Ontwerpresolutie - B9-0147/2020Ontwerpresolutie
B9-0147/2020

ONTWERPRESOLUTIE over gecoördineerde EU-maatregelen ter bestrijding van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan

14.4.2020 - (2020/2616(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Philippe Lamberts
namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0143/2020

Procedure : 2020/2616(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0147/2020
Ingediende teksten :
B9-0147/2020
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9-0147/2020

Resolutie van het Europees Parlement over gecoördineerde EU-maatregelen ter bestrijding van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan

(2020/2616(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de COVID-19-crisis, die aan meer dan 100 000 mensen het leven heeft gekost, waarvan ruim de helft in de EU, heeft geleid tot de invoering van uitzonderlijke inperkingen van de economische en sociale activiteit, en voor de gezondheidsstelsels, samenlevingen en economieën van de EU een buitengewoon ernstige exogene en symmetrische schok van heeft veroorzaakt, hetgeen een antwoord van de EU vereist van ongekende omvang, reikwijdte en solidariteit;

B. overwegende dat het vertrouwen van de burgers in de EU voor een zeer belangrijk deel zal afhangen van de bereidheid en mogelijkheid van de EU en haar lidstaten om er gezamenlijk voor te zorgen dat de kosten van de crisis op sociaal, economisch en gezondheidsgebied zoveel mogelijk worden gedragen door de sterkste schouders;

C. overwegende dat de reactie van de EU op de COVID-19-pandemie tot nu toe blijk heeft gegeven van een gebrek aan coördinatie tussen de lidstaten op het gebied van volksgezondheidsmaatregelen, zoals de beperking van de bewegingsvrijheid van personen binnen de grenzen en tussen de verschillende landen en de opschorting van andere rechten en wetten;

D. overwegende dat de lidstaten die de zwaarste klappen hebben gekregen op het gebied van volksgezondheid en economie onvoldoende logistieke, materiële en financiële steun hebben ontvangen van de lidstaten die in staat zijn deze steun te leveren;

E. overwegende dat geen enkele lidstaat terughoudendheid moet betrachten bij zijn inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van COVID-19 door het vooruitzicht van onhoudbare bijkomende schulden of strenge voorwaarden voor financiële steun die uitsluitend wordt verleend voor uitgaven in verband met de crisis;

F. overwegende dat het feit dat de COVID-19-crisis zich ook binnen de EU-grenzen afspeelt niet betekent dat de EU haar verantwoordelijkheid voor hulpbehoevenden buiten haar grenzen kan negeren;

G. overwegende dat de COVID-19-crisis heeft laten zien dat de EU en het internationale economische systeem zeer star zijn, met name wat betreft de lange aanvoerketens en de “just in time” levering van kritische medische en andere goederen, waarvoor een andere opzet gevonden moet worden om de gevolgen van dergelijke crises op te kunnen vangen;

H. overwegende dat de Europese Green Deal absoluut geen luxeproject is deze tijden van crisis, maar de hoeksteen moet vormen van een grootschalig programma voor investeringen en transformatie, om de EU te helpen economisch sterker uit de crisis te komen en de veerkracht op milieu-, sociaal en economisch gebied op te bouwen die nodig is om de EU gereed te maken voor de toekomst;

Een eensluidend en krachtig antwoord op een gezamenlijke crisis

1. spreekt zijn diepe medeleven uit met allen die besmet zijn met het virus en voor hun leven vechten, en met hun families en vrienden; deelt het verdriet van degenen die dierbaren aan de ziekte hebben verloren;

2. prijst de tienduizenden vakmensen in de zorgsector en andere essentiële diensten, de maatschappelijke organisaties en de vrijwilligers die zich inzetten, vaak met groot gevaar voor hun eigen gezondheid, om degenen die getroffen zijn door COVID-19 in de hele EU te helpen;

3. waardeert de uitingen van solidariteit die verschillende landen en regio’s de afgelopen tijd hebben laten zien; betreurt tegelijkertijd ten zeerste het gebrek aan solidariteit dat sommige lidstaten aan de dag hebben gelegd, met name tegenover de lidstaten die het zwaarst door de crisis getroffen zijn;

4. prijst de creativiteit en het snelle reageren op de crisis van een groot aantal particuliere ondernemingen; betreurt echter de pogingen van sommigen om particuliere belangen na te jagen ten koste van de bestrijding van COVID-19 en om misbruik te maken van de begrijpelijke angst die onder de bevolking leeft;

5. wijst erop dat deze crisis, net als eerdere crises, de fundamentele rol benadrukt die de staat speelt als hoeder van het algemeen maatschappelijk belang, met name als laatste toevluchtsmiddel voor huishoudens en ondernemingen met betrekking tot verzekeringen en investeringen;

6. benadrukt dat op dit cruciale moment alle inwoners van de Europese Unie verwachten en verdienen dat de politiek leiders op alle beleidsvormingsniveaus en ook de EU-instellingen krachtdadig en met volledige onderlinge solidariteit alles in het werk zullen stellen om de gezamenlijke bedreiging die COVID-19 vormt voor onze maatschappijen en economieën te overwinnen;

7. stelt dat de tekortkomingen in de wijze waarop we op deze crisis reageren, nu en in de toekomst, onherstelbare schade kan toebrengen aan de samenhang in onze maatschappijen, de sterke van onze democratieën, het voortbestaan van het Europese project en onze gezamenlijke capaciteit om de milieuproblemen aan te pakken waar we nog lange tijd mee geconfronteerd zullen worden;

8. herinnert eraan dat het welzijn van de bevolking de reden is voor het bestaan van de Europese Unie en dringt er daarom met klem op aan dat alle maatregelen die genomen zullen worden in eerste instantie gericht moeten zijn op de behoeften van de mensen, regio’s en landen die het zwaarst zijn getroffen door de medische, sociale en economische aspecten van de COVID-19-crisis, om te waarborgen dat niemand tussen wal en schip valt en dat de ongelijkheden worden verkleind en niet vergroot door de reactie op de crisis dan wel het uitblijven daarvan;

9. roept de EU-instellingen en de lidstaten op om verder te kijken dan de geijkte zelfopgelegde institutionele beperkingen, en om samen onbevreesd en op creatieve wijze op zoek te gaan naar de medische, sociale en economische middelen die nodig zijn om COVID-19 te overwinnen; verwelkomt in dit verband de acties die reeds zijn ondernemen, zoals de opschorting van het Stabiliteits- en Groeipact door de Commissie en het door de ECB vastgestelde pandemie-noodopkoopprogramma ter hoogte van 750 miljard EUR;

10. benadrukt dat de interne markt geenszins een belemmering vormt, maar gebruikt kan en moet worden om levens te redden door de aanlevering van essentiële goederen, diensten en werknemers te vergemakkelijken;

11. is sterk gekant tegen het opgeven van de moeizaam behaalde democratische, sociale, economische en milieuvoordelen van de Europese Unie en haar lidstaten bij de aanpak van deze crisis en is juist van mening dat wij ons dubbel zo hard moeten inspannen om op deze verworvenheden voort te bouwen;

12. veroordeelt alle pogingen van regeringen binnen en buiten de EU om COVID-19 als excuus te gebruiken om bij het najagen van futiele binnenlandse of internationale politieke belangen de grondrechten en de democratie te beperken door middel van maatregelen, in de vorm van noodmaatregelen of propaganda, die niet gerechtvaardigd of evenredig zijn met betrekking tot de gevolgen van COVID-19; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan dergelijk gedrag krachtig te veroordelen;

13. dringt erop aan dat de EU-instellingen bij het te boven komen van de crisis in nauwe samenwerking met de lidstaten de nodige stappen nemen om de zwakheden die aan het licht zijn gekomen in de EU-mechanismen voor een gezamenlijke en doeltreffende crisisrespons snel en probaat te identificeren en te verhelpen; benadrukt dat het hierbij niet alleen gaat om het verbeteren van de paraatheid, de besluitvorming en het delen van middelen en lasten op EU-niveau, maar meer nog van de onderliggende structurele veerkracht om ernstige crises op te vangen die de economieën en openbare dienstverlening in de EU bedreigen;

14. dringt erop aan dat de Europese Green Deal en de Europese digitale strategie een centrale rol spelen in de strategie voor het herstel na de crisis; benadrukt dat een verbeterd investeringsprogramma voor het opzetten van nieuwe fysieke en digitale infrastructuur en uiterst grondstoffenefficiënte systemen voor de productie, distributie en (her)gebruik van energie, voedsel, goederen en diensten in sterke mate zullen bijdragen aan de veerkracht van de EU bij toekomstige volksgezondheids-, economische en geopolitieke noodsituaties;

Bescherming van alle inwoners van de EU, in het bijzonder de meest kwetsbare, tegen de gevolgen van de crisis

15. benadrukt dat het van wezenlijk belang is dat de EU-instellingen zorgen voor coördinatie van de cruciale informatie, besluiten en acties van de lidstaten ter bescherming van de meest kwetsbaren tegen de verwoestende sociale en economische gevolgen van de COVID-19-crisis en dringt erop aan dat hier nu prioriteit aan wordt verleend;

16. verwelkomt de initiatieven van solidariteit, zoals het samenvoegen en delen van informatie en medische hulpbronnen, die verschillende landen en regio’s de afgelopen weken hebben ontplooid; betreurt echter ten zeerste het gebrek aan snelle en collectieve acties van solidariteit van de lidstaten, in het bijzonder tegenover Italië, dat vergeefs heeft gevraagd om medische uitrusting, en Spanje, dat ook ernstig is getroffen door de huidige situatie;

17. verzoekt de lidstaten, de EU-instellingen en de buurlanden samen te werken om te zorgen voor een zo strategisch mogelijke productie en distributie van medische uitrusting, uitwisseling van informatie en expertise, economische steun en de voortzetting van het vrije verkeer van goederen, om te waarborgen dat in de basisbehoeften kan worden voorzien;

18. benadrukt dat de EU de regeringen van de lidstaten moet bijstaan bij het uitwisselen van beste praktijken en het leveren van gerichte steun aan groepen en personen die sociaal geïsoleerd zijn, personen met bestaande medische aandoeningen, daklozen, ouderen, gedetineerden en groepen als de Roma die gemarginaliseerd zijn, gediscrimineerd worden of een slechtere toegang tot gezondheidszorg hebben; benadrukt in het bijzonder dat de continue levering van persoonlijke ondersteuning en verzorging van personen met een beperking moet worden gewaarborgd;

19. dringt bij de EU en de lidstaten aan op de uitvoering van gerichte maatregelen voor de bescherming van daklozen en het leveren van financiële ondersteuning aan ngo’s en lokale overheden die eerstelijnszorg bieden;

20. dringt erop aan dat de Commissie en de regeringen van de lidstaten ervoor zorgen dat informatie met betrekking tot volksgezondheid en openbare veiligheid op duidelijke en eenvoudige wijze wordt gepresenteerd, onder meer in formaten voor personen met een beperking;

21. vraagt de EU-instellingen en de lidstaten elke mogelijke vorm van financiële steun beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken voor de honderdduizenden mensen in de hele EU wier levensonderhoud vanwege deze crisis verloren is gegaan of ernstig is beperkt;

22. dringt er bij de EU-instellingen en lidstaten op aan ervoor te zorgen dat financiële overheidssteun voor ondernemingen voor de opvang van de economische gevolgen van COVID-19 wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de steun wordt gebruikt ten behoeve van de werknemers en niet voor het uitbetalen van dividend of de terugkoop van aandelen;

23. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de lidstaten de geldende regelgeving op het gebied van telecommunicatie toepassen die inhoudt dat betaalbaar en hoogwaardig breedbandinternet beschikbaar moet zijn voor iedereen die moet telewerken, en ook voor kinderen en studenten die dit nodig hebben voor hun studie en voor anderen in verplichte zelfisolatie; benadrukt dat toegang tot digitale diensten voor werk, onderwijs, essentiële informatie, essentiële leveringen en essentiële particuliere en overheidsdiensten voor iedereen gewaarborgd moet zijn, ongeacht hun sociale of economische situatie;

24. neemt kennis van de melding door Europol van de stijging van het aantal cyberaanvallen gericht tegen personen, organisaties en kritieke infrastructuur, de nieuwe vormen van fraude gericht op kwetsbare personen, zoals ouderen, en de toename van de verkoop van vervalste en laagwaardige gezondheidsproducten, beschermende kleding en farmaceutische producten, als gevolg van het tekort aan leveringen; roept de Commissie en de lidstaten op om zo snel mogelijk preventieve maatregelen te nemen, onder meer in de vorm van preventieve campagnes op sociale media, met name gericht op personen in kwetsbare situaties;

25. benadrukt dat het belangrijk is te waarborgen dat het algemene publiek voortdurend correct wordt geïnformeerd over vormen van oplichting, in het bijzonder tijdens de COVID-19-pandemie; benadrukt dat het nodig is te werken aan de bewustmaking in verband met pogingen tot oplichting;

26. benadrukt dat in het beleid dat is vastgesteld om deze noodsituatie aan te pakken, vooral het gebod om thuis te blijven, aandacht moet zijn voor de bescherming van vrouwen en kinderen in situaties waarin vrouwen en kinderen disproportioneel de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus ondervinden; acht het met name van belang ervoor te zorgen dat dienstverlening voor slachtoffers van geweld beschikbaar blijft en dat meldingen van gendergerelateerd geweld niet minder belangrijk worden geacht of worden genegeerd in deze periode van crisis; is van mening dat speciale maatregelen genomen moeten worden, waaronder het versterken van telefonische hulplijnen, het opzetten van ondersteunende netwerken en het voeren van een door de Commissie gecoördineerde informatiecampagne om slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld te informeren over hun rechten; wijst op de specifieke situatie van migrantenkinderen, vooral in de kampen in Griekenland, die door hun levensomstandigheden zeer kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de pandemie; roept de Commissie en de lidstaten op om bij het nemen van sociale en economische maatregelen en maatregelen voor de periode na de COVID-19-pandemie rekening te houden met de rechten van kinderen en hun specifieke behoeften;

27. verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten te werken aan een stapsgewijze, pragmatische, wetenschappelijk onderbouwde en gecoördineerde afbouw in de hele EU van de maatregelen inzake het bewaren van fysieke afstand en aan de opheffing van andere tijdelijke beperkingen, waaronder de beperkingen aan de binnengrenzen van de EU; betreurt de eenzijdige maatregelen die op dit gebied door sommige lidstaten zijn genomen en die de strategieën van andere lidstaten ondermijnen;

28. wenst dat de EU actie onderneemt ter bescherming van kwetsbare personen, waaronder vluchtelingen en asielzoekers, die aan de grenzen van de EU in erbarmelijke omstandigheden verkeren en in kampen wonen waar het onmogelijk is om afstand tot anderen te bewaren, en is van oordeel dat deze personen per direct naar veilige plaatsen in de lidstaten moeten worden overgebracht waar zij toegang hebben tot gezondheidszorg, ongeacht hun verblijfsstatus;

Internationale solidariteit en verantwoordelijkheid en mensenrechten

29. is ingenomen met de maatregelen die de EU reeds heeft genomen ter ondersteuning van de landen van de Westelijke Balkan en de landen van het Oostelijk Partnerschap, maar vindt dat er ook langetermijnmaatregelen genomen moeten worden; pleit er met name voor dat het EU-solidariteitsfonds wordt opengesteld voor de landen van de Westelijke Balkan en vindt dat de tijdelijke vergunningsregeling voor de uitvoer van beschermende materialen niet voor deze landen moet gelden; is in zijn algemeenheid van oordeel dat deze vergunningsregeling voor de uitvoer van bepaalde producten van tijdelijke duur moet zijn en niet verlengd moet worden;

30. dringt er bij de EU op aan om haar inspanningen op het gebied van humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking te intensiveren en met name financiering beschikbaar te stellen voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en dringende voedselhulp, en de Afrikaanse landen in staat te stellen op lokaal niveau maatregelen te nemen ter ondersteuning van ondernemingen en ter voorkoming van faillissementen; is van oordeel dat de bestrijding van COVID-19 centraal moet staan bij alle maatregelen die er op het gebied van humanitaire hulp genomen worden, om ervoor te zorgen dat steunverlening niet leidt tot meer risico’s voor de meest kwetsbare personen en dat op het gebied van hygiëne een minimale infrastructuur gewaarborgd wordt; dringt erop aan dat er in het kader van de mondiale inspanningen om de pandemie te beteugelen in het bijzonder gekeken wordt naar de behoeften van vrouwen, omdat vrouwen in deze crisis de zwaarste lasten dragen, maar zelden aan de onderhandelingstafel zitten als er nagedacht wordt over de aanpak van de crisis;

31. wijst op de grote kwetsbaarheid van personen die in conflictgebieden wonen en op de noodzaak van een gecoördineerde aanpak als het gaat om de vaststelling van maatregelen in verband met en de voorkoming van verdere verspreiding van het virus; verzoekt de EU om de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om in de hele wereld de wapens neer te leggen actief te ondersteunen en met oorlogvoerende partijen in contact te treden en hen te overtuigen om aan deze oproep gehoor te geven, de internationale mensenrechten te eerbiedigen en te werken aan duurzame politieke oplossingen voor hun conflicten; is van oordeel dat daarbij tevens gewerkt moet worden aan de totstandbrenging van humanitaire corridors en tijdelijke wapenstilstanden, zodat hulpverlening doorgang kan vinden en steun geboden kan worden aan mensen die in kampen voor binnenlands ontheemden of vluchtelingenkampen verblijven; herinnert in dit verband aan de humanitaire kernbeginselen, waaronder neutraliteit en onpartijdigheid;

32. steunt de oproep van de 24 speciale rapporteurs van de Verenigde Naties om te waarborgen dat beschermende maatregelen in verband met COVID-19 die een inbreuk maken op de mensenrechten evenredig, noodzakelijk, niet-discriminatoir en van beperkte duur zijn, en verzoekt de EU om in verband met COVID-19 een mondiaal mensenrechtenmechanisme in het leven te roepen aan de hand waarvan de beperkingen van en inbreuken op de mensenrechten in verband met de uitbraak van COVID-19 per land gemonitord kunnen worden;

33. wenst dat de UNHCR een buitengewone zitting belegt over de gevolgen van COVID-19 voor de mensenrechten, en verzoekt de EU om deel te nemen aan een mondiale campagne om niet-gevaarlijke gevangenen, met name kwetsbare personen, politieke gevangenen en mensenrechtenactivisten die momenteel in de gevangenis zitten vrij te laten, om het risico van verspreiding van het virus in overvolle gevangenissen te verminderen;

34. betreurt pogingen van regeringen om een slaatje te slaan uit de coronacrisis en hun autoritaire regime te consolideren; veroordeelt met name alle vormen van censuur en arrestaties en intimidatie van journalisten, personen die deel uitmaken van de politieke oppositie, zorgmedewerkers en andere personen die kritiek uiten op de wijze waarop hun regering de coronacrisis aanpakt; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan om met betrekking tot dit onderwerp op bilateraal niveau en in een zo vroeg mogelijk stadium op internationale fora in actie te komen en aan te dringen op vrijlating van deze personen; verzoekt alle staten die in hun strijd tegen de pandemie gebruikmaken van digitale bewakingstechnologieën om de internationale mensenrechtennormen ten volle te eerbiedigen; dringt er bij alle regeringen op aan om het beginsel van non-discriminatie centraal te stellen bij de toegang tot gezondheidszorg;

35. verzoekt de EU en haar lidstaten om gehoor te geven aan het verzoek van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om schuldaflossingen door de armste landen aan andere landen uit te stellen en aan het verzoek van Afrikaanse ministers van Financiën om in 2020 om alle rentebetalingen uit te stellen, evenals aflossingen van hoofdsommen en rentebetalingen door kwetsbare staten; is van oordeel dat alle externe schuldaflossingen (hoofdsom, rente en kosten) die in 2020 opeisbaar zijn, geannuleerd zouden moeten worden en dat de verstrekking van financiële noodhulp niet tot schulden mag leiden;

36. vindt dat het probleem van de staatsschulden van ontwikkelingslanden grondig heroverwogen moet worden; vindt dat er op het niveau van de VN een mechanisme moet worden ingesteld voor herstructurering van staatsschulden en dat ervoor gezorgd moet worden dat landen over voldoende middelen beschikken om de volksgezondheid te kunnen beschermen; benadrukt dat de conditionaliteit van het IMF in de huidige omstandigheden versoepeld of zelfs tijdelijk opgeschort moet worden; herinnert eraan dat de ontwikkelingslanden in het kader van de structuuraanpassingsprogramma’s van de IMF en de Wereldbank moesten bezuinigen op overheidsuitgaven, onder meer op de uitgaven voor gezondheidszorg, hetgeen geleid heeft tot verslechtering van de gezondheids- en onderwijsstelsels in ontwikkelingslanden en een grotere kwetsbaarheid voor epidemieën;

37. benadrukt dat de EU ten volle met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en andere internationale organen moet samenwerken om tot een doeltreffende medische respons te komen en een mechanisme te ontwikkelen om gevaarlijke ziektes te bestrijden en ontwikkelingen op het gebied van vaccins te delen; staat erop dat Taiwan betrokken wordt bij de werkzaamheden van de WHO;

38. wijst nogmaals op de bijzondere verantwoordelijkheid die de EU krachtens de strategie EU-Afrika heeft om het recht op gezondheidszorg voor iedereen te bevorderen, waarbij de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten voorop moet staan, met name universele toegang tot gezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen;

Internationale handelsregels

39. is ingenomen met het besluit van de Commissie om af te zien van het heffen van douanerechten op de invoer van persoonlijke beschermingsmiddelen, medische hulpmiddelen en andere daarmee rechtstreeks verband houdende medische benodigdheden;

40. verzoekt de Commissie om er bij de lidstaten op aan te dringen om dwanglicenties of overheidsvergunningen af te geven om de monopoliepositie van octrooihouders tijdelijk op te schorten om andere partijen een kans te geven om farmaceutische producten waaraan behoefte is maar die beschermd worden door een octrooi te kunnen produceren en in de handel te kunnen brengen, en om de invoer van in het buitenland op basis van dwanglicenties geproduceerde geneesmiddelen te vergemakkelijken; verzoekt het secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om aan alle WTO-leden de boodschap te doen toekomen dat zij soepel dienen om te gaan met het vereiste in de wijziging van TRIPS uit 2003 dat dwanglicenties voornamelijk dienen te worden gebruikt voor lokale markten, om op die manier de invoer van geneesmiddelen die op basis van dwanglicenties in andere landen zijn geproduceerd, met name landen met een grotere productiecapaciteit, mogelijk te maken;

41. verzoekt de Commissie om af te wijken van de EU-voorschriften inzake de gegevensbescherming bij klinische proeven en het toekennen van marktexclusiviteit, omdat deze regels niet stroken met een doeltreffend gebruik van dwanglicenties, met als doel eventuele producenten van generieke geneesmiddelen in staat te stellen gebruik te maken van bestaande klinische gegevens, zodat toepassingen snel goedgekeurd kunnen worden; is van oordeel dat TRIPS+-bepalingen over gegevensexclusiviteit in EU-handelsakkoorden tijdelijk buiten beschouwing gelaten moeten worden;

42. verzoekt de EU-lidstaten om het verzoek van de regering van Costa Rica aan de WHO om een vrijwillige verzameling aan te leggen van intellectuele-eigendomsrechten in verband met het coronavirus te steunen (zodat onder andere octrooirechten, testgegevens, kennis, auteurs- en modellenrechten kunnen worden gedeeld);

Bescherming van onze democratieën in de EU

43. is ingenomen met het feit dat diverse lidstaten in een verklaring hebben aangegeven van oordeel te zijn dat noodmaatregelen niet verder mogen gaan dan strikt noodzakelijk is, evenredig en tijdelijk van aard moeten zijn, onderworpen moeten zijn aan regelmatige toetsing en moeten stroken met de beginselen van de rechtsstaat, democratie en de grondrechten en de krachtens het internationale recht op de lidstaten rustende verplichtingen, en geen inbreuk mogen maken op de vrijheid van meningsuiting of de persvrijheid; betreurt dat in deze verklaring geen specifieke voorbeelden worden genoemd;

44. veroordeelt Hongaarse wet nr. XII uit 2020 over de bestrijding van het coronavirus, op grond waarvan de regering de bevoegdheid heeft om per decreet te regeren, waarbij het Hongaarse parlement niet eens geraadpleegd maar slechts geïnformeerd hoeft te worden, en op grond waarvan de regering draconische straffen kan opleggen aan personen die zich volgens de regering schuldig maken aan het verspreiden van desinformatie; veroordeelt tevens andere wetgeving die momenteel wordt voorbereid; is van mening dat deze wet in strijd is met de EU-Verdragen en -waarden en verzoekt de Commissie daarom om deze stap van de Hongaarse regering aan te merken als autoritaire aanval op de Hongaarse democratie, en ten volle gebruik te maken van de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft om hier iets tegen te doen;

45. spreekt zijn bezorgdheid uit over het Poolse wetsontwerp betreffende bijzondere voorschriften voor de Poolse presidentsverkiezingen van 2020; wijst erop dat het kiesreglement door dit wetsontwerp een maand voor de verkiezingen volledig wordt gewijzigd; wijst erop dat het wetsontwerp niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Constitutioneel Hof van Polen en evenmin met de Gedragscode in verkiezingsaangelegenheden van de Commissie van Venetië; is van oordeel dat het gevaar bestaat dat het beginsel van eerlijke en vrije verkiezingen wordt geschonden als Polen in mei de presidentsverkiezingen in de huidige omstandigheden laat doorgaan;

46. verzoekt de Commissie om intensiever toezicht te houden op de noodmaatregelen van de lidstaten en de uitvoering van die maatregelen, om ervoor te zorgen dat de fundamentele waarden van de EU worden geëerbiedigd, en verlangt van de Commissie en de Raad dat zij krachtige maatregelen nemen (zoals versnelde toepassing van inbreukprocedures, het indienen van verzoeken bij het Hof van Justitie om voorlopige maatregelen te gelasten, het onderzoeken van mogelijkheden om begrotingsmaatregelen te nemen, gebruikmaking van het EU-kader voor de rechtsstaat, toepassing geven aan artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)) om pogingen van lidstaten om de coronacrisis te gebruiken om de democratische beginselen naast zich neer te leggen en personen die kritiek hebben op autoritaire regeringen de mond te snoeren, de kop in te drukken; herhaalt zijn verzoek aan de Raad om ervoor te zorgen dat bij hoorzittingen die plaatsvinden in het kader van artikel 7, lid 1, VEU met betrekking tot Polen en Hongarije ook aandacht wordt besteed aan recente ontwikkelingen; pleit ervoor dat de Commissie van Venetië een advies uitbrengt over de Hongaarse wet XII uit 2020 over de bestrijding van het coronavirus en over het Poolse wetsontwerp betreffende bijzondere voorschriften voor de Poolse presidentsverkiezingen van 2020;

47. benadrukt dat maatregelen van regeringen en van de Commissie voortdurend aan strenge publieke en parlementaire controle onderworpen moeten zijn, om de legitimiteit van die maatregelen te waarborgen; benadrukt daarom dat parlementen naar mogelijkheden moeten zoeken om operationeel te blijven en om op doeltreffende wijze uitvoering te geven aan de aanbevelingen die er in verband met COVID-19 voor de volksgezondheid worden gedaan; is van oordeel dat het Parlement een voortrekkersrol moet spelen door te laten zien hoe de Europese democratie door middel van telewerken en online stemmen in bijzondere situaties ook in de noodsituatie die is ontstaan door COVID-19 kan blijven floreren;

48. is ingenomen met en staat achter de verklaring van het Europees Comité voor gegevensbescherming over de verwerking van persoonsgegevens; benadrukt dat geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens van onder meer mobiele netwerken bruikbaar kunnen zijn voor het beoordelen van de doeltreffendheid van maatregelen om sociale contacten te beperken en fysieke afstand te bewaren, maar dat het individueel tracken van personen op basis van deze gegevens onnodig, niet gerechtvaardigd en niet doeltreffend is, gelet op de goede mogelijkheden die er zijn om het aantal besmettingen beheersbaar te houden, zoals het verplicht stellen van het dragen van beschermende maskers in openbare ruimtes en het op grote schaal bevorderen van het testen van antigenen en antilichamen door middel van EU-brede coördinatie; wijst er voorts op dat het van het allergrootste belang is dat noodmaatregelen in het kader waarvan gebruik wordt gemaakt van persoonsgegevens onderworpen zijn aan democratische en parlementaire toetsing, een duidelijke einddatum hebben en ingetrokken worden zodra zij in het kader van de bestrijding van COVID-19 niet meer nodig zijn;

49. neemt met tevredenheid kennis van de presentatie van het pan-Europees kader voor het traceren van contacten met geïnfecteerde personen via smartphones (“Pan-European Privacy Protecting Proximity Tracing (PEPP-PT)), dat ontwikkeld is door een samenwerkingsverband van 130 wetenschappers verbonden aan 17 instituten; waardeert dit voorbeeld van “privacy by design” omdat het een weerspiegeling is van de Europese manier om technologie in te zetten, waarbij maatschappelijke problemen worden opgelost maar tegelijkertijd de grondrechten worden gewaarborgd; wijst er evenwel op dat de definitieve beoordeling van PEPP-PT zal afhangen van de precieze technische specificaties en dat de centrale servers die gebruikt worden voor het uitwisselen van gerandomiseerde gegevens over contacten op basis waarvan gebruikers worden gewaarschuwd als zij zo dicht bij een persoon zijn geweest die naderhand positief werd getest op het coronavirus dat zij mogelijk besmet zijn, geen al dan niet gepseudonimiseerde gegevens mogen bevatten aan de hand waarvan de gebruiker kan worden geïdentificeerd; dringt er bij de wetenschappers op aan om het kader zodanig te versterken dat het volledig in overeenstemming is met beginsel van gegevensbescherming door ontwerp, zoals vervat in de algemene verordening gegevensbescherming;

50. benadrukt dat applicaties waarmee in het kader van de bestrijding van de COVID-19-pandemie persoonsgegevens worden verwerkt en waarmee op enigerlei wijze gegevens over infecties of andere gegevens voor ziektepreventie worden verwerkt, vallen onder de definitie van “medisch hulpmiddel” als bedoeld in de richtlijn van de Raad betreffende medische hulpmiddelen en dus moeten voldoen aan de vereisten van die richtlijn, zoals het opstellen van een verklaring van overeenstemming; verzoekt de Commissie om de status van een dergelijke app in het kader van haar voorstel tot wijziging van de verordening betreffende medische hulpmiddelen van 2017, dat met ingang van 26 mei 2020 van toepassing zal zijn, te verduidelijken;

51. dringt er bij de Commissie op aan om krachtig te reageren op de agressieve Russische en Chinese propaganda-inspanningen die de COVID-19-pandemie misbruiken om de EU te ondermijnen en onder de lokale bevolking een klimaat van wantrouwen tegenover de EU te scheppen; acht het van cruciaal belang om doeltreffend te communiceren over de financiële, technische en medische bijstand van de EU;

Bescherming en benutting van de voordelen van de interne markt en de monetaire unie

52. vraagt dat de lidstaten die het zwaarst worden getroffen, zoals Italië en Spanje op dit moment, financiële hulp zouden krijgen zonder de last van de toekomstige crisisgerelateerde schuld alleen te moeten dragen en zonder te worden onderworpen aan zuinigheidsvoorwaarden;

53. beschouwt het recente voorstel inzake SURE (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken) als een stap in de goede richting, maar meent dat het qua omvang en gebruik van de middelen te beperkt is en, bovenal, uiteindelijk weinig steun biedt aan de ontvangers, aangezien het bestaat uit leningen die op de langere termijn een bijkomende belasting zullen vormen voor de ontvangende lidstaten in termen van schuld en begrotingstekort; is voorts bezorgd dat het huidige voorstel van de Commissie onvoldoende voorwaarden bevat inzake niet-discriminerende toegang, de omvang van de steun in het kader van nationale regelingen voor kortetermijnwerk en de geografische reikwijdte, en dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan om de voorgestelde verordening in die zin te wijzigen;

54. dringt er bij de lidstaten en de EU-instellingen op aan om samen dringend werk te maken van de zogenaamde “corona-obligaties” om te helpen de nodige middelen beschikbaar te stellen voor de financiering van de onmiddellijke behoeften in de gezondheidszorg en het daaropvolgende economische herstel en om te verzekeren dat de lasten als reactie op deze gemeenschappelijke schok gezamenlijk worden gedragen; benadrukt dat het SURE-voorstel aantoont dat de nodige modaliteiten en rechtsgrond aanwezig zijn voor de oprichting van een specifiek EU-fonds dat dergelijke obligaties kan uitgeven om de economische gevolgen van COVID-19 aan te pakken;

55. verzoekt de Commissie vaart te zetten achter deze corona-obligaties door een specifiek fonds (het “EU-coronavirusfonds”) voor te stellen, waarvan de rechtsgrond voorziet in medebeslissingsbevoegdheden voor het Parlement en democratische aansprakelijkheid op Europees en nationaal niveau, en dat in staat is om op de kapitaalmarkten ten minste 1 biljoen EUR aan te trekken door de uitgave van obligaties waarvan de opbrengst zal worden gebruikt om lidstaten financieel te ondersteunen in verhouding tot de impact van de uitbraak van het coronavirus, op basis van transparante en gezamenlijk overeengekomen indicatoren; vraagt voorts dat de terugbetaling van dergelijke obligaties wordt gegarandeerd door bijdragen van de lidstaten, in verhouding tot hun aandeel in het bbp van de EU; wijst erop dat deze bijdragen idealiter de vorm moeten aannemen van nieuwe eigen middelen van de EU; dringt erop aan dat de uitgetrokken middelen worden gebruikt ter dekking van de uitgaven die nodig zijn om de gevolgen voor de volksgezondheid, alsook de sociale en economische gevolgen van de COVID‑19-crisis aan te pakken, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs en de klimaatverbintenissen van de EU;

56. benadrukt dat het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), als maatregel op de korte termijn, onverwijld de preventieve kredietlijnen moet uitbreiden tot landen die hierom verzoeken teneinde te voorzien in hun financieringsbehoeften op de korte termijn voor het aanpakken van de onmiddellijke gevolgen van de COVID-19-crisis; benadrukt dat deze financiering niet mag worden onderworpen aan zuinigheidsvoorwaarden;

57. dringt er bij de lidstaten op aan snel tot overeenstemming te komen over een aanzienlijke kapitaalinjectie in de Europese Investeringsbank (EIB), teneinde deze in staat te stellen om snel haar aanzienlijke slagkracht in te zetten om de economische gevolgen van COVID-19 te verzachten, inclusief het opzetten van een nieuwe EIB‑kredietlijn om ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) permanent over liquiditeiten kunnen beschikken;

58. beveelt aan dat kmo’s verder worden geholpen door de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten te wijzigen zodat lokale bedrijven bij openbare aanbestedingen voorrang kunnen krijgen;

59. is er stellig van overtuigd dat solidariteit, met inbegrip van financiële steun, moet worden uitgebreid tot onze buurlanden, met inbegrip van de landen in de Westelijke Balkan die zich in de toekomst bij de EU willen aansluiten;

60. verwelkomt het coronavirus-investeringsinitiatief van de Commissie, het pakket voor de Europese structuur- en investeringsfondsen en de herziening van de verordening gemeenschappelijke bepalingen als belangrijke eerste stappen, maar dringt erop aan dat de EU-instellingen en de lidstaten veel verder gaan en dringend elke niet-toegewezen eurocent in de EU-begroting moeten vinden en inzetten en alle niet-vastgelegde middelen van de EU-begroting moeten mobiliseren, ongeacht of dat gebeurt in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering of het Europees Sociaal Fonds, om aan de medische, sociale en economische behoeften in de strijd tegen COVID-19 tegemoet te komen; meent dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar de behoeften van landen die vóór de COVID-19-crisis reeds economische moeilijkheden hadden;

61. dringt er bij de EU-instellingen op aan om snel werk te maken van een aanzienlijke uitbreiding van de programma’s en middelen die worden gemobiliseerd in het kader van de EU-respons op de COVID-19-crisis; wijst erop dat aan het begin van het jaar in de EU-begroting voor 2020 marges en flexibiliteitsinstrumenten ter waarde van meer dan 4 miljard EUR beschikbaar waren, die dringend moeten worden ingezet; benadrukt dat geen enkele EU-regio mag achterblijven; is daarom ingenomen met de ontwerpen van gewijzigde begroting nrs. 1 en 2, die in de juiste richting gaan;

62. dringt er bij de EU-instellingen op aan om zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor het zomerreces een opwaartse herziening van de verordening betreffende het meerjarig financieel kader (MFK) goed te keuren, teneinde een aanzienlijke uitbreiding van de programma’s en middelen die worden ingezet in het kader van de EU-respons op de COVID-19-crisis mogelijk te maken;

63. verlangt dat de EU-instellingen overeenstemming bereiken over een meerjarig financieel kader met een totale omvang van 1 324 miljard EUR als erkenning van de noodzaak, benadrukt door de COVID-19-crisis, van een grotere budgettaire veerkracht van de EU; vraagt voorts dat bovenop het akkoord over het bovengenoemde bedrag (op te nemen in de EU-begroting) een stimuleringspakket wordt overeengekomen om de economische, sociale en gezondheidscrisis op de korte tot middellange termijn te helpen aanpakken, veerkracht op te bouwen en op de middellange tot lange termijn het hoofd te bieden aan de milieucrisis;

64. erkent de noodzaak om op een snelle en niet-bureaucratische manier extra middelen in te zetten om de lidstaten te helpen COVID-19 en de gevolgen ervan doeltreffend te bestrijden, maar benadrukt dat het potentieel misbruik van die middelen moet worden onderzocht en bestraft zodra de onmiddellijke crisis voorbij is; is daarom van mening dat een vernieuwd MFK voldoende middelen moet omvatten voor het Europees Openbaar Ministerie (EOM) om dit in staat te stellen het vertrouwen van de burgers te winnen, fraude te bestrijden, activa in beslag te nemen en daardoor op de middellange termijn budgetneutraal te worden; vraagt dat de begroting van het EOM wordt gefinancierd via rubriek 7 (Europese overheidsdienst), op soortgelijke wijze als de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, de Europese Dienst voor extern optreden en de Europese Ombudsman, teneinde de onafhankelijkheid ervan te versterken;

65. dringt erop aan dat de EU nog vóór de zomer moet zorgen voor een grotere zichtbaarheid en voorspelbaarheid van de begroting voor volgend jaar en dat zij, indien geen overeenkomst wordt bereikt over de noodzakelijke uitbreiding ervan, snel een noodplan moet goedkeuren om te voorkomen dat de EU-programma’s aan het eind van 2020 volledig tot stilstand komen;

Interne markt

66. vraagt dat, hoewel tijdelijke grensmaatregelen in sommige specifieke gevallen aanvaardbaar kunnen zijn, mits zij passend, evenredig en in de tijd beperkt zijn, de Commissie ervoor moet zorgen dat dergelijke maatregelen geen inbreuk vormen op het recht op vrij verkeer, met name het non-discriminatiebeginsel;

67. benadrukt dat het grensoverschrijdend verkeer van eerstelijnswerkers in sectoren die van essentieel belang zijn in de strijd tegen COVID-19, met name personeel in de gezondheidszorg en ouderenzorg, maar ook in de voedingssector, zoals seizoenarbeiders in de landbouw, niet mag worden beperkt en dat hun gezondheidszorg moet worden gewaarborgd; dringt er voorts op aan dat grensmaatregelen geen afbreuk mogen doen aan het recht op asiel, het recht op gezinshereniging of het recht op een familieleven, en niet als gevolg mogen hebben dat mensen de doorreis naar hun thuisland wordt geweigerd;

68. benadrukt dat de grenzen open moeten blijven voor handel, en met name voor de levering van voedsel; wijst erop dat de behoefte aan grensoverschrijdende seizoenarbeiders in de landbouw nog urgenter kan worden als er, zoals velen mogelijk achten, een tweede golf van COVID-19 komt die samenvalt met de oogsttijd;

69. dringt er bij de EU en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de grenscontroles snel verlopen, zodat verse producten niet bederven;

70. meent dat alle uitvoer van levende dieren naar niet-EU-landen en alle vervoer van levende dieren tussen de lidstaten voor trajecten van meer dan acht uur moeten worden opgeschort zolang de problemen met de lange wachtrijen en de weigering van toegang aan bepaalde grenzen tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen niet onder controle zijn;

Bescherming van de sociale, economische en ecologische toekomst van de EU

71. is ervan overtuigd dat de COVID-19-crisis de absolute noodzaak van transformatieve initiatieven zoals een ingrijpender en ambitieuzere Europese Green Deal die een verregaande opwaardering van de sociale en economische instellingen van de EU omvat, nog versterkt; benadrukt dat de strijd tegen de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies niet alleen absoluut noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat onze samenlevingen op onze planeet kunnen blijven gedijen, maar ook ruime kansen voor werkgelegenheid en economische ontwikkeling biedt die de Europese economie nodig heeft om zich te herstellen van de COVID-19-schok;

72. dringt er bij de Commissie op aan om onmiddellijk werk te maken van de opstelling van een EU-breed groen investerings- en herstelplan dat veel verder gaat dan het huidige investeringsplan voor een duurzaam Europa in termen van ambitie, reikwijdte en omvang, en dat wordt gefinancierd door middel van nieuwe instrumenten en eigen middelen, alsook versterkte capaciteiten van de EU-begroting, het ESM en de EIB, ondersteund door de capaciteit van de Europese Centrale Bank voor de aankoop van activa;

73. dringt erop aan dat het groene investerings- en herstelplan een echt transformatief project moet zijn, dat niet alleen gericht is op de naleving van de milieuverbintenissen van de EU die nodig zijn om het levensondersteunende systeem van de mensheid te vrijwaren, maar er ook naar streeft ons volledige sociaaleconomische bestel te hervormen om het gevaarlijke gebrek aan veerkracht van de openbare diensten, de landbouw en het financieel-economische systeem te verhelpen, dat het duurzame welzijn van de bevolking in de EU ondermijnt;

74. wijst erop dat de COVID-19-crisis eens te meer duidelijk heeft gemaakt dat de EU, en met name de eurozone, niet beschikt over de economische governance-instrumenten die het mogelijk maken middelen over te hevelen naar waar zij nodig zijn om de economische situatie te stabiliseren; acht het daarom van essentieel belang dat de noodzaak van stabilisatie in aanmerking wordt genomen bij de lopende hervormingen van het bestuur van de economische en monetaire unie (onder meer hervormingen van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen, alsook plannen voor een herverzekeringssysteem voor nationale socialezekerheidsstelsels);

75. erkent dat de openbare diensten moeten worden beschermd en opgewaardeerd om in de basisbehoeften van de bevolking te voorzien en om de ecologische transitie en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te verzekeren; meent dat het van essentieel belang is om de bestendigheid tegen toekomstige crisissen te verzekeren om ervoor te zorgen dat openbare diensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, toegang tot schone lucht en schoon water, energie en openbaar vervoer, alsook sociale bescherming, in de hele EU beschermd en gewaarborgd zijn; meent dat de tijd is gekomen voor de invoering van een Europese gezondheidsgarantie en versterkte EU‑bevoegdheden op het gebied van volksgezondheid; benadrukt dat het debat over wat moet worden beschouwd als een basisbehoefte die door de openbare diensten moet worden verzekerd of wat moet worden beschermd als onderdeel van het gemeenschappelijke goed moet worden opgenomen in de onderwerpen die in het kader van de Conventie over de toekomst van Europa worden besproken;

76. dringt er bij de EU en de lidstaten op aan een beroep te doen op het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten om een grondige evaluatie te verrichten van het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het verband tussen pandemieën zoals COVID-19, Influenza A/H1N1, MERS en SARS die worden veroorzaakt door ziekteverwekkers die overgaan van dier op mens, en de achteruitgang van de biodiversiteit, de ontbossing en andere veranderingen in het landgebruik, teneinde de beleidsmakers te informeren over biodiversiteitsstrategieën waarmee het risico op dergelijke zoönoses tot een minimum kan worden beperkt;

77. besluit tot de oprichting van een bijzondere commissie met het nodige mandaat en de nodige bevoegdheden om lessen te trekken uit de crisis en de respons daarop in de hele EU, zodat wij ervoor kunnen zorgen dat de lidstaten beter voorbereid zijn om dergelijke grote uitdagingen, van welke aard ook, in de toekomst gezamenlijk het hoofd te bieden, en het Parlement in staat te stellen aanbevelingen te doen aan de Commissie en de Raad;

78. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

 

Laatst bijgewerkt op: 15 april 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid