrialisering;
10. onderstreept dat MVO een fundamentele rol vervult voor het realiseren van sociaal en economisch duurzame groei, zowel in de Europese Unie als in de gehele wereld; dringt er bij de Commissie op aan dat zij een nieuwe strategie inzake MVO goedkeurt waarin strengere rapportage- en nalevingsvoorschriften worden vastgelegd en spoort de lidstaten aan de bevordering van MVO op vrijwillige basis te ondersteunen;
11. benadrukt dat de EU-normen inzake MVO met hand en tand verdedigd moeten worden wanneer een bedrijf voornemens is zijn productie te verplaatsen zonder passende aandacht te besteden aan de sociale en territoriale gevolgen van zijn kortetermijnbesluiten;
12. dringt aan op herziening van het mededingingsbeleid en de staatssteunregels, teneinde overheidsingrijpen te faciliteren dat erop is gericht om de sociale en regionale cohesie te behouden, de arbeids- en milieunormen te verbeteren, en volksgezondheidskwesties aan te pakken;
13. verzoekt zowel de EU als haar lidstaten om ervoor te zorgen dat bedrijven die hun productie binnen de EU verplaatsen de kosten dekken van arbeidsbemiddeling en het vinden van nieuw werk voor de ontslagen werknemers;
14. pleit ervoor het industrie- en sociaal beleid van de EU radicaal te veranderen zodat het niet langer gebaseerd is op praktijken die vanuit een sociaal, fiscaal en milieuoogpunt twijfelachtig zijn, en dringt er bij de Commissie op aan de grootschalige, verstrekkende negatieve gevolgen die uit de verplaatsing van de productie voortvloeien, aan te pakken;
15. benadrukt dat de krimpende vraag niet mag leiden tot oneerlijke banenconcurrentie tussen de lidstaten; pleit derhalve voor de ontwikkeling van langetermijnoplossingen waardoor hoogwaardige banen en industriële activiteit worden gewaarborgd en gecreëerd, waarbij de MVO-normen strikt worden nageleefd;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.