Ontwerpresolutie - B8-0309/2018Ontwerpresolutie
B8-0309/2018

ONTWERPRESOLUTIE over autonome wapensystemen

5.9.2018 - (2018/2752(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Michael Gahler, Cristian Dan Preda, José Ignacio Salafranca Sánchez‑Neyra, David McAllister, Sandra Kalniete, Laima Liucija Andrikienė, Elmar Brok, Tunne Kelam, Eduard Kukan, Julia Pitera, Bogdan Andrzej Zdrojewski namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0308/2018

Procedure : 2018/2752(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0309/2018
Ingediende teksten :
B8-0309/2018
Aangenomen teksten :

B8‑0309/2018

Resolutie van het Europees Parlement over autonome wapensystemen

(2018/2752(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn studie van 3 mei 2013 over de gevolgen voor de mensenrechten van de inzet van drones en onbemande robots bij oorlogvoering,

–  gezien zijn diverse standpunten, aanbevelingen en resoluties, zoals het mandaat voor het starten van onderhandelingen dat tijdens de plenaire vergadering van 13 maart 208 werd aangenomen met het oog op de goedkeuring van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, zijn resolutie van 13 december 2017 over het jaarverslag inzake mensenrechten en democratie in de wereld 2016 en het beleid van de Europese Unie ter zake[1], zijn aanbeveling aan de Raad van 7 juli 2016 over de 71e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties[2] en zijn resolutie van 27 februari 2014 over de inzet van gewapende drones[3],

–  gezien de verklaringen van de EU over dodelijke autonome wapensystemen (LAWS) gericht aan de Groep regeringsdeskundigen van de partijen bij het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens in Genève van 13 t/m 17 november 2017 en 9 t/m 13 april 2018,

–  gezien de bijdragen van verschillende staten, waaronder lidstaten van de EU, voorafgaande aan de bijeenkomsten van de Groep regeringsdeskundigen in 2017 en 2018,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het VN-Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens tot doel heeft het gebruik van specifieke soorten wapens waarvan wordt gevonden dat zij onnodig of niet te rechtvaardigen letsel veroorzaken bij strijders, of civiele personen zonder onderscheid treffen, te verbieden of te beperken;

B.  overwegende dat autonome wapensystemen het voorwerp vormen van beraadslaging en analyse door de Groep regeringsdeskundigen van de partijen bij het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens in Genève;

C.  overwegende dat volledig autonome dodelijke wapensystemen nog niet bestaan; overwegende dat niet-autonome systemen zoals automatische, op afstand en via teleoperatie bediende systemen niet als LAWS zouden moeten worden beschouwd;

D.  overwegende dat betrokkenheid van en toezicht door mensen van essentieel belang zijn voor het tot dodelijk geweld leidende besluitvormingsproces, aangezien het deze mensen zijn die verantwoording verschuldigd blijven voor de beslissing over leven of dood;

E.  overwegende dat het internationaal recht, waaronder het internationaal humanitair en het mensenrechtenrecht vallen, volledig van toepassing is op alle wapensystemen en degenen die deze systemen bedienen, en overwegende dat naleving van het internationaal recht een cruciaal vereiste is waaraan staten moeten voldoen, met name wanneer het gaat om het eerbiedigen van beginselen als bescherming van de burgerbevolking of het nemen van voorzorgsmaatregelen bij een aanval;

F.  overwegende dat een dodelijk wapensysteem als autonoom moet worden beschouwd als het specifiek is ontworpen om zijn eigen interne logica te wijzigen, zijn oorspronkelijke opdracht te negeren en zijn inzetregels te veranderen zonder menselijke interactie;

G.  overwegende dat de menselijke controle over een dodelijk wapensysteem als betekenisvol moet worden beschouwd indien de menselijke operator hierdoor in staat wordt gesteld om de opdracht van een systeem te wijzigen of een inzet te beëindigen teneinde het internationaal humanitair recht te eerbiedigen;

1.  onderstreept dat het nodig is de potentiële uitdagingen aan te pakken die LAWS op internationaal niveau kunnen vormen, maar wijst erop dat deze systemen nog niet volledig zijn ontwikkeld; verzoekt de lidstaten in dit opzicht naar een eendrachtig standpunt te streven;

2.  onderstreept de noodzaak om, gezien de uiteenlopende benaderingen van de staten die partij zijn bij het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens, een voorlopige werkdefinitie van LAWS en van betekenisvolle menselijke controle vast te stellen, aangezien een dergelijke maatregel van de EU zou kunnen bijdragen aan het vaststellen en vormgeven van aanvaardbare internationale normen en beperkingen voor dergelijke toekomstige systemen;

3.  dringt er gezien het bovenstaande bij de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de lidstaten en de Raad op aan een gemeenschappelijk standpunt inzake autonome wapensystemen te ontwikkelen en aan te nemen; benadrukt dat hierin bepalingen over betekenisvolle menselijke controle met betrekking tot het gebruik van dodelijk geweld moeten worden opgenomen;

4.  onderstreept dat geen van de wapens of wapensystemen die momenteel door EU-troepen of hun geallieerden gebruikt worden, LAWS zijn; herinnert eraan dat wapens en wapensystemen die specifiek zijn ontworpen om de eigen platforms, troepen en bevolking te beschermen tegen hoogdynamische bedreigingen zoals vijandelijke raketten, munitie en luchtvaartuigen, niet als LAWS worden beschouwd; benadrukt dat besluiten om luchtvaartuigen die mensen aan boord hebben aan te vallen, door menselijke operators zouden moeten worden genomen;

5.  waarschuwt dat besluiten van de Europese Unie en de lidstaten om teveel zelf opgelegde beperkingen met betrekking tot potentiële LAWS in te voeren het risico meebrengen dat de technologische voorsprong verloren gaat en dat mogelijke voordelen op het slagveld van de toekomst worden opgegeven als andere grote internationale spelers zich niet aan vergelijkbare restrictieve regels houden;

6.  wenst dat alle operators van toekomstige autonome wapensystemen zorgvuldig en uitvoerig geschoold worden in de wettelijke, ethische en morele aspecten van het bedienen van dergelijke systemen en de potentiële consequenties daarvan;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de parlementen en regeringen van de lidstaten, en de secretaris-generaal van de NAVO.

Laatst bijgewerkt op: 7 september 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid