ONTWERPRESOLUTIE over het gewelddadige optreden tegen de recente protesten in Iran
17.12.2019 - (2019/2993(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Anna Fotyga, Bert‑Jan Ruissen, Witold Jan Waszczykowski, Adam Bielan
namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0271/2019
B9‑0273/2019
Resolutie van het Europees Parlement over het gewelddadige optreden tegen de recente protesten in Iran
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Iran,
– gezien de conclusies van de Raad van 4 februari 2019 over Iran,
– gezien de verklaring van 8 december 2019 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (VV/HV), Josep Borrell Fontelles, namens de EU over de recente protesten in Iran,
– gezien de verklaring van 21 november 2019 van de woordvoerder van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) over de ontwikkelingen in Iran,
– gezien het besluit van de Raad van 12 april 2018, naar aanleiding van ernstige mensenrechtenschendingen in Iran, om zijn beperkende maatregelen ten aanzien van Iran met nog eens twaalf maanden te verlengen,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake verdedigers van de rechten van de mens,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline,
– gezien resolutie 73/181 van de Algemene Vergadering van de VN van 17 december 2018 over de situatie op het gebied van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran,
– gezien het verslag van de bijzondere rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran van 30 januari 2019,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Iran partij is,
– gezien het burgerrechtenhandvest van de Iraanse president,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat tienduizenden mensen uit alle provincies en alle etnische en religieuze minderheden in Iran hun fundamentele recht op vrijheid van vergadering hebben uitgeoefend en hun economische grieven hebben uitgedrukt over de stijging van de brandstofprijzen;
B. overwegende dat de Iraanse veiligheidstroepen, ondanks herhaalde internationale oproepen tot terughoudendheid, buitensporige middelen en geweld gebruikten tegen de demonstranten, waarbij naar verluidt meer dan 1000 mensen om het leven kwamen, waaronder enkele minderjarigen, en van wie er tot nu toe slechts 500 zijn geïdentificeerd, duizenden mensen gewond raakten en nog veel meer gearresteerd zijn;
C. overwegende dat onmiddellijk nadat overal in Iran protesten waren uitgebroken, de Iraanse autoriteiten begonnen zijn met het verstoren van internetverbindingen en sociale media, wat ertoe heeft geleid dat gedurende een week het internet in het hele land afgesloten was;
D. overwegende dat in zijn resolutie van 25 oktober 2016 over de EU-strategie ten aanzien van Iran na het sluiten van de nucleaire overeenkomst[1] wordt benadrukt dat het belangrijk is om in het kader van de betrekkingen tussen de EU en Iran de EU-mensenrechtenrichtsnoeren hoog te houden, onder meer met betrekking tot mensenrechtenactivisten;
E. overwegende dat mensenrechtenactivisten, journalisten, juristen en onlineactivisten in Iran wegens hun activiteiten nog altijd het slachtoffer zijn van intimidatie, willekeurige arrestatie, detentie en vervolging; overwegende dat het Iraanse Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid evenals andere diensten zijn overgegaan tot een ernstige repressie van het maatschappelijk middenveld;
F. overwegende dat bij de Iraanse rechtbanken met regelmaat oneerlijke processen plaatsvinden en regelmatig door foltering verkregen bekentenissen als bewijsmateriaal worden gebruikt;
1. betreurt het wijdverbreide en disproportionele gebruik van geweld door Iran tegen niet-gewelddadige demonstranten, die uitsluitend hun legitieme eisen uitspreken; benadrukt dat dergelijk optreden onaanvaardbaar is en dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan te zorgen voor transparant en geloofwaardig onderzoek om duidelijkheid te verkrijgen over het aantal doden en gearresteerden, en roept de Iraanse autoriteiten op alle plegers van geweld ter verantwoording te roepen;
2. eist dat alle demonstranten die momenteel in Iran vastzitten omdat zij hun legitieme rechten op vrijheid van meningsuiting en vergadering uitoefenen, onvoorwaardelijk worden vrijgelaten; roept bovendien op tot het verlenen van ongehinderde toegang aan advocaten en internationale waarnemers tot eenieder die tijdens de protesten gevangen is genomen en tot het bekendmaken van de identiteit van de gedetineerden aan de internationale gemeenschap;
3. veroordeelt krachtig het besluit van Iran om de internettoegang tot mondiale netwerken te blokkeren, waardoor de communicatie en de vrije uitwisseling van informatie voor Iraanse burgers werd belemmerd; onderstreept dat dergelijke acties een duidelijke schending van de vrijheid van meningsuiting vormen;
4. benadrukt dat grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering altijd moeten worden geëerbiedigd en roept de Iraanse autoriteiten op hun internationale verplichtingen na te komen, waaronder het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
5. benadrukt dat, gezien het gewelddadige optreden tegen demonstranten en de schending van elementaire mensenrechten, grondig moet worden nagedacht over het beleid van de EU ten aanzien van Iran;
6. roept Iran op samen te werken met de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in Iran, en hem onder meer toegang tot het land te verlenen;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de hoogste leider van de Islamitische Republiek Iran, de president van de Islamitische Republiek Iran en de leden van de Majlis van Iran.
- [1] PB C 215 van 19.6.2018, blz. 86.