ONTWERPRESOLUTIE over het belangenconflict en de bescherming van de EU-begroting in de Tsjechische Republiek
11.12.2018 - (2018/2975(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Dennis de Jong namens de GUE/NGL-Fractie
B8‑0584/2018
Resolutie van het Europees Parlement over het belangenconflict en de bescherming van de EU-begroting in de Tsjechische Republiek
Het Europees Parlement,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie[1] (hierna "het Financieel Reglement" genoemd), en met name artikel 61,
– gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad[2],
– gezien de klacht die Transparency International Czech Republic in september 2018 heeft ingediend betreffende een mogelijke schending van het nieuwe Financieel Reglement door de Tsjechische premier Andrej Babiš, die ervan wordt beschuldigd een belangenconflict te hebben,
– gezien het advies van de Juridische Dienst van de Commissie van 19 november 2018 inzake het belangenconflict van de heer Babiš met betrekking tot het conglomeraat Agrofert,
– gezien de Tsjechische wet nr. 159/2006 van 16 maart 2006 inzake belangenconflicten, en met name artikel 4 quater dat in september 2017 in werking is getreden,
– gezien het besluit van de coördinatoren van de Commissie begrotingscontrole om het mogelijke belangenconflict van de heer Babiš in het kader van de kwijting aan de orde te stellen,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Financieel Reglement van 2018 en het nieuwe artikel 61 in werking zijn getreden op 2 augustus 2018;
B. overwegende dat de definitie van "belangenconflict" in artikel 61 "elk ander direct of indirect persoonlijk belang" omvat en betrekking heeft op "financiële actoren en andere personen, daaronder begrepen nationale autoriteiten op alle niveaus, die bij de uitvoering van de begroting onder direct, indirect en gedeeld beheer betrokken zijn";
C. overwegende dat de Commissie de plicht heeft erop toe te zien dat de nationale stelsels in overeenstemming zijn met de EU-voorschriften, en passende maatregelen te treffen om de begroting van de Unie te beschermen, met inbegrip van de opschorting van betalingen en financiële correcties indien inbreuken op het toepasselijke recht worden vastgesteld;
D. overwegende dat de lidstaten overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement beheers- en controlesystemen moeten opzetten die, zoals bepaald in artikel 36, lid 3, belangenconflicten moeten kunnen vermijden;
E. overwegende dat de heer Babiš in 2017 zijn aandelen in de Agrofert-vennootschap en in de Agrofert-groep heeft overgebracht naar twee nieuw opgerichte particuliere trustfondsen, waarbij hij de enige oprichter en de enige begunstigde van beide trusts blijkt te zijn;
F. overwegende dat de Agrofert-groep aandelen bezit in 200 tot 300 andere vennootschappen die in 2017 tot 82 miljoen EUR aan financiering uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) hebben ontvangen;
G. overwegende dat het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten is om de nodige maatregelen te treffen, waarbij zij zich ertoe verbinden passende maatregelen te nemen om de situatie aan te pakken;
H. overwegende dat de situatie van de heer Babiš volgens het advies van de Juridische Dienst van de Commissie een belangenconflict vormt, aangezien overheidspersonen en politici geen EU-middelen mogen ontvangen die zij uiteindelijk zelf controleren;
I. overwegende dat het juridisch advies zich toespitst op mogelijke schendingen van het Financieel Reglement van 2018 met betrekking tot de ESI-fondsen in 2018; overwegende dat het de mogelijkheid openlaat dat het belangenconflict teruggaat tot 2013 en ook betrekking heeft op andere EU-fondsen;
J. overwegende dat artikel 4 quater van de Tsjechische wet nr. 159/2006 inzake belangenconflicten de toekenning van een subsidie verbiedt aan een vennootschap waarin een overheidspersoon of een entiteit die hij/zij controleert ten minste 25 % van de aandelen bezit;
K. overwegende dat het begrip overheidspersoon overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), van bovengenoemde wet leden van de regering omvat;
1. verzoekt de Tsjechische regering het vereiste onderzoek in te stellen om de uitvoering van de Tsjechische wet nr. 159/2006 inzake belangenconflicten met betrekking tot het specifieke geval van de Tsjechische premier en Agrofert te beoordelen;
2. verzoekt de Tsjechische regering na voltooiing van dit onderzoek alle nodige maatregelen te nemen om de situatie aan te pakken;
3. verzoekt de Commissie haar antwoord op de klacht van Transparency International[3] onverwijld over te maken aan het Parlement;
4. verzoekt de Commissie in het bijzonder het advies van haar Juridische Dienst van 19 november 2018 inzake de gevolgen van artikel 61 van het nieuwe Financieel Reglement (belangenconflicten) voor betalingen uit de ESI-fondsen openbaar te maken;
5. verzoekt de Commissie de brief, die volgens commissaris Oettinger tijdens zijn toespraak in de Commissie begrotingscontrole op 3 december 2018, aan de Tsjechische regering is gestuurd, over te maken aan het Parlement;
6. dringt er bij de Commissie op aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) te verzoeken deze zaak onder de loep te nemen en een eigen onderzoek in te stellen;
7. verzoekt de Commissie het Parlement uiterlijk eind januari 2019 een gedetailleerd verslag over de stand van zaken in dit dossier over te maken;
8. betreurt eens te meer dat het landenrapport niet langer is opgenomen in het tweede EU‑corruptiebestrijdingsverslag van de Commissie (ARES(2017)455202); dringt er nogmaals bij de Commissie op aan, los van het Economisch Semester, opnieuw verslag uit te brengen over de stand van corruptie in de lidstaten, en daarbij ook de doeltreffendheid te beoordelen van door de EU ondersteunde corruptiebestrijdingsinspanningen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om corruptiebestrijdingsinspanningen niet uitsluitend in termen van economisch verlies te beoordelen;
9. verzoekt de Commissie de controlesystemen die in Tsjechië zijn ingevoerd te evalueren om na te gaan of zij voldoen aan de artikelen 36 en 63 van het Financieel Reglement;
10. herinnert eraan dat deze kwestie moet worden opgevolgd, met name in de resolutie over het verlenen van kwijting aan de Commissie;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de president van de Tsjechische Republiek.