Ontwerpresolutie - B8-0189/2018Ontwerpresolutie
B8-0189/2018

ONTWERPRESOLUTIE over de noodzaak van invoering van een Europees waardeninstrument ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties die in de Europese Unie op lokaal en nationaal niveau de fundamentele waarden uitdragen

13.4.2018 - (2018/2619(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Procedure : 2018/2619(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0189/2018
Ingediende teksten :
B8-0189/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0189/2018

Resolutie van het Europees Parlement over de noodzaak van invoering van een Europees waardeninstrument ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties die in de Europese Unie op lokaal en nationaal niveau de fundamentele waarden uitdragen

(2018/2619(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de conclusies van de Raad over de toepassing van het Handvest van de grondrechten,

–  gezien zijn resolutie van 25 oktober 2016 over de instelling van een EU-mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en grondrechten[1],

–  gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de verdragen, aanbevelingen, resoluties en verslagen van de Parlementaire Vergadering, het Comité van ministers, de commissaris voor de rechten van de mens en de Venetiëcommissie van de Raad van Europa,

–  gezien het verslag van de Commissie van 24 januari 2017 over "Versterking van de rechten van de burgers in een Unie van democratische verandering – Verslag over het EU-burgerschap 2017" (COM(2017)0030),

–  gezien het in januari 2018 gepubliceerde verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten over "Challenges facing civil society organisations working on human rights in the EU" (Uitdagingen voor maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van de mensenrechten in de EU),

–  gezien zijn resolutie van 14 maart 2018 over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020[2],

–  gezien het op 19 oktober 2017 goedgekeurde verslag van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de financiering van organisaties van het maatschappelijk middenveld door de EU,

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de fundamentele waarden die Europa deelt en die verankerd zijn in artikel 2 VEU, namelijk eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, en de beginselen van pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen, niet als vanzelfsprekend kunnen worden gezien en voortdurend moeten worden gecultiveerd en beschermd, omdat aantasting ervan in een lidstaat nadelige gevolgen voor de EU als geheel kan hebben;

B.  overwegende dat een actief en goed ontwikkeld maatschappelijk middenveld in alle lidstaten van de EU de beste bescherming biedt tegen uitholling van deze waarden;

C.  overwegende dat tal van maatschappelijke organisaties (MO's) deze waarden blijven uitdragen, ondanks het feit dat zij in toenemende mate moeite hebben de nodige financiële middelen te vinden om hun activiteiten onafhankelijk en efficiënt te ontwikkelen en uit te voeren;

D.  overwegende dat de EU rechtstreekse financiële steun verleent aan MO's die zich in derde landen voor deze waarden inzetten, maar dat de financieringsmogelijkheden voor MO's die dit doel binnen de EU nastreven, zeer beperkt zijn, met name voor MO's die op lokaal en nationaal niveau actief zijn;

1.  herhaalt dat MO's essentieel zijn voor het beschermen en uitdragen van de in artikel 2 VEU verankerde waarden, namelijk eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, en een cruciale rol spelen bij het bevorderen van actief burgerschap in de EU en bij het faciliteren van een met kennis van zaken gevoerd openbaar debat binnen een pluralistische democratie;

2.  benadrukt dat de EU nieuwe en doeltreffende methoden moet ontwikkelen om deze waarden binnen de Europese Unie te beschermen en te bevorderen;

3.  is in dit verband van mening dat de EU gerichte financiële steun moet verlenen aan MO's die zich op lokaal en nationaal niveau inzetten voor de bevordering en de bescherming van deze waarden;

4.  verzoekt de EU een speciaal financieringsinstrument op te zetten - dat Europees waardeninstrument genoemd zou kunnen worden - ten behoeve van de bevordering en de bescherming van de in artikel 2 VEU verankerde waarden, in het bijzonder democratie, rechtsstaat en grondrechten, en dit op te nemen in de EU-begroting ten behoeve van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode na 2020, met financiële middelen die ten minste even hoog zijn als die van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, dat soortgelijke doeleinden buiten de EU dient; spreekt de aanbeveling uit dat de structurele prioriteit van het instrument erin moet bestaan een gezond en duurzaam maatschappelijk middenveld op nationaal en lokaal niveau tot stand te brengen dat in staat is invulling te geven aan zijn rol bij het waarborgen van deze waarden;

5.  is van mening dat dit instrument moet worden gebruikt om aan MO's die zich bezighouden met de bevordering en de bescherming van deze waarden binnen de EU, exploitatiesubsidies (basisfinanciering alsmede subsidies voor projecten en initiatieven) te verstrekken;

6.  onderstreept dat het instrument door de Commissie dient te worden beheerd en dat zij voor snelle, flexibele subsidieprocedures moet zorgen; beveelt met name aan de aanvraagprocedure gebruikersvriendelijk en voor lokale en nationale MO's laagdrempelig te maken;

7.  is van mening dat het instrument zich specifiek moet richten op projecten en initiatieven ter bevordering van de Europese waarden op lokaal en nationaal niveau, zoals projecten met burgerparticipatie, belangenbehartiging en andere activiteiten als waakhond, en dat transnationale projecten en initiatieven slechts een ondergeschikte rol moeten spelen; is van mening dat de nadruk in het bijzonder moet liggen op het versterken van de mogelijkheden van MO's om met de burgers in contact te komen en hun zo een beter begrip te geven van de pluralistische, participatieve democratie, de rechtsstaat en de grondrechten;

8.  benadrukt dat het instrument een aanvulling moet vormen op reeds bestaande Europese en nationale instrumenten en activiteiten ter bevordering en bescherming van deze waarden en dus niet ten koste mag gaan van andere Europese of nationale gelden en activiteiten op dit gebied;

9.  onderstreept dat in het beheer van het nieuwe instrument de financiële verantwoordingsplicht, zoals omschreven in het Financieel Reglement, gewaarborgd moet zijn, met name voor wat betreft de naleving van de wettelijke verplichtingen, volledige transparantie rond het gebruik van de middelen, goed financieel beheer en een verstandige besteding van de middelen;

10.  beveelt de Commissie aan een jaarverslag op te stellen over de prestaties van het instrument en een lijst te publiceren van de organisaties en activiteiten die zij financieel heeft ondersteund;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Raad van Europa.

 

Laatst bijgewerkt op: 18 april 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid