Ontwerpresolutie - B9-0084/2020Ontwerpresolutie
B9-0084/2020

ONTWERPRESOLUTIE over de loonkloof tussen mannen en vrouwen

22.1.2020 - (2019/2870(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Sandra Pereira, Anja Hazekamp, Manuel Bompard, Pernando Barrena Arza, Alexis Georgoulis, Leila Chaibi, Özlem Demirel, Marisa Matias, José Gusmão, Anne‑Sophie Pelletier, Konstantinos Arvanitis, Eugenia Rodríguez Palop, Miguel Urbán Crespo, Idoia Villanueva Ruiz, Stelios Kouloglou, Younous Omarjee, Marc Botenga, Manu Pineda, Sira Rego, Dimitrios Papadimoulis, Mick Wallace, Clare Daly, Giorgos Georgiou, Niyazi Kizilyürek
namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2019/2870(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0084/2020
Ingediende teksten :
B9-0084/2020
Debatten :
Aangenomen teksten :

B9‑0084/2020

Resolutie van het Europees Parlement over de loonkloof tussen mannen en vrouwen

(2019/2870(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 8 en 153 (over de gelijkheid van mannen en vrouwen), en de artikelen 10 en 19 (over non-discriminatie),

 gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 2 en 3, waarin de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie zijn vastgelegd als kernwaarden van de Unie,

 gezien het Handvest van de grondrechten van de EU, en met name de artikelen 21 (over non-discriminatie) en 23 (over de gelijkheid van vrouwen en mannen),

 gezien de artikelen 22 en 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

 gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

 gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s), en met name doelstellingen 1, 5, 8 en 10 en de bijbehorende streefcijfers en indicatoren,

 gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM),

 gezien het Verdrag betreffende gelijke beloning (nr. 100) van 1951 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO),

 gezien Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep[1],

 gezien het door de Commissie opgestelde EU-actieplan 2017-2019: De loonkloof tussen vrouwen en mannen aanpakken (COM/2017/0678),

 gezien het “Global Wage Report 2018-2019” (verslag over de mondiale lonen 2018-2019) van de IAO,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat 69 jaar na de vaststelling van Verdrag nr. 100 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende gelijke beloning, en ondanks de vooruitgang die vrouwen hebben geboekt op het vlak van hun integratie in de formele werkgelegenheid, de verhoging van hun onderwijsniveau en de ontwikkeling van hun politieke en economische onafhankelijkheid, de loonkloof tussen mannen en vrouwen zowel wereldwijd als in de EU-lidstaten een probleem blijft;

B. overwegende dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de EU momenteel 16 % bedraagt, hetgeen betekent dat vrouwen over de hele economie genomen gemiddeld 16 % per uur minder verdienen dan mannen; overwegende dat dit betekent dat vrouwen in vergelijking met mannen gedurende 59 dagen van het jaar in feite onbetaald werk verrichten, hetgeen overeenstemt met het gegeven dat vrouwen meer worden uitgebuit op de arbeidsmarkt; overwegende dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen oploopt tot 40 % wanneer ook de arbeidsparticipatie en de totale arbeidsmarktparticipatie in aanmerking worden genomen;

C. overwegende dat de situatie nog slechter is wanneer vrouwen met pensioen gaan, aangezien hun pensioenen ongeveer 37 % lager liggen dan die van mannen, onder meer als gevolg van de loonkloof tussen mannen en vrouwen; overwegende dat dit het gevolg is van het feit dat vrouwen in de loop van hun beroepsleven met een opeenstapeling van ongelijkheden te maken krijgen, en samenhangt met de perioden waarin vrouwen daardoor noodgedwongen afwezig zijn op de arbeidsmarkt;

D. overwegende dat ongeveer twee derde van de loonkloof tussen mannen en vrouwen niet kan worden verklaard door verschillen in arbeidsmarktkenmerken zoals leeftijd, ervaring, onderwijsniveau, beroepscategorie, arbeidstijd of andere waarneembare kenmerken, waaruit blijkt dat discriminatie duidelijk een rol speelt, en dat discriminatie tussen mannen en vrouwen soms ook samenvalt met discriminatie op grond van onder meer ras, etnische afkomst, migratiestatus, religie, seksuele geaardheid, leeftijd en handicap; overwegende dat een intersectionele benadering van cruciaal belang is om inzicht te krijgen in de verschillende vormen van discriminatie die de loonkloof tussen mannen en vrouwen nog vergroten voor vrouwen met een combinatie van identiteiten, alsook om inzicht te krijgen in de verhouding tussen gender en andere sociale factoren;

E. overwegende dat er tal van oorzaken zijn voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen, waaronder naar gender gesegregeerde arbeidsmarkten en sectoren, de onderwaardering van het werk van vrouwen, seksistische stereotypen, een gebrek aan mogelijkheden voor een beter evenwicht tussen werk en privéleven, en de verwachting dat vrouwen de hoofdverzorger moeten zijn, hetgeen uiteindelijk resulteert in loopbaanonderbreking, deeltijdwerk en toenemende onzekerheid op het gebied van lonen en arbeidsvoorwaarden;

F. overwegende dat de cumulatieve effecten van de verschillende vormen van discriminatie waarmee vrouwen worden geconfronteerd een grote rol spelen bij de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, waardoor vrouwen een groter risico lopen op armoede en sociale uitsluiting, hetgeen op zijn beurt ook negatieve gevolgen heeft voor hun kinderen en gezinnen; overwegende dat armoede meestal geconcentreerd is in gezinnen waar vrouwen de enige kostwinner zijn, waarbij 35 % van de alleenstaande moeders in de EU in 2017 het risico liep in armoede te vervallen, tegenover 28 % van de alleenstaande vaders; overwegende dat het risico op armoede sterk toeneemt in de loop van het leven en dat armoede onder 75-plussers hoofdzakelijk vrouwen betreft;

G. overwegende dat vrouwen in het bijzonder getroffen worden door onzeker werk; overwegende dat de werkloosheid tussen 2008 en 2014 de hoogte in schoot als gevolg van de ernstige economische crisis die in de hele EU heerste; overwegende dat de werkloosheid onder vrouwen in 2014 (10,4 %) nog steeds hoger lag dan bij mannen (10,2 %); overwegende dat de economische crisis zich in de gehele Europese Unie liet voelen, waarbij met name plattelandsgebieden te kampen hadden met alarmerende werkloosheidscijfers, armoede en ontvolking en vooral vrouwen de gevolgen hiervan ondervonden;

H. overwegende dat in 2018 in de EU 31,3 % van de werkende vrouwen tussen 20 en 64 jaar in deeltijd werkte, tegenover 8,7 % van de mannen; overwegende dat de arbeidsparticipatiekloof weliswaar geleidelijk afneemt, maar dat de arbeidsparticipatie in 2018 in alle lidstaten nog steeds hoger was bij mannen (79 %) dan bij vrouwen (67,4 %);

I. overwegende dat veel vrouwen in informele sectoren van de economie werken; overwegende dat aandacht moet worden besteed aan de gevolgen van uiterst onzekere en ongereguleerde vormen van informele arbeid, zoals uitbesteding en onderaanneming door grote ondernemingen;

J. overwegende dat de wettelijk vastgestelde rechten in verband met gelijke beloning voor gelijkwaardig werk vaak beperkt zijn of niet worden toegepast; overwegende dat collectieve onderhandelingen een beslissende factor zijn voor het terugdraaien en wegwerken van ongelijkheden; overwegende dat het garanderen van gelijke beloning voor gelijkwaardig werk als zodanig niet volstaat voor personen die in armoede leven en dat daarom moet worden gestreefd naar gelijke beloning in het kader van een algemene verhoging van de lonen van werknemers;

K. overwegende dat de ontwikkeling van gelijkheidsbeleid gebaseerd moet zijn op gelijke toegang tot kansen voor vrouwen en mannen; overwegende dat de aanhoudende discriminatie tussen vrouwen en mannen bewust wordt bevorderd om op lage lonen en deregulering van werk gerichte beleidsmaatregelen te versterken;

L. overwegende dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in functies met de laagste lonen of in een lagere rang; overwegende dat het van belang is dat het in de afzonderlijke lidstaten vastgestelde minimumloon garandeert dat mensen de kosten van levensonderhoud kunnen dragen;

M. overwegende dat het om de pensioenongelijkheden weg te nemen en de pensioenen in het algemeen te beschermen en te verhogen absoluut noodzakelijk is dat socialezekerheidsstelsels deel blijven uitmaken van de publieke ruimte en uitgaan van de beginselen van solidariteit en herverdeling, en dat tot het uiterste moet worden gegaan om onzeker en gedereguleerd werk te bestrijden;

1. uit zijn diepe teleurstelling over het feit dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de EU blijft bestaan, met negatieve gevolgen voor de sociale en economische situatie van vrouwen en voor de samenleving als geheel; verzoekt de lidstaten concrete en dringende maatregelen te nemen om de loonongelijkheid weg te werken en gelijke beloning voor gelijk werk te waarborgen, en tegelijkertijd een algemene loonsverhoging te bevorderen; verzoekt de lidstaten bovendien gerichte maatregelen te nemen om de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen weg te werken, met name door een algemene, eenmalige en aanzienlijke verhoging van de pensioenen;

2. wijst erop dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen en de oorzaken ervan, voor vrouwen schadelijke gevolgen hebben die exponentieel toenemen in de loop van hun leven, culminerend in een pensioenkloof tussen mannen en vrouwen die meer dan het dubbele is van de loonkloof; wijst erop dat vrouwen meer dan mannen risico lopen om op oudere leeftijd in armoede terecht te komen, als gevolg van levenslange verschillen in loon en arbeidstijd, verschillende pensioenleeftijden voor mannen en vrouwen in sommige lidstaten, en het feit dat er meer alleenstaande oudere vrouwen zijn; verzoekt de lidstaten specifieke maatregelen te nemen om het risico op armoede voor oudere vrouwen tegen te gaan, door de pensioenen te verhogen, maar ook door sociale ondersteuning te bieden;

3. herhaalt dat enerzijds moet worden gepleit voor arbeidsregelgeving op basis van meer arbeidsrechten, gereguleerd werk en een verbod op onzeker werk, en dat er anderzijds moet worden ingezet op het herstel, de verdediging en de bevordering van collectieve onderhandelingen, als een beslissend instrument voor het wegwerken van ongelijkheden, met name op het gebied van salarissen;

4. doet een oproep om in het kader van de vereiste actieplannen gezamenlijke inspanningen te leveren om de toegang tot werkgelegenheidskansen voor vrouwen te verbeteren en ontwikkelingskansen te creëren die hogere lonen opleveren in beroepen die worden gedomineerd door vrouwen;

5. dringt aan op de ontwikkeling en volledige uitvoering van maatregelen om de minimumlonen te verhogen, zodat mensen in staat zijn de kosten van levensonderhoud te dragen;

6. benadrukt dat toegang tot werk en de faciliterende voorwaarden hiervoor van centraal belang zijn om de emancipatie en onafhankelijkheid van vrouwen op elk gebied van het leven te waarborgen, van arbeidsparticipatie tot sociale, economische en politieke participatie, en andere aspecten;

7. wijst erop dat de langetermijneffecten van bezuinigingsmaatregelen in veel lidstaten negatieve gevolgen hebben voor de economische empowerment van vrouwen en voor de verwezenlijking van gendergelijkheid, aangezien toenemende werkloosheid, deregulering van de arbeidsmarkt, meer onzekerheid en lage lonen met name vrouwen treffen, terwijl bezuinigingen op openbare dienstverlening – met name op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs – en sociale uitkeringen de verschillende vormen van discriminatie en ongelijkheid waarmee vrouwen worden geconfronteerd verder doen toenemen;

8. roept de EU en haar lidstaten ertoe op een einde te maken aan de bezuinigingsmaatregelen en inkrimpingen op het gebied van gendergelijkheidsprogramma’s en openbare diensten, en met name op het gebied van de verlening van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, en reeds bestaande maatregelen terug te draaien;

9. verzoekt de lidstaten hun inspanningen op te voeren om de loonkloof tussen mannen en vrouwen weg te werken door het beginsel van gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk af te dwingen, niet alleen door middel van wetgeving, maar ook door in te zetten op het herstel, de bevordering en de verdediging van collectieve onderhandelingen; dringt voorts aan op maatregelen ter bestrijding van verticale en horizontale segregatie op de arbeidsmarkt en van discriminerende praktijken bij de besluitvorming over aanwerving en bevordering;

10. verzoekt de EU en haar lidstaten de bescherming van moederschap, vaderschap en ouderschap in de arbeidswetgeving te versterken, met name door het aantal verlofdagen op te trekken, met garantie op volledig loon, en het aantal werkuren tijdens de borstvoedingsperiode te verlagen, en door passende maatregelen te nemen om die bescherming te handhaven, maar ook door te investeren in de voorziening van een gratis openbaar netwerk van diensten op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, en langdurige zorg; is in dit verband gekant tegen het gebruik van persoonlijke, flexibele werkregelingen – een instrument dat deregulering van de arbeidsmarkt en verzwakking van de arbeidsrechten in de hand werkt;

11. merkt op dat het gebrek aan beschikbare, kwaliteitsvolle kinderopvang, de buitensporige kosten hiervan en het gebrek aan toereikende infrastructuur, belangrijke belemmeringen vormen voor gelijke deelname van met name vrouwen aan alle aspecten van de samenleving, waaronder werk;

12. benadrukt dat de genoemde beleidsmaatregelen gericht moeten zijn op een betere integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor gezinnen met een laag inkomen, alleenstaande ouders en andere kansarme groepen;

13. verzoekt de lidstaten beste praktijken uit te wisselen over manieren om de arbeidsmarkt zodanig in te richten dat de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen kan worden weggewerkt;

14. verzoekt de lidstaten de capaciteit van de openbare arbeidsautoriteiten te versterken, met name op het niveau van personele middelen, teneinde te waarborgen dat de nodige maatregelen worden genomen om de bij wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde arbeidsrechten te doen naleven, onder meer door sancties op te leggen aan ondernemingen die zich niet aan de voorschriften houden; dringt bovendien aan op een beoordeling om na te gaan of het mogelijk is de toekenning van EU-financiering aan ondernemingen voorwaardelijk te stellen aan de toepassing van hoge arbeidsnormen en de afwezigheid van discriminerende praktijken jegens vrouwen;

15. benadrukt dat het verzamelen van naar gender uitgesplitste gegevens verder moet worden verbeterd, onder meer op het gebied van informele werkgelegenheid, ondernemerschap, toegang tot financiering, toegang tot gezondheidszorg, geweld tegen vrouwen en onbetaald werk; benadrukt de noodzaak om gegevens en bewijsmateriaal van hoge kwaliteit te verzamelen en te gebruiken met het oog op een geïnformeerde en empirisch onderbouwde beleidsvorming; verzoekt zowel de Commissie als de lidstaten om uitgesplitste gegevens te verzamelen om de vooruitgang bij het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen beter te kunnen meten en op de voet te volgen, met bijzondere aandacht voor groepen die te maken hebben met meervoudige en intersectionele vormen van discriminatie, zoals vrouwen met een handicap, migrantenvrouwen en vrouwen die tot een etnische minderheid behoren, Romavrouwen, oudere vrouwen, alleenstaande moeders en LGBTIQ’s;

16. verzoekt de Commissie geen beleidsaanbevelingen te bevorderen die zouden leiden tot een toename van precaire arbeidsverhoudingen, deregulering van werk en werktijden, een verlaging van de lonen, een aanval op collectieve onderhandelingen of de privatisering van socialezekerheidsstelsels;

17. dringt er bij de Raad op aan de richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, die tot doel heeft de bescherming tegen discriminatie via een horizontale aanpak uit te breiden, niet langer te blokkeren;

18. herinnert eraan dat het waarborgen van gendergelijkheid en het aanpakken van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen grote sociale en economische voordelen bieden voor de samenleving als geheel;

19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de regeringen van de lidstaten.

Laatst bijgewerkt op: 28 januari 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid