Ontwerpresolutie - B9-0205/2020Ontwerpresolutie
B9-0205/2020

ONTWERPRESOLUTIE over de internationale en nationale ontvoering door ouders van EU-kinderen in Japan

1.7.2020 - (2020/2621(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 227, lid 2, van het Reglement

Dolors Montserrat
namens de Commissie verzoekschriften

Procedure : 2020/2621(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0205/2020
Ingediende teksten :
B9-0205/2020
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0205/2020

Resolutie van het Europees Parlement over de internationale en nationale ontvoering door ouders van EU-kinderen in Japan

(2020/2621(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

 gezien artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (VRK) van 20 november 1989,

 gezien het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna “het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980”),

 gezien artikel 2 en artikel 3, leden 1, 5 en 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

 gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

 gezien het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963,

 gezien zijn resolutie van 28 april 2016 over het veiligstellen van de belangen van het kind in de gehele EU op basis van verzoekschriften die gericht zijn aan het Europees Parlement[1],

 gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind van 2017,

 gezien de rol en werkzaamheden van de coördinator Kinderrechten van het Europees Parlement op het gebied van kinderontvoering door ouders en geschillen inzake ouderlijk gezag en omgangsrechten met betrekking tot kinderen met het EU-burgerschap in Japan,

 gezien de beraadslagingen tijdens de vergadering van de Commissie verzoekschriften van 19 en 20 februari 2020,

 gezien artikel 227, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Commissie verzoekschriften tijdens haar vergadering van 19 februari 2020 de verzoekschriften nrs. 0594/2019, 0841/2019, 0842/2019 en 0843/2019 heeft behandeld inzake kinderontvoering door ouders en bezoekrechten met betrekking tot gemengde stellen die bestaan uit een EU-burger en een Japans staatsburger;

B. overwegende dat in deze verzoekschriften zorgen worden geuit over de gebrekkige handhaving door Japan van rechterlijke uitspraken met betrekking tot het terugbrengen van kinderen in het kader van het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980, alsook over het gebrek aan middelen voor de handhaving van de omgangs- en bezoekrechten, waardoor ouders uit de EU geen zinvolle relatie kunnen onderhouden met hun kinderen in Japan;

C. overwegende dat een verontrustend groot aantal ontvoeringszaken waarbij een van de ouders EU-burger is en de ander Japans staatsburger nog onopgelost is;

D. overwegende dat er op grond van het Japanse recht geen co-ouderschap of gezamenlijk ouderlijk gezag kan worden toegekend; overwegende dat door verschillende bronnen is aangetoond dat kinderontvoering een ernstige vorm van kindermishandeling is;

E. overwegende dat er in Japan weinig tot geen sprake is van omgangs- of bezoekrechten voor achtergelaten ouders;

F. overwegende dat alle lidstaten partij zijn bij het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 en het VRK;

G. overwegende dat Japan in 2014 is toegetreden tot het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 en sinds 1994 partij is bij het VRK;

H. overwegende dat kinderen die EU-burgers zijn en in Japan wonen recht moeten hebben op bescherming en de nodige zorg met het oog op hun welzijn; overwegende dat zij vrijelijk hun mening mogen uiten; overwegende dat aan hun mening over hen betreffende aangelegenheden in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid passend belang wordt gehecht;

I. overwegende dat ouders de primaire verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind; overwegende dat de partijen alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind, wordt geëerbiedigd;

J. overwegende dat bij alle maatregelen met betrekking tot EU-kinderen in Japan het belang van het kind voorop moet staan;

K. overwegende dat ieder EU-kind in Japan het recht moet hebben om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact te onderhouden met beide ouders, tenzij dit tegen zijn belangen indruist;

L. overwegende dat de partijen moeten waarborgen dat een kind niet tegen zijn wil of tegen de wil van zijn ouders van de ouders wordt gescheiden, tenzij de bevoegde autoriteiten na rechterlijke toetsing en in overeenstemming met de toepasselijke wetten en procedures bepalen dat zulks noodzakelijk is in het belang van het kind; overwegende dat een dergelijke beslissing noodzakelijk kan zijn in een bepaald geval, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van misbruik of verwaarlozing van het kind door de ouders of wanneer de ouders gescheiden leven en er een beslissing moet worden genomen ten aanzien van de verblijfplaats van het kind;

M. overwegende dat de partijen het recht van een kind dat gescheiden leeft van een of beide ouders om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact te onderhouden met beide ouders moeten eerbiedigen, tenzij dit tegen zijn belangen indruist;

N. overwegende dat alle partijen bij het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 interne maatregelen en wetgeving moeten vaststellen die verenigbaar zijn met hun verplichtingen en taken uit hoofde van het verdrag om de tijdige terugkeer van het kind te waarborgen;

O. overwegende dat een kind wiens de ouders in verschillende landen wonen het recht moet hebben om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact te onderhouden met beide ouders, behalve in uitzonderlijke gevallen;

P. overwegende dat Frans president Emmanuel Macron, Italiaans premier Giuseppe Conte en Duits bondskanselier Angela Merkel namens Franse, Italiaanse en Duitse ouders hebben gesproken met Japans premier Shinzo Abe, en dat de Europese ambassadeurs in Japan de Japanse minister van Justitie samen een brief hebben gestuurd over kinderontvoeringen door ouders;

Q. overwegende dat in augustus 2019 een formele klacht werd ingediend bij de VN-Mensenrechtenraad door ouders wier kinderen door de andere ouder zijn ontvoerd; R.  overwegende dat de coördinator Kinderrechten van het Parlement sinds 2018 individuele ouders heeft geholpen en specifieke problemen met betrekking tot kinderontvoering door ouders en geschillen over ouderlijk gezag en omgangsrechten waarbij EU-burgers betrokken zijn, heeft aangekaart bij de Japanse autoriteiten, waaronder bij de Japanse minister van Justitie in oktober 2018 en de Japanse ambassadeur bij de EU in mei 2019;

S. overwegende dat de Commissie verzoekschriften op 6 maart 2020 en de coördinator Kinderrechten van het Parlement op 5 februari 2020 een brief hebben gestuurd naar de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Josep Borrell, met het verzoek de internationale verplichtingen van Japan uit hoofde van het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 en het VRK op de agenda van de volgende gezamenlijke vergadering in het kader van de strategische partnerschapovereenkomst tussen de EU en Japan te plaatsen;

T. overwegende dat de EU Japan op 31 januari 2020, tijdens de tweede gezamenlijke vergadering van het gemengd comité in het kader van de strategische partnerschapsovereenkomst EU-Japan, heeft verzocht zijn interne rechtskader en de doeltreffende tenuitvoerlegging daarvan te verbeteren om zorg te dragen voor de eerbiediging van rechterlijke uitspraken en de internationale verplichtingen van Japan, waaronder de verplichtingen van het land uit hoofde van het VRK en het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980; overwegende dat de EU bovendien heeft benadrukt dat het belang van het kind voorop moet staan en dat de bezoekrechten van ouders moeten worden geëerbiedigd;

U. overwegende dat de Commissie verzoekschriften naar aanleiding van haar vergadering van 19 en 20 februari 2020 een brief heeft gestuurd naar de missie van Japan bij de Europese Unie om de Japanse autoriteiten met klem te verzoeken de nationale en internationale wetgeving inzake kinderrechten en de civiele aspecten van internationale kinderontvoering na te leven;

1. uit zijn bezorgdheid over het lot van kinderen in Japan die door een van de ouders zijn ontvoerd, alsook over het feit dat de toepasselijke wetgeving en rechterlijke uitspraken niet overal worden gehandhaafd; brengt in herinnering dat EU-kinderen in Japan recht moeten hebben op de bescherming die is voorzien in de internationale verdragen waarmee hun rechten worden gewaarborgd;

2. stelt met spijt vast dat Japan, als strategische partner van de EU, de internationale regels met betrekking tot kinderontvoeringen niet lijkt na te leven; brengt in herinnering dat het rechtskader van het land verbeterd moet worden, zodat, bijvoorbeeld, uitspraken van de Japanse rechtbanken en rechtbanken van betrokken landen in procedures overeenkomstig het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 inzake de terugkeer van het kind doeltreffend in Japan worden gehandhaafd;

3. onderstreept dat de eerbiediging van de beginselen betreffende de mensenrechten voor kinderen afhangt van de nationale maatregelen die door de Japanse regering worden genomen; benadrukt dat verscheidene wetgevende en niet-wetgevende maatregelen nodig zijn om onder meer het recht van het kind om contact te hebben met beide ouders te waarborgen; verzoekt de Japanse autoriteiten met klem uitspraken van rechtbanken inzake omgangs- en bezoekrechten voor achtergelaten ouders doeltreffend te handhaven, zodat deze ouders zinvol contact kunnen onderhouden met hun kinderen die in Japan wonen; beklemtoont dat het belang van het kind daarbij altijd voorop moet staan;

4. benadrukt dat bij kinderontvoeringen snel moet worden opgetreden aangezien het verstrijken van de tijd op lange termijn schadelijke gevolgen kan hebben voor het kind en voor de toekomstige relatie tussen het kind en de achtergelaten ouder;

5. wijst erop dat kinderontvoering door ouders het welzijn van het kind kan aantasten en op lange termijn schadelijk kan zijn; benadrukt dat kinderontvoering zowel bij het kind als bij de achtergelaten ouder tot geestelijke-gezondheidsproblemen kan leiden;

6. benadrukt dat een van de voornaamste doelstellingen van het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 erin bestaat om kinderen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van kinderontvoering door ouders, door procedures vast te stellen om te waarborgen dat het kind onmiddellijk wordt teruggebracht naar het land waar het kind direct voorafgaand aan de ontvoering zijn normale verblijfsplaats had;

7. is ingenomen met de steun en betrokkenheid van de coördinator Kinderrechten van het Parlement bij het aankaarten van deze kwestie en vraagt haar te blijven samenwerken met de Commissie verzoekschriften aan de kwesties die in de verzoekschriften aan bod komen;

8. benadrukt dat alle beschermingssystemen voor kinderen transnationale en grensoverschrijdende regelingen moeten omvatten met het oog op de specifieke problematiek van grensoverschrijdende conflicten;

9. stelt voor om, in samenhang met de Haagse Conferentie, een gebruiksvriendelijk Europees informatieportaal in het leven te roepen om ouders die verwikkeld zijn in een grensoverschrijdend familiegeschil te helpen (bijvoorbeeld door het Europees e-justitieportaal aan te vullen met informatie over kinderontvoering door ouders naar derde landen en informatie over andere kinderrechten);

10. beveelt de lidstaten aan hun burgers betrouwbare informatie te verstrekken over het familierecht en kinderrechten in derde landen, waaronder waarschuwingen over de problemen waar zij in landen zoals Japan tegenaan kunnen lopen in het geval van een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed;

11. is ingenomen met de inzet die de Commissie heeft getoond om deze kwestie in alle mogelijke fora te bespreken, waaronder in het gemengd comité in het kader van de strategische partnerschapovereenkomst tussen de EU en Japan;

12. verzoekt de VV/HV deze kwestie op de agenda van de volgende vergadering in het kader van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan te plaatsen; verzoekt de Japanse autoriteiten het wetboek van strafrecht en het burgerlijk wetboek van Japan ten uitvoer te leggen;

13. herinnert eraan dat de Japanse autoriteiten er op grond van het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 voor moeten zorgen dat de centrale autoriteiten hun verplichtingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7 van het verdrag nakomen, en onder meer achtergelaten ouders helpen in contact te blijven met hun kinderen;

14. wijst erop dat de Japanse autoriteiten de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen moeten eerbiedigen om vertegenwoordigers van de lidstaten in staat te stellen hun consulaire taken uit te voeren, met name in gevallen waarbij het belang van het kind en de rechten van ouders (met een EU-nationaliteit) op het spel staan;

15. benadrukt dat beperking of volledige ontkenning van omgangs- en bezoekrechten van ouders een inbreuk vormt op artikel 9 van het VRK;

16. verzoekt de Commissie en de Raad de aandacht te vestigen op de verplichtingen van de partijen uit hoofde van het VRK, en met name op het recht van kinderen om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met beide ouders te onderhouden, tenzij dit tegen zijn belangen indruist;

17. verzoekt de Japanse autoriteiten in dit verband internationale aanbevelingen op te volgen om de nodige wijzigingen aan te brengen in hun nationale rechtssysteem en te voorzien in de mogelijkheid tot co-ouderschap/gedeeld ouderlijk gezag, teneinde de nationale wetgeving af te stemmen op de internationale verplichtingen van het land en ervoor te zorgen dat bezoek- en omgangsrechten in overeenstemming zijn met de verplichtingen van het land uit hoofde van het VRK; verzoekt de Japanse autoriteiten zich te houden aan hun verplichtingen uit hoofde van het VRK, dat door hen is geratificeerd;

18. roept de Japanse autoriteiten op beter samen te werken met de EU en de doeltreffende handhaving van omgangs- en bezoekrechten die aan achtergelaten ouders zijn toegekend door middel van rechterlijke uitspraken mogelijk te maken;

19. verzoekt de Commissie de aanbevelingen van alle betrokken instanties op nationaal en EU-niveau met betrekking tot grensoverschrijdende bemiddeling ter harte te nemen;

20. roept op tot meer internationale samenwerking tussen de lidstaten en derde landen om alle internationale wetgeving inzake de bescherming van kinderen ten uitvoer te leggen, evenals, in het bijzonder, het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980;

21. onderstreept dat goed toezicht op de situatie na de rechterlijke uitspraak van cruciaal belang is, ook wanneer het contact met de ouders in stand wordt gehouden; verzoekt de lidstaten via de websites van hun ministeries van Buitenlandse Zaken en hun ambassades in Japan informatie te verspreiden over de risico’s met betrekking tot kinderontvoering in Japan en het optreden van de Japanse autoriteiten op dit gebied;

22. verzoekt de Raad de samenwerking tussen de in de lidstaten ingestelde meldingsmechanismen voor kinderontvoering met een grensoverschrijdende dimensie te verbeteren, de Commissie te helpen bij het opzetten van meldpunten voor vermiste kinderen, en verslag uit te brengen over de sluiting van de desbetreffende samenwerkingsovereenkomsten inzake grensoverschrijdende ontvoeringszaken op basis van de richtsnoeren van de Commissie ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind;

23. roept de lidstaten op gezamenlijke inspanningen te leveren en deze kwestie op de agenda van alle bilaterale en multilaterale ontmoetingen met Japan te plaatsen om druk uit te oefenen op de Japanse autoriteiten en er zo voor te zorgen dat zij hun verplichtingen uit hoofde van de internationale wetgeving inzake kinderbescherming volledig naleven;

24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Europese Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en aan de regering en het parlement van Japan.

 

Laatst bijgewerkt op: 6 juli 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid