ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot gedeeltelijke verlening van een autorisatie voor een vorm van gebruik van chroomtrioxide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Cromomed S.A. en andere)
21.10.2019 - (D063690/01 – 2019/2844(RSP))
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Bevoegde leden: Bas Eickhout, Maria Arena, Martin Hojsík
B9‑0151/2019
Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot gedeeltelijke verlening van een autorisatie voor een vorm van gebruik van chroomtrioxide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Cromomed S.A. en andere)
(D063690/01 – 2019/2844(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot gedeeltelijke verlening van een autorisatie voor een vorm van gebruik van chroomtrioxide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Cromomed S.A. en andere) (D063690/01),
– gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (“de Reach-verordening”)[1], en met name artikel 64, lid 8,
– gezien de adviezen van het Comité risicobeoordeling (RAC) en het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC) van het Europees Agentschap voor chemische stoffen[2], overeenkomstig artikel 64, lid 5, derde alinea, van de Reach-verordening,
– gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[3],
– gezien de uitspraak van het Gerecht in zaak T-837/16 van 7 maart 2019[4],
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
A. overwegende dat chroomtrioxide in 2010 is toegevoegd aan de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden ingedeeld als zeer zorgwekkende stof uit hoofde van de Reach-verordening[5] omdat het is ingedeeld als kankerverwekkend (categorie 1A) en mutageen (categorie 1B);
B. overwegende dat chroomtrioxide in 2013 in bijlage XIV bij de Reach-verordening is opgenomen[6] wegens die indeling, de grote hoeveelheden die toen in gebruik waren, het grote aantal locaties waar het in de Unie werd gebruikt en het risico van een aanzienlijke blootstelling van werknemers[7];
C. overwegende dat Cromomed S.A. en vier andere ondernemingen (“de aanvragers”) gezamenlijk een aanvraag voor een autorisatie hebben ingediend overeenkomstig artikel 62 van de Reach-verordening voor het gebruik van chroomtrioxide voor functioneel verchromen in een breed scala van toepassingen, met inbegrip van algemene techniek en staalproductie[8];
D. overwegende dat de Commissie de adviezen van het RAC en het SEAC heeft ontvangen in december 2016; overwegende dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie pas is voorgelegd aan het Reach-comité eind augustus 2019;
E. overwegende dat de primaire doelstelling van de Reach-Verordening, in het licht van overweging 16 ervan, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie[9], is om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen;
F. overwegende dat overeenkomstig artikel 55 en in het licht van overweging 12 van de Reach-verordening, een centrale doelstelling van de autorisatie bestaat in de vervanging van zeer zorgwekkende stoffen door veiliger alternatieve stoffen of technologieën;
G. overwegende dat het RAC heeft bevestigd dat het niet mogelijk is een afgeleide dosis zonder effect voor de carcinogene eigenschappen van chroomtrioxide te bepalen; overwegende dat chroomtrioxide dus beschouwd wordt als “stof zonder drempelwaarde”, d.w.z. een stof waarvoor geen “veilig niveau van blootstelling” kan worden geschat;
H. overwegende dat in geval van een dergelijke “stof zonder drempelwaarde” in de Reach-verordening wordt bepaald dat het risico standaard niet kan worden beschouwd als “afdoende beheerst” in de zin van artikel 60, lid 2, van die verordening, en dat in dat geval alleen een autorisatie mag worden verleend als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 60, lid 4;
I. overwegende dat in artikel 60, lid 4, van de Reach-verordening wordt bepaald dat een autorisatie alleen mag worden verleend wanneer de aanvrager onder andere aantoont dat er voor elke vorm van gebruik waarvoor een aanvraag wordt ingediend, geen geschikte alternatieve stoffen of technieken zijn; overwegende dat de Commissie, overeenkomstig artikel 60, lid 5, van die verordening, bij haar beoordeling van de vraag of er geschikte alternatieve stoffen of technieken beschikbaar zijn, rekening moet houden met alle relevante aspecten, met inbegrip van de vraag of alternatieven voor de aanvrager technisch en economisch haalbaar zijn;
J. overwegende dat de door de aanvragers gepresenteerde analyse van alternatieven gebaseerd is op de werkzaamheden die zijn uitgevoerd door het Chromium Trioxide Authorisation Consortium (CTAC)[10]; overwegende dat de onzekerheden in de beoordeling door het CTAC een belangrijke reden waren voor het Parlement om bezwaar te maken tegen het overeenkomstige ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie[11];
K. overwegende dat de analyse van alternatieven door de aanvragers gebaseerd is op de veronderstelling dat een technisch haalbaar alternatief alleen een volstrekt equivalente stof kan zijn[12], d.w.z. één stof of technologie die de zeer zorgwekkende stof kan vervangen in alle verschillende sectoren en toepassingen waarin deze wordt gebruikt[13];
L. overwegende dat deze benadering, in een autorisatieaanvraag voor zeer verschillende sectoren en gebruiksvormen met zeer verschillende prestatievereisten[14], het onmogelijk maakt dat één alternatief voldoet aan alle vereisten, zoals uitdrukkelijk erkend door het SEAC[15];
M. overwegende dat, als deze benadering wordt gevolgd, ten onrechte alternatieven worden gediscrimineerd die beschikbaar zijn in bepaalde sectoren of voor bepaalde gebruiksvormen en aan de aanvragers een onrechtmatige afwijking wordt toegestaan van hun verplichting om aan te tonen dat er voor elk gebruik waarvoor een aanvraag wordt ingediend, geen alternatief is; overwegende dat met deze benadering geen rekening wordt gehouden met de in artikel 55 van de Reach-verordening vastgelegde doelstelling van vervanging, en innovatie niet wordt aangemoedigd;
N. overwegende dat het SEAC heeft verklaard dat de door de aanvragers verstrekte analyse van de vraag of er technisch geschikte alternatieven beschikbaar waren, niet grondig genoeg was en een duidelijke focus ontbeerde[16]; overwegende dat het SEAC heeft verklaard dat de bewering van de aanvragers dat er geen alternatieven voor verchromingstoepassingen beschikbaar zijn, niet overtuigde en dat het bovendien zelf weet had van bestaande alternatieven die technisch haalbaar kunnen zijn voor sommige toepassingen waarvoor een aanvraag werd ingediend[17]; overwegende dat het SEAC heeft verklaard meer informatie nodig te hebben om tot een conclusie te komen over de economische haalbaarheid van alternatieven[18];
O. overwegende dat dit aantoont dat de aanvragers niet hebben voldaan aan de bewijslast, hetgeen in strijd is met de vereisten van de Reach-verordening, zoals bevestigd door het Gerecht[19];
P. overwegende dat het SEAC vervolgens evenwel op basis van zijn eigen aannames heeft geoordeeld dat alternatieven, indien en voor zover technisch haalbaar, waarschijnlijk niet economisch haalbaar zullen zijn[20]; overwegende dat het ten eerste niet aan het SEAC toebehoort om hiaten in de aanvraag op te vullen met zijn eigen aannames, en dat ten tweede de term “onwaarschijnlijk” laat zien dat er nog onzekerheden zijn;
Q. overwegende dat het advies van het SEAC dat alternatieven technisch en economisch niet haalbaar zijn, niet strookt met zijn eigen bevindingen en dat zulke conclusie niet kan worden getrokken in het licht van de tekortkomingen van de aanvraag;
R. overwegende dat het Gerecht duidelijk heeft gemaakt dat het uitsluitend aan de Commissie toebehoort om na te gaan of aan de voorwaarden van artikel 60, lid 4, van de Reach-verordening is voldaan[21], dat zij niet gebonden is door de adviezen van het SEAC of het RAC en dat zij deze adviezen niet hoeft te volgen, als de motivering daarin niet volledig, consistent en relevant is[22];
S. overwegende dat de Commissie, door in het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie in te stemmen met het inconsistente standpunt van het SEAC[23], haar verplichtingen zoals uiteengezet door het Gerecht, niet is nagekomen;
T. overwegende dat in het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie in overweging 8 uitdrukkelijk wordt verwezen naar het feit dat het SEAC niet kon uitsluiten dat er eventueel onzekerheid zou ontstaan over de technische haalbaarheid van alternatieven voor bepaalde specifieke toepassingen die onder het toepassingsgebied van het beoogde gebruik vallen;
U. overwegende dat het Gerecht heeft bepaald dat wanneer er, ondanks de presentatie van bewijs door de verschillende bij de autorisatieprocedure betrokken actoren, nog steeds onzekerheid bestaat over de voorwaarde inzake de onbeschikbaarheid van alternatieven, de conclusie moet worden getrokken dat de aanvrager niet heeft voldaan aan de bewijslast, zodat de autorisatie niet mag worden verleend[24];
V. overwegende dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie, gezien de in overweging 8 bedoelde onzekerheid, in strijd is met het arrest van het Gerecht;
W. overwegende dat de Commissie haar besluit probeert te rechtvaardigen door te stellen dat de voorwaarden – die volgens haar het toepassingsgebied van de toegestane gebruiksvormen beperken[25] – het probleem van de tekortkomingen van de aanvraag met betrekking tot de analyse van alternatieven remediëren;
X. overwegende dat de vaststelling van voorwaarden rechtmatig en passend is wanneer zij het toepassingsgebied van de autorisatie daadwerkelijk beperken door de specifieke gebruiksvormen te vermelden waarvoor de Commissie op het moment van de autorisatie van mening was dat er geen geschikte alternatieven voor bestaan;
Y. overwegende dat de Commissie in dit geval de definitie van het toepassingsgebied van de autorisatie evenwel open heeft gelaten[26], hetgeen aangeeft dat zij geen definitief besluit heeft genomen over de vraag voor welke gebruiksvormen op de datum van het besluit geen geschikte alternatieven bestonden; overwegende dat de Commissie integendeel, door deze voorwaarden vast te stellen, aan de aanvragers haar exclusieve bevoegdheid heeft gedelegeerd om per geval de definitieve beoordeling over het toepassingsgebied van de autorisatie uit te voeren en het definitieve besluit hierover te nemen;
Z. overwegende dat het Gerecht deze benadering onrechtmatig heeft geacht[27];
AA. voorts overwegende dat volgens het Gerecht, indien uit de beschikbare informatie blijkt dat er in het algemeen geschikte alternatieven voorhanden zijn, maar dat deze alternatieven voor de aanvrager technisch of economisch niet haalbaar zijn, de aanvrager een vervangingsplan moet voorleggen, om voor een rechtmatig verstrekte autorisatie te zorgen[28];
AB. overwegende dat, hoewel informatie over alternatieven beschikbaar was vóór de vaststelling van het advies van het SEAC[29], de aanvragers deze alternatieven volgens het advies van het SEAC niet verder onderzocht hebben en evenmin gedetailleerdere plannen hebben voorgelegd voor de follow-up van de vooruitgang op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O)[30];
AC. overwegende dat de Commissie heeft voorgesteld de autorisatie te verlenen op grond van het feit dat de beschikbare alternatieven voor de aanvragers in het algemeen technisch of economisch niet haalbaar zijn, ondanks het feit dat de aanvragers noch voldoende informatie hebben verstrekt over de economische haalbaarheid, zoals opgemerkt door het SEAC, noch een vervangingsplan hebben voorgelegd, hetgeen in strijd is met artikel 62, lid 4, onder f), van de Reach-verordening;
AD. overwegende dat, overeenkomstig artikel 60, lid 7, van de Reach-verordening, een autorisatie uitsluitend wordt verleend indien de aanvraag in overeenstemming is met de voorschriften van artikel 62 van de verordening;
AE. overwegende dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie in strijd is met het arrest van het Gerecht en met artikel 60, lid 4 en lid 7, van de Reach-verordening;
1. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie een overschrijding inhoudt van de uitvoeringsbevoegdheden waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 1907/2006;
2. verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken en een nieuw ontwerp voor te leggen om de autorisatie uitsluitend te verlenen voor de specifiek omschreven gebruiksvormen waarvoor geen geschikte alternatieven beschikbaar zijn;
3. verzoekt de Commissie met betrekking tot deze toepassing en andere die betrekking hebben op dezelfde stof, snel besluiten te nemen, in volledige overeenstemming met de Reach-verordening;
4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
- [2] Geconsolideerde versie van 9 december 2016 van het advies van het Comité risicobeoordeling (RAC) en het advies van het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC): “Opinion on an Application for Authorisation for Chromium trioxide use: Functional Chrome Plating”, ECHA/RAC/SEAC: advies nr. AFA-O-0000006522-78-02/F. https://echa.europa.eu/documents/10162/50002b75-2f4c-5010-81de-bcc01a8174fc
- [3] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
-
[4] Arrest van het Gerecht van 7 maart 2019, Zweden/Commissie, T-837/16, ECLI:EU:T:2019:144.
http://curia.europa.eu/juris/document/document_print.jsf?docid=211428&text=&dir=&doclang=EN&part=1&occ=first&mode=lst&pageIndex=0&cid=1573675 - [5]https://echa.europa.eu/documents/10162/6b11ec66-9d90-400a-a61a-90de9a0fd8b1
-
[6] Verordening (EU) nr. 348/2013 van de Commissie van 17 april 2013 tot wijziging van bijlage XIV bij
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en
beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (“REACH”) (PB L 108 van 18.4.2013, blz. 1). - [7]https://echa.europa.eu/documents/10162/13640/3rd_a_xiv_recommendation_20dec2011_en.pdf
- [8] Informatie over de aanvraag is hier te vinden: https://echa.europa.eu/applications-for-authorisation-previous-consultations/-/substance-rev/12473/term
- [9] Arrest van het Hof van 7 juli 2009, S.P.C.M. SA en andere tegen Secretary of State for the Environment, Food and Rural Affairs, C-558/07, ECLI:EU:C:2009:430, punt 45.
- [10] Advies van het SEAC, blz. 30.
- [11] Resolutie van het Europees Parlement van 27 maart 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een autorisatie voor bepaalde vormen van gebruik van chroomtrioxide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Lanxess Deutschland GmbH en andere) (Aangenomen teksten, P8_TA-PROV(2019)0317).
- [12] Advies van het SEAC, blz. 32, tabel 13.
- [13] Zie hier de door de aanvragers verstrekte analyse van alternatieven voor functioneel verchromen: https://echa.europa.eu/documents/10162/ece8b65e-aec0-4da8-bf68-4962158a4952, blz. 13-14. Daar staat te lezen dat diverse alternatieven worden getest om chroomtrioxide te vervangen; dat de uitdaging erin bestaat een plaatsvervanger te vinden die voldoet aan de vereisten voor alle verschillende soorten producten en voor de verschillende gebruiksvormen van elke specifieke toepassing en die tegelijkertijd technisch en economisch haalbaar is; dat vele alternatieven momenteel geschikt zijn voor afzonderlijke toepassingen, doordat aan sommige vereisten voor functioneel verchromen in voldoende mate voldaan is, maar dat geen alternatief alle essentiële eigenschappen vertoont van functioneel verchromen met een waterige oplossing van chroomtrioxide.
- [14] In elke sector (bijvoorbeeld de staalindustrie, de algemene technische industrie) gelden verschillende technische vereisten: zie het advies van het SEAC, blz. 34, waar in het geel alternatieven worden opgegeven waarvoor de parameters/beoordelingscriteria voldoen aan bepaalde vereisten voor sommige, maar niet voor alle toepassingen/sectoren.
- [15] Advies van het SEAC, blz. 36. Daar staat te lezen dat de aanvragers alternatieven immers alleen veelbelovend achten wanneer zij voldoen aan de sectoroverschrijdende eisen van de genoemde sectoren (hoewel de omzet van de aanvragers in deze sectoren zeer beperkt is), waardoor één alternatief onmogelijk kan voldoen aan alle vereisten.
- [16] Advies van het SEAC, blz. 35. Daar staat te lezen dat de aanvragers volgens het SEAC een generieke beoordeling van de technische en economische haalbaarheid van alternatieven voor verschillende industriële sectoren hebben overgelegd, zonder de substitueerbaarheid van chroomtrioxide voor de gebruiksvorm waarvoor een aanvraag werd ingediend, grondig te onderzoeken; dat het SEAC het eens is met de conclusie van de aanvragers dat de in de analyse van alternatieven beoordeelde opties voor een aantal belangrijke functies geen oplossingen opleveren; dat het SEAC er echter op wil wijzen dat de analyse van alternatieven niet grondig genoeg is en niet duidelijk gericht is op het werkelijke gebruik van chroomtrioxide door de aanvragers; dat de aanvragers een aantal alternatieven hebben gepresenteerd als veelbelovend en beweerd hebben dat deze door de staalindustrie werden onderzocht; dat de aanvragers evenwel geen bijkomend onderzoek van de als veelbelovend beschouwde alternatieven hebben gepresenteerd en evenmin O&O-plannen op dit gebied hebben verstrekt; dat het SEAC daarom voorbehoud formuleert bij het adequate karakter van de analyse met betrekking tot deze toepassing.
- [17] Advies van het SEAC, blz. 50. Daar staat te lezen dat de aanvragers niet op overtuigende wijze de stelling kunnen onderbouwen dat er tijdens de normale toetsingsperiode geen alternatieven voor verchromingstoepassingen (in de bedrijfstakken van de aanvragers) beschikbaar zullen zijn of beschikbaar zullen komen; dat het SEAC weet heeft van alternatieve coatingtechnologieën die al technisch haalbaar kunnen zijn of kunnen worden voor bepaalde specifieke onderdelen die door twee van de vijf aanvragers bekleed worden.
- [18] Advies van het SEAC, blz. 37, zie met name de conclusie van punt 7.2. Daar staat te lezen dat niettemin meer informatie moet worden verstrekt over het aandeel van onderdelen dat met een technisch haalbaar alternatief kan worden bekleed, om het SEAC in staat te stellen om tot een conclusie te komen over de economische haalbaarheid van dit alternatief.
- [19] Uitspraak in zaak T-837/16, punt 79.
- [20] Advies van het SEAC, antwoord op vraag 7.2, blz. 36.
- [21] Uitspraak in zaak T-837/16, punt 64.
- [22] Uitspraak in zaak T-837/16, punten 66 en 68.
- [23] Ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie, punt 8.
- [24] Uitspraak in zaak T-837/16, punt 79.
- [25] In artikel 1 van het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie wordt bepaald dat onder toegestaan gebruik wordt verstaan: gebruik voor functioneel verchromen, wanneer een van de volgende essentiële functies of eigenschappen nodig is voor het beoogde gebruik: slijtvastheid, hardheid, laagdikte, corrosiebestendigheid, wrijvingscoëfficiënt en invloed op de oppervlakmorfologie. Om twijfel te voorkomen wordt erin voorgeschreven dat een autorisatie voor het gebruik van chroomtrioxide niet wordt verleend voor functioneel verchromen, als geen van de in de eerste alinea genoemde essentiële functies nodig is.
- [26] Zij laat het m.a.w. over aan de aanvragers om te beslissen en aan de handhavingsautoriteiten om na te gaan, na de goedkeuring van de autorisatie, of een van de genoemde functies nodig is voor het gebruik.
- [27] Uitspraak in zaak T-837/16, punt 83; zie punt 97. Daar wordt gesteld dat de verklaring dat het gebruik van de loodchromaten die in deze zaak aan de orde zijn, beperkt is tot de gevallen waarin de prestatie van de samenstelling van de stoffen die deze chromaten bevatten, werkelijk nodig is, neerkomt op de stelling dat een downstreamgebruiker die een alternatief identificeert, zich ervan dient te onthouden de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde loodchromaten te gebruiken; dat deze verklaring evenwel een sterke aanwijzing is dat de Commissie op het moment van de vaststelling van het bestreden besluit zelf niet van mening was dat het onderzoek van de voorwaarde inzake de onbeschikbaarheid van alternatieven voltooid was; zie ook de punten 86 en 98.
- [28] Uitspraak in zaak T-837/16, punt 76; overeenkomstig artikel 62, lid 4, onder f), en artikel 60, lid 4, onder c), van de Reach-verordening.
- [29] Advies van het SEAC, blz. 37. Daar staat te lezen dat het SEAC tijdens de openbare raadpleging over andere chroomtrioxidetoepassingen weet heeft gekregen van alternatieve coatingtechnologieën die haalbare alternatieven kunnen worden voor bepaalde gespecialiseerde onderdelen.
- [30] Advies van het SEAC, blz. 37. Daar staat te lezen dat, hoewel de aanvragers melden dat sommige alternatieven veelbelovend zijn en momenteel onderzocht worden door de staalindustrie, zij deze niet verder onderzoeken en evenmin gedetailleerde plannen voorleggen voor de follow-up van de O&O-ontwikkelingen op dit gebied.