ONTWERPRESOLUTIE over een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme - Actieplan van de Commissie en andere recente ontwikkelingen
1.7.2020 - (2020/2686(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Markus Ferber, David Casa, Roberta Metsola, Emil Radev
namens de PPE-Fractie
Jonás Fernández, Birgit Sippel, Eero Heinäluoma, Paul Tang
namens de S&D-Fractie
Luis Garicano, Ramona Strugariu, Frédérique Ries
namens de RenewFractie
Saskia Bricmont, Sven Giegold
namens de Verts/ALE-Fractie
José Gusmão
namens de GUE/NGL-Fractie
B9-0207/2020
Resolutie van het Europees Parlement over een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme - Actieplan van de Commissie en andere recente ontwikkelingen
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 7 mei 2020 inzake een actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme (C(2020)2800),
– gezien het antiwitwaspakket van de Commissie dat is aangenomen op 24 juli 2019 en dat bestaat uit een politieke mededeling getiteld “Naar een betere toepassing van het kader voor de bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme” (COM(2019)0360), het verslag over de beoordeling van recente vermeende gevallen van het witwassen van geld waarbij EU-kredietinstellingen betrokken zijn (“post mortem”) (COM(2019)0373), het verslag over de beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten (het verslag over de supranationale risicobeoordeling) (COM(2019)0370) en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2019)0650), en het verslag over de onderlinge koppeling van nationale gecentraliseerde automatische mechanismen (centrale registers of centrale elektronische systemen voor gegevensontsluiting) van de lidstaten voor bankrekeningen (COM(2019)0372),
– gezien Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (AML/CFT), tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad[1] en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (vierde AML-richtlijn)[2], en als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van Richtlijn 2009/138/EG en Richtlijn 2013/36/EU (vijfde AML-richtlijn)[3],
– gezien Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie[4],
– gezien Richtlijn (EU) 2019/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten, en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ van de Raad[5], Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld[6] en Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005[7],
– gezien Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie[8], en het verslag van de Commissie van 2 juni 2020 over de uitvoering van deze richtlijn, getiteld “Ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen: zorgen dat misdaad niet loont” (COM(2020)0217),
– gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)[9],
– gezien Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden[10],
– gezien de conclusies van de Raad van 5 december 2019 over de strategische prioriteiten inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering,
– gezien de conclusies van de Raad van 17 juni 2020 over de intensivering van het financieel rechercheren ter bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit,
– gezien het advies van de Europese Bankautoriteit van 24 juli 2019 over mededelingen aan onder toezicht staande entiteiten inzake witwaspraktijken en gevaren met betrekking tot de financiering van terrorisme bij prudentieel toezicht,
– gezien zijn resolutie van 19 april 2018 over de bescherming van onderzoeksjournalisten in Europa: de zaak van de Slowaakse journalist Ján Kuciak en Martina Kušnírová[11],
– gezien zijn resolutie van 15 november 2017 over de rechtsstaat in Malta[12],
– gezien zijn resolutie van 28 maart 2019 over de stand van zaken ten aanzien van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie binnen de EU, in het bijzonder in Malta en Slowakije[13],
– gezien zijn resolutie van 18 december 2019 over de rechtsstaat in Malta, na de recente onthullingen over de moord op Daphne Caruana Galizia[14],
– gezien de routekaart van de Commissie “Naar een nieuwe methode voor de EU-beoordeling van derde landen met een hoog risico op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering”,
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 22 juni 2018 getiteld “Methode voor de identificatie van derde landen met een hoog risico op grond van Richtlijn (EU) 2015/849” (SWD(2018)0362),
– gezien de vier gedelegeerde verordeningen die de Commissie heeft goedgekeurd ((EU) 2016/1675[15], (EU) 2018/105[16], (EU) 2018/212[17] en (EU) 2018/1467[18]) tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen,
– gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over de dringende noodzaak om een zwarte lijst van derde landen op te stellen in het kader van de antiwitwasrichtlijn[19],
– gezien zijn resolutie van 26 maart 2019 over financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking[20],
– gezien zijn resolutie van 19 september 2019 over de stand van zaken ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de antiwitwaswetgeving van de Unie[21],
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat volgens de Commissie ongeveer 1 % van het jaarlijkse bbp van de Unie, 160 miljard EUR, betrokken is bij verdachte financiële activiteiten[22], zoals het witwassen van geld in verband met corruptie, wapen-, mensen- en drugshandel, belastingontduiking en -fraude, financiering van terrorisme en andere illegale activiteiten die EU-burgers in hun dagelijks leven treffen;
B. overwegende dat in de periode 2010-2014 volgens Europol 2,2 % van de geschatte criminele opbrengsten voorlopig in beslag werd genomen of werd bevroren en slechts 1,1 % van de criminele opbrengsten werd geconfisqueerd op EU-niveau, en dat dus 98,9 % van de geschatte criminele opbrengsten niet werd geconfisqueerd en in handen van criminelen bleef[23];
C. overwegende dat het kader van de Unie voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (AML/CTF) is versterkt door de vaststelling van de vierde AML-richtlijn in mei 2015 en de vijfde AML-richtlijn in april 2018 en de omzetting ervan in de nationale wetgeving van de lidstaten tegen respectievelijk juni 2017 en januari 2020, en door andere begeleidende wetgeving en maatregelen; overwegende dat de derde AML-richtlijn niet altijd naar behoren ten uitvoer is gelegd in de lidstaten, en dat er evenwel geen inbreukprocedures zijn ingeleid door de Commissie; overwegende dat de Commissie tegen een meerderheid van de lidstaten inbreukprocedures heeft ingeleid wegens het niet naar behoren omzetten in nationale wetgeving van de vierde AML-richtlijn en tegen een grote meerderheid van de lidstaten procedures heeft ingeleid wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen of mededeling van gedeeltelijke omzettingsmaatregelen in het kader van de vijfde AML-richtlijn[24];
D. overwegende dat het Parlement in maart 2019 een ambitieuze resolutie heeft aangenomen over financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking, waarin het concludeerde dat er een grootschalige herziening van de bestaande EU-regels tegen witwassen nodig is;
E. overwegende dat de Commissie op 7 mei 2020 een actieplan[25] voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme vastgesteld heeft, dat is opgebouwd uit zes pijlers;
F. overwegende dat op diezelfde dag de nieuwe methode voor de identificatie van derde landen met een hoog risico en strategische tekortkomingen op het gebied van AML/CTF is gepubliceerd en dat deze methode niet enkel berust op externe informatiebronnen; overwegende dat voor landen die volgens deze methode zijn geïdentificeerd als derde landen met een hoog risico, versterkte cliëntenonderzoeksmaatregelen van toepassing zullen zijn, overeenkomstig de verplichtingen die zijn vastgesteld in de vierde en vijfde AML-richtlijnen;
G. overwegende dat een gefragmenteerd wetgevings-, institutioneel en regelgevingslandschap binnen de EU op het gebied van AML/CTF leidt tot extra kosten en lasten voor degenen die grensoverschrijdende diensten aanbieden, bedrijven ertoe aanzet om zich te vestigen in landen waar de regels minder strikt zijn, en ertoe leidt dat personen, organisaties en hun financiële bemiddelaars illegale activiteiten kunnen ondernemen in gebieden waar toezicht en handhaving worden gezien als zwakker en/of soepeler; overwegende dat het huidige AML/CTF-wetgevingskader leidt tot afwijkende interpretaties van de AML-richtlijnen en verschillende praktijken in de lidstaten;
H. overwegende dat er de afgelopen paar jaar meerdere onthullingen zijn geweest met betrekking tot AML/CTF, waaronder de gevallen die staan vermeld in het verslag van de Commissie over de beoordeling van recente vermeende gevallen van het witwassen van geld waarbij EU-kredietinstellingen betrokken zijn, het CumEx-schandaal inzake dividendarbitrage en de Luanda Leaks-onthullingen; overwegende dat er regelmatig nieuwe onthullingen zijn en dat hierbij vaak sprake is van misbruik van EU-fondsen en corruptie in de lidstaten; overwegende dat dit aantoont dat de strijd van de EU tegen witwassen en financieren van terrorisme een prioriteit moet blijven en dat de EU haar AML/CTF-wetgevingskader moet actualiseren;
I. overwegende dat de dienst interne audit van de Europese Investeringsbank (EIB) in 2019 de tenuitvoerlegging van het ALM/CTF-kader, met name vanaf 2017, aan een audit heeft onderworpen, waarbij grote lacunes aan het licht kwamen, deels in verband met de onvolledige aanpassing van het kader; overwegende dat de EIB een plan heeft opgesteld om alle vastgestelde lacunes tegen juli 2020 weg te werken;
J. overwegende dat de Financiële-actiegroep (FATF) in mei 2020[26] ervoor heeft gewaarschuwd dat de toename van COVID-19-gerelateerde misdrijven, zoals fraude, cybercriminaliteit en verkeerd gebruik en misbruik van overheidsgeld en internationale financiële steun, nieuwe inkomstenbronnen creëert voor illegale actoren; overwegende dat ook Europol ervoor heeft gewaarschuwd dat criminelen al snel de kans hebben gegrepen om misbruik te maken van de crisis door hun werkwijze aan te passen en nieuwe criminele activiteiten te ontwikkelen, met name door middel van cybercriminaliteit, fraude, namaak en georganiseerde vermogenscriminaliteit[27]; overwegende dat de Europese Bankautoriteit (EBA) specifieke aanbevelingen heeft gedaan voor bevoegde nationale autoriteiten om te werken met meldingsplichtige entiteiten teneinde specifieke AML/CTF-risico’s in verband met de COVID-19-uitbraak in kaart te brengen en te beperken en hun toezichtsinstrumenten aan te passen[28];
K. overwegende dat er in de top tien van geheimhoudingslanden (volgens de “Financial Secrecy Index”) van het Tax Justice Network, twee EU-lidstaten, één Europees land en twee overzeese gebieden van een voormalige EU-lidstaat staan; overwegende dat de strijd tegen witwassen en corruptie daarom moet beginnen binnen de EU;
L. overwegende dat volgens de Financial Secrecy Index van 2020 landen die deel uitmaken van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) verantwoordelijk zijn voor 49 % van alle financiële geheimhouding in de wereld;
EU-actieplan en AML/CTF-kader
1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie van 7 mei 2020 inzake een actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme, waarmee de aanzet wordt gegeven voor verdere verbeteringen, met name op het gebied van handhaving en tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving; roept de Unie op om met betrekking tot alle zes pijlers van dit actieplan zo snel mogelijk vooruitgang te boeken;
2. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om één pakket regels op het gebied van AML/CTF voor te stellen, door onder meer de relevante delen van de AML-richtlijn om te zetten in een verordening zodat er een meer geharmoniseerd pakket aan regels komt om witwassen en financieren van terrorisme aan te pakken; stelt voor dat de Commissie overweegt om in deze verordening aandacht te besteden aan de volgende punten: identificatie van uiteindelijke begunstigden; een lijst van meldingsplichtige entiteiten en hun rapportageverplichtingen; cliëntenonderzoeksverplichtingen, waaronder verplichtingen in verband met politiek prominente personen; bepalingen inzake registers van uiteindelijke begunstigden en gecentraliseerde mechanismen inzake betaal- en bankrekeningen; het kader voor samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s); de toezichtsnormen voor zowel financiële als niet-financiële meldingsplichtige entiteiten, en de bescherming van personen die verdenkingen van witwassen of financieren van terrorisme melden; is van mening dat er wellicht aanvullende technische normen moeten worden vastgesteld, maar dat essentiële harmoniseringsnormen moeten worden opgenomen in de verordening, teneinde de juiste rol voor het Parlement en de Raad als medewetgevers bij dit zeer gevoelige onderwerp te waarborgen;
3. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om, binnen de komende 12 maanden, een nieuwe institutionele architectuur van de EU voor te stellen voor AML/CTF, op basis van een AML/CTF-toezichtshouder op EU-niveau en een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme van de EU voor FIE’s; verzoekt de Commissie te overwegen om het coördinatie- en ondersteuningsmechanisme van de EU op te richten in de vorm van een EU-FIE; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat financiële en niet-financiële meldingsplichtige entiteiten onder de verantwoordelijkheid van de AML/CTF-toezichthouder vallen, met rechtstreekse toezichthoudende bevoegdheden over bepaalde meldingsplichtige entiteiten, afhankelijk van hun omvang of het risico dat zij vormen, en toezicht op de toepassing van EU-regels door nationale toezichthouders; pleit voor een duidelijke verdeling van de respectieve bevoegdheden van de EU en de nationale toezichthouders, alsook voor duidelijkheid over de voorwaarden voor rechtstreeks toezicht door de AML/CTF-toezichthouder op EU-niveau naar aanleiding van een risicobeoordeling of wanneer de gedragingen of handelingen van nationale toezichthouders inadequaat en/of ontoereikend worden bevonden; pleit ervoor om de AML/CTF-toezichthouder op EU-niveau en de EU-FIE budgettaire en functionele onafhankelijkheid te geven;
4. verzoekt de Commissie het gemeenschappelijk rulebook op het gebied van AML/CTF uit te breiden om het scala aan meldingsplichtige entiteiten te vergroten, met name om nieuwe en disruptieve marktsectoren evenals technologische innovatie en ontwikkelingen in de internationale normen te integreren en om ervoor te zorgen dat de verlening van diensten evenzeer onder de regelgeving valt als de levering van goederen; verzoekt de Commissie de risico’s van cryptoactiva aan te pakken door het “ken-uw-klant”-beginsel breed te handhaven, met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat niet-financiële meldingsplichtige entiteiten worden onderworpen aan een soortgelijk toezicht als financiële entiteiten, door een onafhankelijke overheidsinstantie op nationaal niveau, en ervoor te zorgen dat het niveau van bewustwording, opleiding, naleving en foutbestraffing door deze onafhankelijke nationale autoriteiten toereikend is; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake AML/CTF niet leidt tot nationale wetgeving die maatschappelijke organisaties buitensporige belemmeringen oplegt voor hun activiteiten;
5. herinnert aan zijn standpunt dat er behoefte is aan onderling verbonden en hoogwaardige registers van uiteindelijk begunstigden in de Unie, waarbij hoge normen voor gegevensbescherming moeten worden gewaarborgd; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de drempel voor de identificatie van een uiteindelijk begunstigde kan worden verlaagd, rekening houdend met wat gebruikelijk is in de Verenigde Staten, en voor te stellen dat openbare registers voor uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke constructies worden opgezet; verzoekt de Commissie voorstellen te doen om de bestaande mazen in de regelgeving te dichten waardoor ondernemingen hun uiteindelijk begunstigden achter gemachtigden kunnen verbergen, en roept haar op ondernemingen in staat te stellen te verzoeken om beëindiging van een handelsrelatie indien de uiteindelijk begunstigde niet kan worden geïdentificeerd; verzoekt de Commissie te beoordelen in hoeverre het noodzakelijk en evenredig is de informatie in de grond- en onroerendgoedregisters te harmoniseren, en roept haar op aan de onderlinge koppeling van deze registers te werken; verzoekt de Commissie zo nodig een wetgevingsvoorstel bij het verslag te voegen;
6. verzoekt de Commissie het gebrek aan te pakken aan voldoende en nauwkeurige gegevens in de nationale registers die kunnen worden gebruikt om de uiteindelijk begunstigden te identificeren, met name in situaties waarin een netwerk van brievenbusondernemingen wordt gebruikt; verlangt dat de transparantienormen inzake uiteindelijk begunstigden zowel op het niveau van de EU als op dat van de lidstaten worden aangescherpt opdat zij in mechanismen zouden voorzien om de nauwkeurigheid van gegevens te controleren; verzoekt de Commissie sterker toe te zien op de omzetting van bepalingen inzake het opzetten van registers van uiteindelijk begunstigden in de lidstaten om ervoor te zorgen dat ze naar behoren functioneren en openbare toegang verlenen tot hoogwaardige gegevens;
7. is verheugd over het plan om te zorgen voor de onderlinge koppeling van centrale registers van bank- en betaalrekeningen in de hele EU met het oog op snellere toegang tot financiële informatie voor rechtshandhavingsautoriteiten en FIE’s tijdens de verschillende onderzoeksfasen en ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking met volledige inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermingsregels;
8. verzoekt de Commissie te herzien hoeveel informatie moet worden verzameld bij de oprichting van vennootschappen en juridische entiteiten, trusts en soortgelijke juridische constructies, en roept haar op meer gedetailleerde bepalingen voor te stellen met betrekking tot cliëntenonderzoek bij de opening van financiële rekeningen, met inbegrip van bankrekeningen;
9. verzoekt de Commissie een meer geharmoniseerde reeks doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties op EU-niveau voor te stellen voor inbreuken op de regelgeving inzake AML/CTF;
Tenuitvoerlegging van de AML-richtlijnen
10. betreurt ten zeerste dat er geen inbreukprocedures zijn ingeleid voor een onjuiste tenuitvoerlegging van de derde AML-richtlijn en verzoekt de Commissie dergelijke inbreukprocedures tegen lidstaten in te leiden wanneer deze gerechtvaardigd zijn; is er ernstig bezorgd over dat een groot aantal lidstaten de vierde AML-richtlijn niet ten uitvoer heeft gelegd; stelt met tevredenheid vast dat de Commissie nultolerantie hanteert en inbreukprocedures tegen lidstaten inleidt op grond van haar bevindingen bij de volledigheidscontroles; is er ernstig over bezorgd dat de uiterste termijn voor de omzetting van de vijfde AML-richtlijn van 10 januari 2020 evenals de respectieve uiterste termijnen van 10 januari 2020 voor de registers van uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten en 10 maart 2020 voor trusts en soortgelijke juridische constructies door veel lidstaten niet zijn gehaald; stelt dan ook met tevredenheid vast dat de Commissie al een aantal inbreukprocedures heeft ingeleid en roept de Commissie voorts op om zo snel mogelijk nog meer inbreukprocedures tegen lidstaten in te leiden op grond van haar bevindingen bij de volledigheidscontroles;
11. betreurt dat de correctheidscontroles voor de vierde AML-richtlijn niet door de Commissie zelf konden worden uitgevoerd vanwege een gebrek aan capaciteit en dat deze pas enkele jaren na de inwerkingtreding van de richtlijn worden afgerond, zodat de behoorlijke tenuitvoerlegging van de AML/CTF-verplichtingen in de lidstaten nog wordt vertraagd; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk grondige correctheidscontroles uit te voeren en zo nodig nog meer inbreukprocedures in te leiden; dringt er bij de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan op aan om de vierde en de vijfde AML-richtlijn onmiddellijk en correct om te zetten en ten uitvoer te leggen; is bezorgd over het algemene gebrek aan handhaving met betrekking tot witwaszaken en corruptiezaken op hoog niveau in de lidstaten en roept de Commissie op om de ontwikkelingen zeer nauwlettend te volgen en in dit verband meer resoluut en krachtiger op te treden;
12. stelt met tevredenheid vast dat aanbevelingen inzake AML/CTF zijn opgenomen in de landspecifieke aanbevelingen voor bepaalde lidstaten die de Raad in het kader van het Europees semester heeft aangenomen; dringt er bij de Commissie op aan om met name te beoordelen of de nationale FIE’s over voldoende middelen beschikken om de risico’s inzake AML/CTF doeltreffend aan te pakken;
EU-lijst van derde landen met een hoog risico
13. dringt er bij de Commissie op aan verder na te gaan of het mogelijk is om een “grijze lijst” van derde landen met een potentieel hoog risico op te stellen, naar het voorbeeld van de huidige aanpak van de EU om niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden op een lijst te plaatsen; is bezorgd dat de lange duur van het twaalf maanden durende proces dat moet leiden tot het eindoordeel over de identificatie van derde landen met strategische tekortkomingen, het risico meebrengt dat er onnodige vertragingen ontstaan voor doeltreffende AML/CTF-acties; stelt met tevredenheid vast dat de Commissie niet alleen vertrouwt op de procedure waarmee de FATF landen op de lijst plaatst en dat zij bereid is de aangescherpte criteria van de vijfde AML-richtlijn te gebruiken, met name wat betreft de transparantie inzake uiteindelijk begunstigden, om een autonome beoordeling van derde landen uit te voeren, die vrij moet zijn van geopolitieke inmenging;
14. plaatst vraagtekens bij de aanpak in het werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “Methodology for identifying high-risk third countries under Directive (EU) 2015/849” (methode voor de identificatie van derde landen met een hoog risico in het kader van Richtlijn (EU) 2015/849), waarin landen met een aanzienlijk dreigingsniveau worden vastgesteld op grond van twee cumulatieve voorwaarden; beveelt aan landen met een aanzienlijk risico op witwassen of terrorismefinanciering onmiddellijk en zonder extra voorwaarden op de lijst van niet-coöperatieve jurisdicties te plaatsen en pas van de lijst te schrappen wanneer zij de noodzakelijke toezeggingen volledig zijn nagekomen;
15. dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een transparante procedure met duidelijke en concrete criteria voor landen die toezeggen hervormingen door te voeren om te voorkomen dat zij op de lijst worden geplaatst; verzoekt de Commissie voorts haar beoordelingen van geëvalueerde en op de lijst geplaatste landen bekend te maken om publieke toetsing te waarborgen zodat de beoordeling niet kan worden misbruikt;
16. verzoekt de Commissie tegenmaatregelen te nemen ten aanzien van derde landen die niet meewerken aan Europese onderzoeken op het gebied van AML/CTF, waaronder het onderzoek naar de moord op onderzoeksjournaliste Daphne Caruana Galizia;
Huidig EU-toezicht
17. benadrukt dat het huidige AML/CTF-kader van de EU te lijden heeft onder tekortkomingen bij de handhaving van de EU-regels in combinatie met een gebrek aan efficiënt toezicht; steunt de reeds goedgekeurde uitbreiding van de bevoegdheden van de EBA, maar herhaalt zijn diepe bezorgdheid over het vermogen van de EBA om een onafhankelijke beoordeling uit te voeren vanwege haar bestuursstructuur;
18. verzoekt de nationale bevoegde autoriteiten evenals de ECB rekening te houden met de risico’s van financiële criminaliteit bij het uitvoeren van de procedure voor toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP), waartoe zij reeds bevoegd zijn overeenkomstig het bestaande wetgevingskader; verzoekt de ECB de bevoegdheid te verlenen om de vergunning in te trekken van in de eurozone actieve banken die de verplichtingen inzake AML/CTF niet nakomen, onafhankelijk van de beoordeling van de nationale AML-autoriteiten;
19. verzoekt de EBA een onderzoek in te stellen naar de onthullingen van de Luanda Leaks, met name om te beoordelen of er sprake is van inbreuken op het nationale of het EU-recht, en om de door de financiële toezichthouders genomen maatregelen te beoordelen; verzoekt de EBA passende aanbevelingen aan de bevoegde autoriteiten te doen voor hervormingen en maatregelen; verzoekt andere bevoegde autoriteiten op nationaal niveau een onderzoek in te stellen of voort te zetten naar de onthullingen van de Luanda Leaks en belanghebbenden te vervolgen wanneer blijkt dat zij in strijd met de AML/CTF-regels hebben gehandeld;
20. wijst op de rol van internationale onderzoeksjournalisten en klokkenluiders bij de onthulling van mogelijke misdrijven van corruptie, witwassen van geld en algemeen wangedrag door politiek prominente personen, alsmede op de rol van financiële en niet-financiële intermediairs die met mogelijk onrechtmatig verkregen middelen zijn geïnfiltreerd in het financiële stelsel van de EU zonder behoorlijke controles;
21. stelt met bezorgdheid vast dat de Luanda Leaks en andere schandalen uit het verleden, zoals cum-ex, de Panama Papers, Lux Leaks en de Paradise Papers, het vertrouwen van de burgers in onze financiële en belastingstelsels herhaaldelijk hebben geschokt; benadrukt dat het van cruciaal belang is om het vertrouwen van het publiek te herstellen en te zorgen voor eerlijke en transparante belastingstelsels en fiscale rechtvaardigheid;
22. stelt vast dat de EBA en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) afzonderlijke onderzoeken hebben uitgevoerd naar constructies voor dividendarbitrage; neemt kennis van de resultaten van het personeelsonderzoek van de EBA en haar plan met tien actiepunten voor 2020-2021 om het toekomstige kader van prudentiële en antiwitwasvoorschriften voor dergelijke constructies te verbeteren; betreurt echter dat het onderzoek van de EBA meer dan 18 maanden heeft geduurd om tot de conclusie te komen dat een formele onderzoeksprocedure moest worden ingeleid; verzoekt ESMA een grondig onderzoek in te stellen en zo spoedig mogelijk ambitieuze aanbevelingen te doen; betreurt dat er geen zichtbare maatregelen zijn van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten om onderzoek te doen naar en vervolging in te stellen tegen entiteiten en personen die verantwoordelijk zijn voor deze illegale dividendarbitragepraktijken, en betreurt het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten;
Samenwerking tussen de lidstaten
23. wijst erop dat de bestuurlijke, gerechtelijke en rechtshandhavingsautoriteiten binnen de EU beter moeten samenwerken; stelt met tevredenheid vast dat de Commissie gehoor heeft gegeven aan de herhaalde oproep van het Parlement om een effectbeoordeling uit te voeren voor de instelling van een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme voor de FIE’s van de lidstaten; verzoekt de Commissie te overwegen om een EU-FIE op te richten om de opsporing van verdachte transacties met een grensoverschrijdend karakter te kunnen ondersteunen, en een gezamenlijke analyse uit te voeren met het oog op samenwerking over de grenzen heen; stelt voor dat dit mechanisme de bevoegdheid krijgt om gemeenschappelijke uitvoeringsmaatregelen of normen voor samenwerking tussen de FIE’s voor te stellen en om opleiding, capaciteitsopbouw en wederzijds leren voor FIE’s te bevorderen; benadrukt dat het belangrijk is dat dit mechanisme toegang krijgt tot de relevante informatie in de verschillende lidstaten en dat het de bevoegdheid krijgt om grensoverschrijdende zaken te behandelen;
24. roept op verdere initiatieven goed te keuren die AML/CTF-acties op EU- en nationaal niveau kunnen afdwingen, zoals uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en versterking van de bestaande agentschappen zoals het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en Eurojust; neemt kennis van het voornemen van de Commissie om met een voorstel te komen ter versterking van het mandaat van Europol, zoals aangegeven in haar aangepaste werkprogramma, en wijst er nogmaals op dat een versterkt mandaat hand in hand moet gaan met passende parlementaire controle; is van mening dat het een prioriteit moet zijn Europol de bevoegdheid te verlenen een verzoek om opening van grensoverschrijdende onderzoeken in te dienen, met name in gevallen van ernstige aanvallen op klokkenluiders en onderzoeksjournalisten die een essentiële rol spelen bij de onthulling van corruptie, fraude, wanbeheer en andere wanpraktijken in de openbare en particuliere sector;
25. is ingenomen met de oprichting van het Europees Centrum voor de bestrijding van financiële en economische criminaliteit van Europol, dat de operationele steun aan de lidstaten en de EU-organen op het gebied van financiële en economische criminaliteit zal versterken en de systematische uitvoering van financiële onderzoeken zal bevorderen;
26. verzoekt de Commissie een voorstel te overwegen voor een Europees kader voor grensoverschrijdend belastingonderzoek en onderzoek naar andere grensoverschrijdende financiële misdrijven;
27. verzoekt de lidstaten en de EU-instellingen met het oog hierop om te werken aan een spoedige instelling van het EOM, en is van oordeel dat alle lidstaten die nog geen kennis hebben gegeven van hun voornemen om deel te nemen aan het EOM dat alsnog moeten doen; dringt aan op de toewijzing van realistische financiële en personele middelen, alsmede op de benoeming van voltijds gedelegeerd aanklagers door de lidstaten, om tegemoet te komen aan de verwachte zware werklast van het EOM;
28. merkt op dat de voorgestelde budgettaire en personele middelen niet volstaan om ten volle ondersteuning te bieden bij onderzoeken in verband met AML en de bestaande coördinatiemechanismen, zoals het operationele netwerk voor AML (AMON) en het uitwisselingsplatform FIU.net;
Andere gerelateerde aspecten
29. onderstreept in het kader van het verzamelen van financiële inlichtingen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme het potentieel van goede samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector, met inbegrip van mogelijke publiek-private partnerschappen (PPP’s), waarvan in de toekomst beter gebruik moet worden gemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van platforms voor het delen van informatie tussen rechtshandhavingsinstanties, FIE’s en de particuliere sector; spoort alle relevante belanghebbenden aan een bijdrage te leveren, met name door tijdens de openbare raadpleging nu goed werkende praktijken te delen; is van mening dat dergelijke samenwerking strikt binnen de grenzen van de toepasselijke gegevensbeschermingsregels en met eerbiediging van de grondrechten moet verlopen; verzoekt de Commissie een duidelijk rechtskader voor te stellen voor de oprichting van tripartiete platforms, waarin het profiel en de taken van de deelnemers worden geregeld en waarmee wordt gewaarborgd dat dezelfde regels worden nageleefd voor de uitwisseling van informatie, de bescherming van privacy en persoonsgegevens, de beveiliging van gegevens, de rechten van verdachten en andere grondrechten; is van mening dat snelle en volledige feedback over de doeltreffendheid en de afhandeling van meldingen van vermoedelijke witwaspraktijken of vermoedelijke terrorismefinanciering van cruciaal belang is om de bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering doeltreffender te maken;
30. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om alle bestaande regelingen voor burgerschap of verblijf door investeringen zo snel mogelijk af te schaffen, met name wanneer er onvoldoende controle is en gebrek aan transparantie, om het vaak daarmee samenhangende risico op witwassen tot een minimum te beperken, evenals de ondermijning van het wederzijdse vertrouwen en van de integriteit van het Schengengebied, naast andere politieke, economische en veiligheidsrisico’s voor de EU en haar lidstaten; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk verslag uit te brengen over de maatregelen die zij voornemens is te treffen met betrekking tot regelingen voor burgerschap of verblijf door investeringen, alsmede over de conclusies van de daartoe door haar opgerichte deskundigengroep; verzoekt de Commissie nader te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden om inbreukprocedures tegen lidstaten in te leiden wegens schending van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);
31. verzoekt de Commissie toe te zien op de handhaving door de lidstaten van Verordening (EU) 2018/1805 van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen[29] om de grensoverschrijdende ontneming van criminele vermogensbestanddelen en de behoorlijke omzetting en tenuitvoerlegging te bevorderen van Richtlijn 2014/42/EU betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie; verzoekt de Commissie de bestaande gegevens over in beslag genomen en geconfisqueerde vermogensbestanddelen bij te werken; verzoekt de Commissie in haar komende wetgevingsvoorstellen bepalingen op te nemen om administratieve bevriezing door FIE’s te vergemakkelijken, evenals een rechtskader om financiële instellingen te verplichten intrekkingsverzoeken naadloos op te volgen en uit te voeren, alsmede bepalingen om snelle grensoverschrijdende samenwerking tussen de autoriteiten in dit verband mogelijk te maken; is bezorgd omdat de algemene resultaten op het gebied van geconfisqueerde vermogensbestanddelen niet bevredigend zijn en het confiscatiepercentage in de EU zeer laag blijft; verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan regels inzake het gebruik van geconfisqueerde vermogensbestanddelen voor het algemeen belang of voor sociale doeleinden en zich in te zetten voor de teruggave van geconfisqueerde vermogensbestanddelen aan slachtoffers in landen buiten de EU;
32. is verheugd over de door de Commissie geschetste mogelijkheid om de AML/CTF-toezichthouder van de EU bepaalde bevoegdheden te verlenen om toezicht te houden op en ondersteuning te verlenen bij de tenuitvoerlegging van het bevriezen van vermogensbestanddelen in het kader van beperkende EU-maatregelen (sancties) in de lidstaten;
33. is ingenomen met de goedkeuring van Richtlijn (EU) 2018/1673 van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld, waarmee nieuwe strafrechtelijke bepalingen worden ingevoerd en doeltreffendere en snellere grensoverschrijdende samenwerking tussen de bevoegde instanties mogelijk moet worden gemaakt om het witwassen van geld en de daarmee samenhangende financiering van terrorisme en georganiseerde misdaad op doeltreffender wijze te voorkomen; dringt aan op een verdere analyse van de noodzaak om de bestaande regels te harmoniseren, met inbegrip van de definitie van een aantal basisdelicten die verband houden met het witwassen van geld, zoals fiscale misdrijven;
34. is verheugd over de goedkeuring van Richtlijn 2019/1153 van 20 juni 2019 tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten, en wacht op de beoordeling door de Commissie van de noodzaak en evenredigheid van de uitbreiding van de definitie van financiële informatie tot elke soort informatie of gegevens waarover overheidsinstanties of meldingsplichtige entiteiten beschikken en die voor FIE’s beschikbaar zijn, alsmede van de mogelijkheden en uitdagingen die verbonden zijn aan een uitbreiding van de uitwisseling van financiële informatie of financiële analyse tussen FIE’s binnen de Unie tot andere ernstige strafbare feiten dan terrorisme of aan terrorisme verbonden georganiseerde criminaliteit;
35. is bezorgd over de gevolgen die de COVID-19-pandemie kan hebben voor het vermogen van regeringen en actoren uit de particuliere sector om de normen inzake AML/CTF toe te passen; verzoekt de Commissie om in samenwerking met de EBA overleg te plegen met de nationale autoriteiten voor AML/CTF om de specifieke risico’s en moeilijkheden inzake AML/CTF die voortvloeien uit de COVID-19-pandemie te beoordelen en op basis daarvan concrete richtsnoeren op te stellen voor een grotere veerkracht en betere handhaving;
36. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de EU wat AML/CTF betreft op mondiaal niveau met één stem spreekt, met name door de Commissie in staat te stellen de EU bij de FATF te vertegenwoordigen, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en zoals het geval is voor andere beleidsgebieden;
37. dringt aan op duidelijkere richtsnoeren van organen op EU-niveau zoals het Europees Comité voor gegevensbescherming inzake de bescherming van persoonsgegevens en privacy en de naleving van het AML/CTF-kader, met name wat zorgvuldigheidsverplichtingen en gegevensbewaring betreft, aangezien de nationale organen voor gegevensbescherming in het verleden uiteenlopende benaderingen hebben gehanteerd in de verschillende lidstaten;
38. dringt erop aan dat er meer personele en financiële middelen worden toegewezen aan de betrokken eenheid van het directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie van de Commissie, en stelt met tevredenheid vast dat er extra middelen zijn uitgetrokken voor de EBA;
39. verzoekt de lidstaten een volledig en transparant onderzoek in te stellen naar alle meldingen van witwaspraktijken en daarmee samenhangende criminaliteit, waaronder moord en geweld tegen klokkenluiders en journalisten; herhaalt zijn standpunt over de instelling van een door het Parlement uit te reiken Daphne Caruana Galiziaprijs; verzoekt de Maltese autoriteiten alle beschikbare middelen in te zetten om de aanstichters van de moord op Daphne Caruana Galizia te identificeren en nader onderzoek in te stellen naar de personen tegen wie nog steeds ernstige beschuldigingen van witwaspraktijken bestaan sinds haar verslagen door de onthullingen in de Panama Papers zijn bevestigd; verzoekt de Maltese autoriteiten voorts een onderzoek in te stellen naar de financiële intermediairs die banden hebben met Mossack Fonseca en nog steeds in Malta actief zijn, en is bezorgd over de ondoeltreffende zelfregulering door de beroepsgroep van accountants; dringt aan op de uitlevering van de voormalige eigenaar en voorzitter van Pilatus Bank aan Malta nu het Amerikaanse Ministerie van Justitie de tenlasteleggingen tegen hem heeft ingetrokken vanwege procedurele kwesties, en dringt er bij de Maltese autoriteiten op aan de bankier te vervolgen op verdenking van het witwassen van geld en andere financiële misdrijven;
40. is ernstig bezorgd over het gebrek aan effectief toezicht, zoals dit aan het licht is gekomen bij de evaluatie van de prestaties van de Deense en de Estse toezichthouder in het kader van het schandaal waarbij de Danske Bank betrokken is; is bovendien bezorgd over het recente Wirecardschandaal, alsmede over de rol en de mogelijke tekortkomingen van de Duitse financiële toezichthoudende autoriteit BaFin; dringt erop aan dat de EU en de nationale bevoegde autoriteiten een onderzoek instellen naar het ontbrekende bedrag van 1,9 miljard euro en verzoekt de Commissie na te gaan hoe de werking van de accountancysector kan worden verbeterd, onder meer door middel van gezamenlijke controles;
41. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
- [1] Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (derde AML-richtlijn) (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).
- [2] PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.
- [3] PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43.
- [4] PB L 334 van 27.12.2019, blz. 1.
- [5] PB L 186 van 11.7.2019, blz. 122.
- [6] PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22.
- [7] PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6.
- [8] PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39.
- [9] PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
- [10] PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17.
- [11] PB C 390 van 18.11.2019, blz. 111.
- [12] PB C 356 van 4.10.2018, blz. 29.
- [13] Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0328.
- [14] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0103.
- [15] PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1.
- [16] PB L 19 van 24.1.2018, blz. 1.
- [17] PB L 41 van 14.2.2018, blz. 4.
- [18] PB L 246 van 2.10.2018, blz. 1.
- [19] Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0216.
- [20] Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0240.
- [21] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0022.
- [22] Politico, “Dirty money failures signal policy headaches for new Commission” (Gebrekkig optreden tegen crimineel geld betekent problemen voor nieuwe Commissie), 24 juli 2019.
- [23] Europol, “Does crime still pay? – Criminal Asset Recovery in the EU – Survey of Statistical Information 2010-2014” (Loont misdaad nog steeds? - Ontneming van criminele vermogensbestanddelen in de EU - Overzicht van statistische informatie 2010-2014), 1 februari 2016.
- [24] Europese Commissie, directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie, “Anti-money laundering directive V (AMLD V) – transposition status” (Antiwitwasrichtlijn V (vijfde AML-richtlijn) - omzettingsstatus), 2 juni 2020.
- [25] Mededeling van de Commissie van 7 mei 2020 inzake een actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme (COM(2020)2800).
- [26] Financiële-actiegroep, “COVID-19-related Money Laundering and Terrorist Financing – Risks and Policy Responses” (COVID-19-gerelateerd witwassen en terrorismefinanciering - risico’s en beleidsmaatregelen), mei 2020.
- [27] Europol, “Pandemic profiteering: how criminals exploit the COVID-19 crisis” (Profiteren van de pandemie: hoe criminelen misbruik maken van de COVID-19-crisis), 27 maart 2020.
- [28] Europese Bankautoriteit, “EBA statement on actions to mitigate financial crime risks in the COVID-19 pandemic” (EBA-verklaring inzake risicobeperkende maatregelen in verband met financiële criminaliteit tijdens de COVID-19-pandemie), 31 maart 2020.
- [29] Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 1).