ONTWERPRESOLUTIE over maatschappelijk verantwoord ondernemen
12.3.2018 - (2018/2633(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
David Casa namens de PPE-Fractie
B8‑0155/2018
Resolutie van het Europees Parlement over maatschappelijk verantwoord ondernemen
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 9, 151 en 152, artikel 153, leden 1 en 2, en artikel 173,
– gezien de artikelen 14, 27 en 30 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie is gegrondvest op een markteconomie met een hoog concurrentievermogen, waarbinnen wordt gestreefd naar volledige werkgelegenheid en maatschappelijke vooruitgang;
B. overwegende dat grote veranderingen in het bedrijfsleven gevolgen kunnen hebben voor de werknemers van de desbetreffende bedrijven en voor de regio's waarin deze bedrijven gevestigd zijn;
C. overwegende dat de lidstaten en de Europese Unie gecoördineerde strategieën moeten ontwikkelen ter verwezenlijking van de in de Verdragen vastgestelde EU-doelstellingen;
D. overwegende dat wettelijke verplichtingen en instrumenten uit hoofde van het nationaal en EU-recht kunnen worden aangevuld met vrijwillige activiteiten die in overeenstemming met het beginsel van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) worden uitgevoerd;
E. overwegende dat het aantal Europese bedrijven dat reeds maatschappelijk verantwoord onderneemt, is toegenomen en dat dit wijst op een groeiend besef van de voordelen van MVO;
1. herinnert eraan dat maatschappelijk verantwoord ondernemen vrijwillig is en maatregelen omvat die in aanvulling op het EU-rechtskader en op nationale rechtskaders door bedrijven kunnen worden genomen om sociale en milieukwesties aan de orde te stellen;
2. is van mening dat lidstaten een gunstig klimaat moeten scheppen voor het Europees bedrijfsleven om in heel Europa bedrijven aan te trekken en in stand te houden en zo overal werkgelegenheid te waarborgen en te creëren; herinnert eraan dat zowel Europese als nationale strategieën voor werkgelegenheid en groei gericht zijn op het creëren van werkgelegenheid en het bewerkstelligen van slimme en duurzame langetermijngroei;
3. verzoekt de Commissie en de lidstaten de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het oog te houden en preventieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat Europese werknemers gedurende hun gehele loopbaan inzetbaar blijven;
4. herinnert aan de beschikbaarheid van Europese instrumenten als het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
5. onderstreept dat onderwijs- en opleidingsprogramma's beter op de behoeften van de veranderende arbeidsmarkt moeten worden afgestemd; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom opleidingen en onderwijs op het gebied van ICT en wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (de zogenaamde STEM-competenties) te bevorderen om zowel de huidige als de toekomstige beroepsbevolking relevante digitale vaardigheden bij te brengen;
6. spoort aan tot de ontwikkeling van technische vaardigheden, met name in de be- en verwerkende industrie; pleit daarom voor de ontwikkeling en uitbreiding van leerlingstelsels en benadrukt dat het belang van geschoolde technici onder de aandacht moet worden gebracht;
7. verzoekt de lidstaten bedrijven aan te sporen om werknemers, en met name oudere werknemers, tijdens hun loopbaan opleidingsmogelijkheden te bieden;
8. veroordeelt de tijdelijke vestiging van bedrijven in bepaalde regio's, zodat zij kunnen profiteren van vestigingsvergoedingen, ten zeerste;
9. herinnert eraan dat schending van EU-normen en -voorschriften kan leiden tot sociale dumping;
10. onderstreept dat regionale steun uiteindelijk onder andere bedoeld is voor het in stand houden en scheppen van banen in alle regio's;
11. verzoekt de Commissie na te gaan of de middelen uit de Europese fondsen correct worden ingezet door de lidstaten, teneinde Uniebreed de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken en sociale cohesie te bereiken;
12. beklemtoont dat ook het bedrijfsleven een rol speelt in de verwezenlijking van deze doelstellingen; spoort bedrijven aan om ook buiten hun industriële basis maatschappelijk verantwoorde ondernemingsactiviteiten uit te voeren en om de langetermijnstabiliteit en -groei van de regio's waarin zij zijn gevestigd, in aanmerking te nemen;
13. benadrukt dat bedrijven in gevallen waarin herstructurering niet kan worden vermeden, hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van het nationaal en EU-recht moeten nakomen, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan de voorlichting en raadpleging van de werknemers en de mogelijkheid om door sociale partners voorgestelde alternatieven te bestuderen;
14. verzoekt om een lokale dialoog tussen alle belanghebbenden om te bespreken of er betere regelingen mogelijk zijn in het geval van herstructureringen;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.