Ontwerpresolutie - B9-0197/2020Ontwerpresolutie
B9-0197/2020

ONTWERPRESOLUTIE over de antiracismedemonstraties na de dood van George Floyd

16.6.2020 - (2020/2685(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Michael Gahler, Isabel Wiseler‑Lima, Roberta Metsola, Sandra Kalniete
namens de PPE-Fractie

Procedure : 2020/2685(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0197/2020
Ingediende teksten :
B9-0197/2020
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0197/2020

Resolutie van het Europees Parlement over de antiracismedemonstraties na de dood van George Floyd

(2020/2685(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over racisme, antisemitisme en haat tegen minderheden in de wereld,

 gezien de persconferentie via videoverbinding van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 2 juni 2020 naar aanleiding van de dood van George Floyd,

 gezien de gedachtewisseling van 5 juni 2020 over de zaak van George Floyd in de Subcommissie mensenrechten,

 gezien de verklaring van Michelle Bachelet, hoge commissaris van de VN voor de rechten van de mens, van 28 mei 2020 waarin het doden van George Floyd werd veroordeeld,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie,

 gezien Protocol nr. 12 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM),

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966,

 gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat George Floyd, een Afrikaans-Amerikaanse man, er op 25 mei 2020 van werd verdacht een vals biljet van 20 dollar te hebben gebruikt en daarop door de politie werd gearresteerd buiten een winkel in Minneapolis, Minnesota; overwegende dat politieagent Derek Chauvin minutenlang met zijn knie op George Floyd’s nek drukte, hetgeen diens dood tot gevolg had;

B. overwegende dat Derek Chauvin is beschuldigd van “moord in de tweede graad” en doodslag, aanklachten waarop een gezamenlijke maximumstraf van 35 jaar staat; overwegende dat de drie andere agenten die bij de arrestatie van George Floyd betrokken waren, ontslagen zijn en aangeklaagd zijn wegens medeplichtigheid;

C. overwegende dat deze dood in alle 50 staten van de VS en in Washington D.C. een reeks antiracistische protesten op gang heeft gebracht, die zich naar verschillende delen van de wereld hebben verspreid; overwegende dat er ook demonstranten zijn bijeengekomen voor het politiebureau in Minneapolis waar de bij de arrestatie van George Floyd betrokken politieagenten gestationeerd waren, en dat ze het in brand hebben gestoken; overwegende dat er in verschillende steden in de VS gewelddadige confrontaties tussen de politie en betogers hebben plaatsgevonden en dat de Nationale Garde is ingezet;

D. overwegende dat een verslaggever van CNN, Omar Jimenez, en zijn collega’s zijn gearresteerd terwijl zij verslag uitbrachten over de protesten in Minneapolis en dat zij naderhand zijn vrijgelaten nadat bevestigd was dat zij deel uitmaakten van de media; overwegende dat veel journalisten ervan werden weerhouden vrij te berichten over de demonstraties, hoewel hun mediastatus zichtbaar was, en dat tientallen van hen door politieagenten werden aangevallen en enkelen daardoor ernstige verwondingen hebben opgelopen;

E. overwegende dat de antiracismedemonstraties zich, na twee weken van aanhoudende protesten in de VS, over de hele wereld hebben verspreid; overwegende dat in tientallen landen demonstranten hebben gewezen op de dringende noodzaak van gerechtigheid, politiehervorming en rassengelijkheid;

F. overwegende dat de democratische internationale gemeenschap, met inbegrip van de Europese Unie, het buitensporig gebruik van geweld krachtig heeft verworpen, geweld en racisme van welke aard ook heeft veroordeeld, en heeft opgeroepen om al deze incidenten snel, doeltreffend en met volledige eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten aan te pakken;

G. overwegende dat het geweld en de vernieling van eigendommen het probleem van diepgewortelde discriminatie niet zullen oplossen en stevig aan de kaak moeten worden gesteld; overwegende dat de demonstranten op vreedzame wijze uiting moeten geven aan hun roep om gerechtigheid en dat de politie en andere ordehandhavingsdiensten de huidige gespannen situatie niet verder mogen laten escaleren door buitensporig geweld te gebruiken;

H. overwegende dat het recht op vreedzaam protest is vastgelegd in de artikelen 18 tot en met 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en wordt beschermd door het eerste amendement op de Amerikaanse grondwet; overwegende dat landen verplicht zijn het recht op vreedzaam protest te eerbiedigen, te beschermen en toe te passen;

I. overwegende dat de EU zich ertoe verbindt de vrijheid van meningsuiting en informatie alsook de vrijheid van vergadering en vereniging te eerbiedigen;

J. overwegende dat de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt en daarom kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties die bij wet zijn vastgesteld en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechtelijke macht te waarborgen, zoals bepaald in artikel 10 van het EVRM;

K. overwegende dat de EU overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie “de essentiële staatsfuncties [van de lidstaten eerbiedigt], met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid”; overwegende dat “met name de nationale veiligheid [...] de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat [blijft]”;

1. verklaart dat zwarte levens ertoe doen;

2. verwerpt elke vorm van geweld, discriminatie, expliciete en impliciete raciale vooroordelen en het ongelijke genot van mensenrechten en grondrechten, dat neerkomt op structureel racisme; wijst erop dat veel onderdrukte groepen op gebieden als de toegang tot justitie, onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid nog steeds te maken hebben met institutionele en systemische vormen van discriminatie op grond van hun etnische afkomst; wijst erop dat veel van deze groepen het doelwit zijn van racistische haatzaaiende uitlatingen en haatdelicten;

3. veroordeelt met klem de dood van George Floyd en betuigt zijn volledige solidariteit met zijn familie en vrienden; dringt er bij de Amerikaanse autoriteiten op aan om een grondig onderzoek naar dit voorval en soortgelijke voorvallen te voeren en de personen die daarvoor verantwoordelijk zijn, te vervolgen;

4. herinnert eraan dat in internationale verdragen en in de grondwet van de Verenigde Staten is neergelegd dat elk individu het recht heeft om vreedzaam te demonstreren; benadrukt dat het recht op vrijheid van vergadering, het recht op vrijheid van vereniging en het recht op vrijheid van meningsuiting overal ter wereld onvoorwaardelijk moeten worden beschermd;

5. veroordeelt de gevallen van plundering, brandstichting, vandalisme en vernieling van openbare en particuliere eigendommen die door een aantal gewelddadige demonstranten zijn veroorzaakt; hekelt de extremistische en antidemocratische krachten die de vreedzame protesten doelbewust misbruiken om de conflicten te verergeren met als doel wanorde en anarchie te verspreiden;

6. roept landen wereldwijd op om effectief op haatmisdrijven te reageren en onder meer onderzoek te doen naar de door vooroordelen ingegeven motieven die aan de basis liggen van misdrijven op grond van ras, nationaliteit of etnische afkomst, en te ervoor te zorgen dat haatmisdrijven tegen zwarte mensen en andere gemeenschappen worden geregistreerd, onderzocht, vervolgd en bestraft;

7. herinnert eraan dat er internationale strategieën tegen racisme moeten worden ontwikkeld om iets te doen aan de relatieve situatie van mensen uit onderdrukte gemeenschappen op gebieden als onderwijs, huisvesting, ondernemerschap, gezondheid, werkgelegenheid, politie, sociale diensten, het rechtssysteem en politieke participatie en vertegenwoordiging;

8. vraagt dat er een einde wordt gemaakt aan alle vormen van raciale en etnische profilering bij wetshandhaving, misdaadpreventie en terrorismebestrijding, en vraagt dat praktijken van onwettige discriminatie en geweld officieel worden verboden door de autoriteiten opleidingen tegen racisme en vooroordelen te geven;

9. wijst op de belangrijke rol van journalisten en persfotografen bij het melden van gevallen van onevenredig geweld en veroordeelt alle gevallen waarin zij het doelwit waren; onderstreept dat landen een positieve verplichting hebben om journalisten in de EU en wereldwijd te beschermen;

10. benadrukt dat regeringen een nationaal wets- en beleidskader voor het gebruik van geweld door wetshandhavers moeten vaststellen en uitvoeren, en ervoor moeten zorgen dat alle wetshandhavers de internationale mensenrechtenwetgeving en de normen inzake politiewerk volledig in acht nemen, met name de VN-grondbeginselen inzake het gebruik van geweld en vuurwapens door wetshandhavers;

11. verzoekt de Commissie nauw samen te werken met internationale actoren zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de VN, de Afrikaanse Unie en de Raad van Europa, alsook met andere internationale partners, om racisme op internationaal niveau te bestrijden;

12. hekelt het feit dat extremistische en xenofobe krachten wereldwijd steeds vaker historische, statistische en wetenschappelijke feiten verdraaien en gebruikmaken van symbolen en retoriek die doen denken aan aspecten van totalitaire propaganda, waaronder racisme, antisemitisme en haat jegens seksuele en andere minderheden;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, president Donald Trump van de Verenigde Staten en zijn regering, en het Congres van de Verenigde Staten.

 

Laatst bijgewerkt op: 17 juni 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid