ONTWERPRESOLUTIE over toerisme en vervoer in en na 2020
10.6.2020 - (2020/2649(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Roman Haider, Marco Campomenosi, Massimo Casanova, Julie Lechanteux, Philippe Olivier, Lucia Vuolo, Paolo Borchia, Maximilian Krah
namens de ID-Fractie
B9‑0180/2020
Resolutie van het Europees Parlement over toerisme en vervoer in en na 2020
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de uitbraak van COVID-19 zeer ernstige negatieve gevolgen heeft gehad voor het passagiers- en vrachtvervoer, in alle sectoren, en voor het toerisme in het algemeen;
B. overwegende dat de vervoerssector behoefte heeft aan passende economische ondersteuning, die moet worden verstrekt met inachtneming van toegankelijkheid en connectiviteit, de bescherming van de consumentenrechten en de beperking van de administratieve lasten en kosten voor de betrokken ondernemingen;
C. overwegende dat banen in de sectoren toerisme en vervoer moeten worden beschermd, rekening houdend met de gevolgen voor de financiële situatie van werkgevers en werknemers, met inbegrip van banen die onzeker zijn geworden door het maandenlange gebrek aan omzet;
D. overwegende dat het herstelplan voor de EU op het gebied van vervoer en toerisme vooral gericht is op de financiering van alternatieve infrastructuur om groener vervoer te bevorderen;
E. overwegende dat het voorstel van de Commissie om bijzonder strikte doelstellingen op te leggen teneinde CO2-emissies bij het passagiers- en goederenvervoer te beperken, het herstel van ondernemingen die momenteel met financiële moeilijkheden kampen in de weg kan staan;
F. overwegende dat deze overambitieuze doelstellingen al aanzienlijke gevolgen hebben voor de automobielindustrie, niet in de laatste plaats door de algemene moeilijkheden op de binnenlandse markten voor elektrische voertuigen;
G. overwegende dat de Europese luchtvaartmaatschappijen hun verkeersvolume met 80 % hebben zien afnemen omdat vluchten als gevolg van de inperkingsmaatregelen werden afgelast, en dat zij in de komende maanden een reëel risico lopen om failliet te gaan;
H. overwegende dat de energietransitie bij het passagiers- en goederenvervoer plaatsvindt in een economische situatie die reeds ernstig wordt bedreigd door oneerlijke concurrentie en sociale fraude in verband met de detachering van werknemers;
I. overwegende dat de maatregelen ter bescherming van de gezondheid in het licht van de uitbraak van COVID-19 belangrijk en noodzakelijk zijn, maar dat deze maatregelen tijdens de herstelfase ook evenredig moeten zijn;
1. merkt op dat er dringend behoefte is aan sectorale maatregelen op nationaal niveau om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de beroepsbeoefenaren in de sectoren vervoer en toerisme, die bijzonder zwaar zijn getroffen door de COVID-19-crisis;
2. meent dat naar behoren rekening moet worden gehouden met de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), belanghebbenden en werknemers in de sectoren vervoer en toerisme, door middel van passend overleg, met het oog op de vaststelling van specifieke, op de binnenlandse markt van elke lidstaat toegesneden maatregelen;
3. wijst erop dat het veiligstellen van bedrijven en banen in de sectoren vervoer en toerisme de hoeksteen vormt van het economische en industriële concurrentievermogen, aangezien vervoer een strategische sector is voor de economieën van de lidstaten, met name voor de industrie en het toerisme;
4. benadrukt het belang van het toerisme, dat een essentiële bijdrage levert tot de economische groei en het nationale bbp van de lidstaten; wijst op de noodzaak van maatregelen ter bescherming van zowel consumenten als belanghebbenden in de toeristische sector, met inbegrip van touroperators en reisbureaus;
5. neemt kennis van de vaststelling door de Commissie van een mededeling over toerisme en vervoer in en na 2020 (COM(2020)0550) en van een maatregelenpakket voor toerisme en vervoer op 13 mei 2020;
6. wijst op het belang van berggebieden en kustgebieden, die meer dan een derde van de toeristische ondernemingen in Europa aantrekken, waaronder veel kmo’s die met uiteenlopende uitdagingen worden geconfronteerd; dringt erop aan dat strandconcessies worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de herziene Richtlijn 2006/123/EG[1];
7. betreurt het door de Commissie voorgestelde EU-herstelplan en meent dat de tot dusver genomen maatregelen nog meer marktverstoringen, oneerlijke concurrentie en sociale dumping tussen de lidstaten kunnen veroorzaken;
8. herinnert eraan dat het aandringen op de Europese Green Deal het economisch herstel van Europese bedrijven na de COVID-19-crisis zou kunnen ondermijnen en benadrukt dat het opleggen van strenge klimaatdoelen Europa een concurrentienadeel zou kunnen geven ten opzichte van derde landen;
9. benadrukt dat het belangrijk is om connectiviteit en toegankelijkheid te waarborgen voor mensen in alle regio’s, met name perifere gebieden, landelijke en berggebieden, dunbevolkte gebieden en eilanden, die moeilijker te bereiken zijn en hogere vervoerskosten vereisen;
10. benadrukt het belang van duidelijke en actuele informatie over de geldende voorschriften voor reizigers en consumenten;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.
- [1] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.