Ontwerpresolutie - B8-0483/2018Ontwerpresolutie
B8-0483/2018

ONTWERPRESOLUTIE over de opkomst van neofascistisch geweld in Europa

17.10.2018 - (2018/2869(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0481/2018


Procedure : 2018/2869(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0483/2018
Ingediende teksten :
B8-0483/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0483/2018

Resolutie van het Europees Parlement over de opkomst van neofascistisch geweld in Europa

(2018/2869(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

–  gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de artikelen 2, 3, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming[1] (richtlijn inzake rassengelijkheid),

–  gezien Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht[2],

–  gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ[3],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen[4],

–  gezien de oprichting in juni 2016 van de EU-groep op hoog niveau voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid,

–  gezien de resolutie van de Raad van Europa van 30 september 2014 over optreden tegen manifestaties van neonazi's en rechts-extremisten;

–  gezien de praktijkcode over desinformatie van de EU,

–  gezien de gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen op internet,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat krachtens artikel 2 VEU eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, de waarden zijn waarop de Unie berust; overwegende dat alle lidstaten deze waarden delen;

B.  overwegende dat het uitblijven van serieus optreden tegen neofascistische en neonazistische groeperingen ertoe geleid heeft dat vreemdelingenhaat nu zo sterk toeneemt in Europa;

C.  overwegende dat openlijk neofascistische, neonazistische, racistische en xenofobe groepen en politieke partijen hebben opgeroepen tot haat en geweld in de samenleving;

D.  overwegende dat de commissaris voor Veiligheid, Sir Julian King, in zijn toespraak op 22 maart 2017 bij de herdenking van de aanslagen in Brussel van 2016 – waarnaar ook werd verwezen door Europol in zijn "European Union Terrorism Situation and Trend Report" (TESAT) van 2018[5] – wees op de toenemende dreiging van gewelddadig rechts-extremisme en verklaarde dat er bij zijn weten geen enkele EU-lidstaat was die niet op de een of andere manier te maken had met dit fenomeen, waarbij hij met name melding maakte van de aanslagen in Noorwegen in 2011, de moord op het Britse parlementslid Jo Cox en de aanslagen op asielzoekerscentra en moskeeën in heel Europa om te wijzen op deze "onderbelichte" veiligheidsdreiging;

E.  overwegende dat neofascistische en neonazistische groeperingen zich op diverse manieren uiten; overwegende dat de meeste van deze groepen zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat de vrijheid van meningsuiting niet absoluut is;

F.  overwegende dat in artikel 30 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens duidelijk wordt verklaard dat niets in deze Verklaring "zodanig [zal] mogen worden uitgelegd, dat welke Staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, ten doel hebben";

G.  overwegende dat in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie wordt bekrachtigd dat de staten die partij zijn bij dit verdrag alle propaganda en organisaties veroordelen die gebaseerd zijn op ideeën of theorieën over de superioriteit van een bepaald ras of een groep personen met een bepaalde huidskleur of etnische afkomst;

H.  overwegende dat de bevordering van fascisme bij wet verboden is in verschillende lidstaten;

I.  overwegende dat in het TESAT-verslag van Europol uit 2018 melding wordt gemaakt van bijna een verdubbeling van het aantal personen dat in 2017 gearresteerd werd vanwege rechts-extremistische vergrijpen;

J.  overwegende dat er op 22 juli 2011 bij de aanvallen in Noorwegen 77 doden en 151 gewonden vielen;

K.  overwegende dat Jo Cox, lid van het parlement van het VK, op 16 juni 2016 op wrede wijze vermoord is in het Britse Birstall;

L.  overwegende dat volgens het Verslag over de bescherming van de grondwet (feiten en trends) uit 2017 van de Duitse inlichtingendienst Bundesamt für Verfassungsschutz (BfV), er in 2017 in Duitsland 1 054 daden van extreemrechts geweld zijn gepleegd[6];

M.  overwegende dat volgens het TESAT-verslag van Europol uit 2018 er in 2017 melding is gemaakt van vijf verijdelde, mislukte of geslaagde terroristische aanslagen die werden toegeschreven aan extreemrechtse daders[7];

N.  overwegende dat Eleonora Forenza, lid van het Parlement, en haar medewerker Antonio Perillo op 21 september 2018 aangevallen werden na een antifascistische demonstratie in Bari, Italië;

O.  overwegende dat de Franse inlichtingendienst zijn bezorgdheid heeft geuit over het toenemende aantal werknemers van het leger en rechtshandhavingsinstanties dat zich aansluit bij gewelddadige extreemrechtse groeperingen[8];

P.  overwegende dat de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid (ECRI), die is opgericht door de Raad van Europa, in een verslag dat is gepubliceerd op 15 mei 2018 de noodklok heeft geluid vanwege de opkomst van rechts-extremisme en neofascisme in Kroatië[9];

1.  veroordeelt en betreurt de terroristische aanslagen, moorden, gevallen van psychologisch geweld, gewelddadige aanvallen en marsen door neofascistische en neonazistische organisaties die hebben plaatsgevonden in diverse EU-lidstaten ten stelligste;

2.  vindt het uiterst zorgelijk dat fascisme, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid steeds normaler worden in de EU;

3.  is met name verontrust over het neofascistische geweld dat de samenleving als geheel schaadt en gericht is tegen specifieke minderheden, zoals zwarte Europeanen/mensen van Afrikaanse afkomst, joden, moslims, Roma, mensen uit derde landen, LGBTI's en personen met een beperking;

4.  beschouwt alle gewelddadige aanvallen door neofascistische groeperingen op politici en leden van politieke partijen, die gemeld worden in een aantal lidstaten, als zeer verwerpelijk;

5.  is zeer bezorgd over de straffeloosheid waarmee neofascistische en neonazistische groeperingen in sommige lidstaten te werk gaan, en benadrukt dat dit gevoel van straffeloosheid een van de redenen is voor de alarmerende toename van gewelddadigheden die door bepaalde extreemrechtse organisaties worden begaan;

6.  is zich bewust van de zorgelijke tendens dat neofascistische en neonazistische groeperingen gebruikmaken van sociale media en internet om zich overal in de Europese Unie te organiseren en strategieën uit te werken;

7.  roept de lidstaten op om haatmisdrijven, haatzaaiende taal van en het zoeken naar zondebokken door politici en ambtenaren op alle niveaus en in alle soorten media, ronduit te veroordelen en te bestraffen, aangezien die personen in de positie zijn om haat en geweld in de samenleving steeds meer als norm te beschouwen en zelfs aan te wakkeren;

8.  verzoekt de lidstaten verdere maatregelen te nemen om haatzaaiende taal en haatmisdrijven te voorkomen, te veroordelen en te bestrijden;

9.  verzoekt de lidstaten haatmisdrijven te onderzoeken en te vervolgen en goede werkmethoden uit te wisselen voor het in kaart brengen en onderzoeken van haatmisdrijven, zo ook de misdrijven die specifiek zijn ingegeven door een vorm van vreemdelingenhaat;

10.  verzoekt de lidstaten voldoende steun te voorzien en te bieden aan de slachtoffers van door racisme of vreemdelingenhaat ingegeven misdrijven en haatmisdrijven, en toe te zien op de bescherming van alle getuigen tegen de daders;

11.  dringt er bij de lidstaten op aan eenheden voor anti-haatmisdrijven op te zetten in hun politiemachten; verzoekt de politiemachten erop toe te zien dat hun personeel zich niet leent voor racistische, xenofobe of discriminerende handelingen, en dat dergelijke handelingen die desondanks begaan zijn onderzocht worden en de daders berecht worden;

12.  verzoekt de Commissie maatschappelijke organisaties op te roepen haatzaaiende taal en haatmisdrijven in de lidstaten in de gaten te houden en hiervan melding te maken;

13.  steunt, prijst en pleit voor de bescherming van burgergroeperingen en maatschappelijke organisaties die fascisme, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid bestrijden;

14.  pleit voor geconsolideerde EU-wetgeving inzake non-discriminatie, waaronder de omzetting/tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving en het aannemen van nieuwe wetgeving, zoals de richtlijn inzake gelijke behandeling;

15.  wijst erop dat Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht, waarvan de termijn voor tenuitvoerlegging november 2010 was, voorziet in een rechtsgrond om straffen op te leggen aan rechtspersonen die aanzetten tot geweld of haat tegen een minderheidsgroepering;

16.  dringt er bij de Commissie op aan haar verslag uit 2014 over de tenuitvoerlegging van bovengenoemd kaderbesluit bij te werken, en inbreukprocedures in te leiden tegen de lidstaten die niet hebben voldaan aan de bepalingen van het besluit;

17.  dringt aan op volledige en tijdige samenwerking tussen rechtshandhavingsdiensten, inlichtingendiensten, de rechterlijke macht en maatschappelijke organisaties in de strijd tegen fascisme, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid;

18.  dringt er bij de lidstaten op aan gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Raad van Europa inzake maatregelen tegen neonazistische en rechts-extremistische manifestaties;

19.  verzoekt de lidstaten te voorzien in verplichte, op mensenrechten gebaseerde en op dienstverlening gerichte trainingen op de werkvloer voor rechtshandhavingsambtenaren en ambtenaren die werkzaam zijn binnen het gerechtelijk apparaat op alle niveaus;

20.  spoort de lidstaten aan opleidingen aan te bieden aan werknemers bij de publieke omroep en de media om hen bewust te maken van de uitdagingen en discriminatie waarmee de slachtoffers van neofascistische en neonazistische groeperingen te maken krijgen;

21.  verzoekt de lidstaten nationale "exitprogramma's" op te zetten voor gewelddadige neofascistische en neonazistische groeperingen; onderstreept dat deze programma's veel verder moeten gaan dan één-op-éénmaatregelen, en langetermijnondersteuning moeten bieden aan mensen die moeite hebben een baan te vinden, zich elders te vestigen en een nieuw en veilig sociaal netwerk op te bouwen;

22.  wijst erop dat historisch bewustzijn een noodzakelijke voorwaarde is om dergelijke misdrijven in de toekomst te voorkomen, en dat dit een belangrijke rol speelt in het onderwijs aan de jongere generaties; merkt op dat het bagatelliseren van nazistische misdaden een eerste stap is op weg naar een heropleving van ideeën uit dat tijdperk;

23.  dringt er bij de lidstaten op aan alle vormen van ontkenning van de Holocaust te veroordelen en daartegen op te treden, inclusief het bagatelliseren en minimaliseren van de misdaden van de nazi’s en hun collaborateurs; wijst erop dat de waarheid over de Holocaust niet mag worden gebagatelliseerd in politieke betogen en uitlatingen in de media;

24.  roept op tot een gemeenschappelijke cultuur van herdenking waarin de fascistische misdaden uit het verleden worden verworpen; is ernstig bezorgd over het feit dat jongere generaties in Europa en elders zich steeds minder zorgen maken over de geschiedenis van het fascisme, en daardoor onverschilliger dreigen te gaan staan ten opzichte van nieuwe dreigingen;

25.  spoort de lidstaten aan educatie via de mainstreamcultuur over de diversiteit van onze samenleving en over onze gemeenschappelijke geschiedenis aan te moedigen, inclusief de wreedheden die zijn begaan in de Tweede Wereldoorlog, zoals de Holocaust, en de stelselmatige en jarenlange ontmenselijking van de slachtoffers;

26.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties.

Laatst bijgewerkt op: 22 oktober 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid