ONTWERPRESOLUTIE over de EU-strategie voor volksgezondheid voor de periode na COVID-19
6.7.2020 - (2020/2691(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Jytte Guteland
namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0216/2020
B9‑0218/2020
Resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor volksgezondheid voor de periode na COVID-19
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat door COVID-19 is gebleken dat de Europese Unie niet over voldoende sterke instrumenten beschikt om het hoofd te bieden aan een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, zoals de verspreiding van een nieuwe besmettelijke ziekte, die per definitie geen grenzen kent;
B. overwegende dat het recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid een fundamenteel recht is; overwegende dat iedereen, zonder discriminatie, recht heeft op toegang tot moderne en uitgebreide gezondheidszorg; overwegende dat universele gezondheidszorgdekking een duurzame-ontwikkelingsdoelstelling is en dat alle ondertekenaars hebben toegezegd deze doelstelling tegen 2030 te zullen bereiken;
C. overwegende dat de Europese Unie op het gebied van de volksgezondheid een aanzienlijke bevoegdheid heeft, maar dat de zorgstelsels een verantwoordelijkheid van de lidstaten zijn, waarbij de samenwerking op EU-niveau minimaal is;
D. overwegende dat in artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat “[b]ij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie [...] een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid [wordt] verzekerd”, en het Europees Hof van Justitie herhaaldelijk heeft geoordeeld dat de EU maatregelen op het gebied van de interne markt mag nemen om doelstellingen inzake volksgezondheid na te streven;
E. overwegende dat de EU momenteel producten reguleert die relevant zijn voor de volksgezondheid en de resultaten van de gezondheidszorg, waaronder geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, tabak, alcohol, levensmiddelen en chemische stoffen;
F. overwegende dat er reeds regelgeving en beleidsmaatregelen op EU-niveau bestaan met betrekking tot klinische proeven en, via de richtlijn inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg, met betrekking tot de coördinatie van gezondheidszorgstelsels; overwegende dat gesprekken lopende zijn over het voorstel voor een verordening betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie;
G. overwegende dat gezondheidsonderzoek via verschillende EU-fondsen en -programma’s wordt gefinancierd, waaronder Horizon 2020, het komende programma Horizon Europa, het gezondheidsprogramma en het komende programma EU4Health;
H. overwegende dat het Europees Geneesmiddelenbureau, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk Europese agentschappen met belangrijke taken op het gebied van de volksgezondheid zijn;
I. overwegende dat de huidige infrastructuur voor de reactie op noodsituaties, met inbegrip van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, het besluit over grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en het Uniemechanisme voor civiele bescherming, tijdens de huidige gezondheidscrisis tot het uiterste op de proef is gesteld;
J. overwegende dat werknemers in de gezondheids- en zorgsector aan onaanvaardbaar hoge risico’s zijn blootgesteld en in sommige gevallen gedwongen zijn geweest beslissingen te nemen over wie gezondheidszorg kon krijgen en wie niet; overwegende dat veel essentiële werknemers, grens- en seizoenarbeiders, en werknemers in sectoren als slachthuizen en voedselproductie zich in een bijzonder kwetsbare situatie bevinden;
K. overwegende dat de COVID-19-crisis de arbeidsomstandigheden voor veel werknemers in Europa heeft gewijzigd, een aantal reeds bestaande kwesties opnieuw onder de aandacht heeft gebracht en nieuwe vragen over gezondheid en veiligheid op het werk aan de orde heeft gesteld;
L. overwegende dat COVID-19 kwetsbare bevolkingsgroepen, etnische minderheden, bewoners van verzorgingstehuizen, woondiensten voor ouderen en personen met een handicap onevenredig zwaar getroffen heeft;
M. overwegende dat de gezondheidscrisis de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg heeft bemoeilijkt en dat vrouwen en LGBT+-personen meer kans liepen op geweld en discriminatie;
N. overwegende dat nog niet bekend is welke gezondheidseffecten COVID-19 op lange termijn heeft, bijvoorbeeld op het gebied van de geestelijke gezondheid;
O. overwegende dat de gezondheidscrisis en de verspreiding van COVID-19 in heel Europa het verschil in capaciteit tussen de gezondheidszorgstelsels in de lidstaten hebben blootgelegd en hebben aangetoond dat lidstaten vaak afhankelijk zijn van voldoende veerkrachtige systemen in hun buurlanden;
P. overwegende dat een uiteenlopende aanpak qua gegevensverzameling in verband met COVID-19 een EU-brede vergelijking van gegevens uiterst moeilijk maakt;
Q. overwegende dat sommige lidstaten sterk lijden onder de braindrain, doordat hooggekwalificeerde gezondheidszorgprofessionals ervoor kiezen om te werken in lidstaten met betere lonen en arbeidsvoorwaarden dan hun eigen lidstaat;
R. overwegende dat met succes gezamenlijke aanbestedingen op EU-niveau werden ingezet voor persoonlijke beschermingsmiddelen, testkits, ventilatoren en sommige geneesmiddelen, maar dat het mechanisme aanvankelijk niet over de vereiste snelheid en doeltreffendheid bleek te beschikken;
S. overwegende dat de rescEU-voorraad is vergroot teneinde een voorraad essentiële middelen zoals maskers, ventilatoren en laboratoriumuitrusting, aan te leggen, om in te zetten waar de middelen het meest nodig zijn;
T. overwegende dat het Uniemechanisme voor civiele bescherming de repatriëring van meer dan 77 000 EU-burgers tijdens de gezondheidscrisis mogelijk heeft gemaakt;
U. overwegende dat tijdens de COVID-19-gezondheidscrisis diverse ad-hocregelingen zijn ingevoerd, waaronder het panel van deskundigen van de Commissie en richtsnoeren voor de behandeling van patiënten en het uitzenden van gezondheidswerkers naar andere lidstaten;
V. overwegende dat de toeleveringsketens voor geneesmiddelen afhankelijk zijn van actieve farmaceutische bestanddelen of generieke geneesmiddelen die in derde landen worden geproduceerd, soms door slechts één fabriek wereldwijd; overwegende dat uit de uitvoerverboden die tijdens de COVID-19-gezondheidscrisis zijn opgelegd, naar voren komt dat het gevaarlijk is uitsluitend op deze toeleveringsketens te vertrouwen;
W. overwegende dat COVID-19 de onderlinge afhankelijkheid van de menselijke gezondheid en de gezondheid van onze planeet heeft aangetoond; overwegende dat het uitbreken van zoönotische ziekten, die van dieren naar de mens worden overgedragen, aangewakkerd wordt door de antropogene klimaatverandering en de aantasting van het milieu;
1. verzoekt met klem om de oprichting van een Europese gezondheidsunie;
2. vraagt de lidstaten met spoed stresstests op hun gezondheidszorgstelsels uit te voeren om zwakke punten in kaart te brengen en na te gaan of zij voorbereid zijn op een mogelijke heropflakkering van COVID-19 of andere mogelijke gezondheidscrises in de toekomst; verzoekt de Commissie deze werkzaamheden te coördineren en gemeenschappelijke parameters vast te stellen;
3. verzoekt de Commissie om, op basis van de resultaten van de stresstests, een voorstel in te dienen voor een richtlijn inzake minimumnormen voor hoogwaardige gezondheidszorg, waarbij de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van het beheer, organisatie en financiering van zorgstelsels worden gehandhaafd, en tegelijkertijd de veiligheid van de patiënt, gedegen werk- en arbeidsnormen voor gezondheidswerkers, en de Europese weerbaarheid tegen pandemieën en andere volksgezondheidscrises worden gewaarborgd;
4. verzoekt de Commissie een Europese index voor de gezondheidszorg op te stellen om de vooruitgang van de gezondheidszorgstelsels in de EU te monitoren;
5. verzoekt de Commissie in het kader van het Europees semester bindende indicatoren en doelstellingen voor gezondheidszorg en welzijn op te nemen;
6. verzoekt de Commissie om met een voorstel te komen voor een Europees gezondheidsresponsmechanisme, waarin de tijdens de COVID-19-gezondheidscrisis vastgestelde werkmethoden worden geformaliseerd, voortbouwend op de maatregelen van de richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg, het programma EU4Health en het Uniemechanisme voor civiele bescherming; dringt aan op de oprichting van een eenheid voor crisisbeheersing in de gezondheidszorg, die verantwoordelijk zou zijn voor de toepassing van het Europees gezondheidsresponsmechanisme, onder coördinatie van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en onder leiding van de commissaris voor Gezondheid en de commissaris voor Crisisbeheer, samen met het Europees Geneesmiddelenbureau en het panel van deskundigen; dringt erop aan dat deze eenheid met een noodplan voor pandemieën komt, teneinde een gecoördineerde reactie klaar te hebben;
7. dringt erop aan de rescEU-voorraad aanzienlijk te vergroten en op billijke wijze beschikbaar te stellen voor alle lidstaten, met inbegrip van de capaciteit op het gebied van noodteams en het aanleggen van voorraden; is zeer verheugd over de voorgestelde verhoging van de financiële middelen van het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor het volgende meerjarig financieel kader;
8. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de mondiale partners te zorgen voor snelle, billijke, gelijke en betaalbare toegang tot toekomstige COVID-19-vaccins en -behandelingen zodra deze beschikbaar zijn; onderstreept dat de flexibiliteit waarin de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) voorziet, en die later nogmaals bevestigd werd in de Verklaring van Doha, kan worden gebruikt voor de afgifte van dwanglicenties bij volksgezondheidscrises; verzoekt de Commissie te beoordelen welke rol de door de EU gesloten vrijhandelsovereenkomsten en de TRIPS-overeenkomst hierbij kunnen spelen en het Parlement van de resultaten van deze beoordeling in kennis te stellen, met inbegrip van het gebruik van vrijwillige licenties en dwanglicenties en een verhoogd transparantieniveau van vrijwillige licenties; moedigt alle lidstaten ertoe aan de inspanningen voor het bundelen van octrooirechten op COVID-19-technologieën te ondersteunen;
9. vraagt dat wordt voorzien in gezamenlijke aanbestedingen op EU-niveau voor de aankoop van COVID-19-vaccins en -behandelingen, en dat vaker van gezamenlijke aanbestedingen gebruik wordt gemaakt, om te voorkomen dat de lidstaten elkaar beconcurreren en om te zorgen voor gelijke en betaalbare toegang tot belangrijke geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, met name nieuwe innovatieve antibiotica, nieuwe vaccins en geneeskrachtige geneesmiddelen, en geneesmiddelen voor zeldzame ziekten;
10. verzoekt de Commissie het gezamenlijk aanbestedingsmechanisme op grond van het besluit over grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid te herzien en een nieuwe verordening voor te stellen om de gezamenlijke aanbestedingen van de EU sneller en doeltreffender te maken bij gezondheidscrises en bij het waarborgen van gelijke en betaalbare toegang tot nieuwe behandelingen;
11. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de ideeën over de transparantie van de prijsstelling en vergoeding van verschillende behandelingen op basis van nettoprijzen nog eens te onderzoeken om de lidstaten een gelijkwaardige positie te bieden wanneer zij onderhandelen met producenten over behandelingen die niet gezamenlijk worden aangekocht;
12. dringt aan op de snelle tenuitvoerlegging van de sterk vertraagde verordening betreffende klinische proeven, om de transparantie van de resultaten van klinische proeven te waarborgen, ongeacht het resultaat, en om grotere, grensoverschrijdende klinische proeven mogelijk te maken; onderstreept dat ook negatieve of niet-sluitende resultaten van klinische proeven het onderzoek in de toekomst kunnen helpen verbeteren;
13. pleit voor een sterke EU-strategie voor geneesmiddelen om de problemen in de Europese en mondiale toeleveringsketens voor geneesmiddelen aan te pakken, met inbegrip van wetgevingsmaatregelen, beleidsmaatregelen en stimulansen, om de productie van essentiële actieve farmaceutische ingrediënten (API’s) en geneesmiddelen in Europa aan te moedigen en te allen tijde toelevering en betaalbare toegang te verzekeren; dringt erop aan dat in elke lidstaat verplichte nationale inventarissen van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen worden opgesteld en dat aan de Commissie en het Europees Geneesmiddelenbureau informatie wordt verstrekt zodat eventuele tekorten kunnen worden voorzien en verholpen;
14. vraagt de Commissie gerichte richtsnoeren te publiceren over de richtlijn inzake overheidsopdrachten met betrekking tot de toewijzing van aanbestedingen aan de farmaceutische sector; vraagt deze richtsnoeren te baseren op de “economisch meest voordelige inschrijving” (MEAT-criteria), teneinde te zorgen voor de beste prijs-kwaliteitverhouding en niet eenvoudigweg het goedkoopste product te selecteren, met inachtneming van de bijdrage aan de toeleveringszekerheid in de EU;
15. verzoekt de Commissie een herzien mandaat voor het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor te stellen om zijn begroting te verhogen en de personeelsbezetting en bevoegdheden aanzienlijk uit te breiden, zodat het Centrum te allen tijde een geavanceerde bescherming van de volksgezondheid kan bieden, ook tijdens epidemieën;
16. dringt aan op een grotere rol voor het Europees Geneesmiddelenbureau bij het toezicht op en het vermijden van tekorten aan geneesmiddelen en bij de coördinatie van het ontwerp en de goedkeuring van klinische proeven van de EU tijdens crises;
17. is van oordeel dat de oprichting moet worden overwogen van een Europees orgaan, vergelijkbaar met de Biomedical Advanced Research and Development Authority (BARDA) in de Verenigde Staten, dat verantwoordelijk zou zijn voor de inkoop en ontwikkeling van middelen voor de bestrijding van bioterrorisme en chemische, nucleaire en radiologische dreigingen, alsook van grieppandemieën en nieuwe ziekten;
18. vraagt dat de rol van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk wordt versterkt, om ervoor te zorgen dat gezondheidswerkers niet in gevaar worden gebracht;
19. dringt erop aan dat de richtsnoeren van de EU inzake gezondheid worden aangescherpt en in sommige gevallen verplicht worden gesteld: zo moeten bijvoorbeeld EU-actieplannen inzake antimicrobiële resistentie en vaccinatie worden versterkt met bindende maatregelen, zoals een EU-vaccinatiekaart voor burgers; vraagt met name dat de richtsnoeren van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding met betrekking tot de COVID-19-gezondheidscrisis bindend worden gemaakt, zoals methodes voor het registreren van sterfgevallen en herstelcijfers;
20. verzoekt de Commissie om, in overleg met het maatschappelijk middenveld, de oprichting voor te stellen van een Europese ruimte voor gezondheidsgegevens die het Europese kader voor gegevensbescherming volledig eerbiedigt, teneinde de standaardisering, de interoperabiliteit, de uitwisseling van gegevens en de vaststelling en bevordering van internationale normen voor gezondheidsgegevens te verbeteren;
21. is stellig overtuigd van het “één gezondheid”-beginsel, dat de menselijke gezondheid, de gezondheid van dieren en de bescherming van het milieu met elkaar verbindt, is van oordeel dat maatregelen tegen klimaatverandering, tegen de aantasting van het milieu, tegen verlies van biodiversiteit en tegen niet-duurzame productiemethoden voor levensmiddelen van cruciaal belang zijn voor de bescherming van mensen tegen opkomende ziekteverwekkers; verzoekt de Commissie en de lidstaten de toepassing van de “één gezondheid”-benadering in de EU te versterken;
22. zal zich blijven inspannen voor de aanpak van gezondheidsdeterminanten als tabaksgebruik, alcoholgebruik, slechte voeding, luchtverontreiniging, blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën en ongelijkheden op het gebied van gezondheid, teneinde de gezondheidsresultaten te verbeteren;
23. dringt erop aan dat de Europese referentienetwerken worden uitgebreid zodat ook overdraagbare en zoönotische ziekten onder deze netwerken vallen;
24. verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen voor een “veerkrachtig Europa”, bestaande uit een kaart voor risicobeoordeling en opties voor het aanpakken van goed beheer en investeringen in gezondheidszorgstelsels en reacties op pandemieën op Europees niveau, met inbegrip van veerkrachtige toeleveringsketens in de EU; onderstreept in dit verband de strategische noodzaak om de Europese productie te versterken, teneinde een vitale en duurzame gezondheidsindustrie te verplaatsen en op te bouwen, die een hoogtechnologische productie met een grote toegevoegde waarde ondersteunt;
25. dringt aan op een gecoördineerde, op samenwerking gebaseerde en open benadering op het gebied van onderzoek en innovatie, met een grotere rol voor de Commissie bij de coördinatie van onderzoek op het gebied van gezondheid en epidemiologie, teneinde dubbel werk te voorkomen en specifiek resultaatgericht onderzoek te stimuleren, om onder meer de benodigde geneesmiddelen, vaccins, medische hulpmiddelen en apparatuur te bekomen; onderstreept dat wanneer onderzoek geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd door de EU of met andere publieke middelen, de resultaten voorbehouden moeten blijven aan het publieke domein, onder toepassing van duidelijke voorwaarden betreffende betaalbaarheid en toegankelijkheid;
26. is verheugd over de exponentiële verhoging van de voorgestelde begroting voor het nieuwe programma EU4Health; dringt erop aan dat in het kader van dit programma niet alleen de onmiddellijke gevolgen van COVID-19 worden aangepakt, maar dat ook aandacht wordt besteed aan de specifieke uitdagingen voor kwetsbare groepen en op het gebied van de geestelijke gezondheid, evenals alle andere uitdagingen op het gebied van gezondheid op lange termijn in de EU;
27. verzoekt de Commissie om zonder verdere vertraging een nieuw strategisch kader voor gezondheid en veiligheid voor te stellen, met inbegrip van wetgeving inzake het recht om offline te zijn, een nieuwe richtlijn inzake arbeidsgerelateerde spier- en skeletaandoeningen en een nieuwe richtlijn inzake geestelijk welzijn op het werk, gericht op het erkennen van angst, depressie en burn-out als beroepsziekten; verzoekt de Commissie eveneens te bekijken welke behoefte er is aan verdere maatregelen ter verbetering van de werking van het bestaande regelgevingskader van de EU op het gebied van gezondheid en veiligheid, onder meer in pandemische situaties;
28. is ingenomen met de recente toezegging van de Commissie om na te gaan of de richtlijn inzake biologische agentia moet worden gewijzigd, naar aanleiding van de lessen die zijn getrokken uit de ongekende crisis, met het oog op een betere paraatheids- en reactieplanning op alle werkplekken, en om voor eind 2020 het Europees Parlement van de resultaten van die beoordeling op de hoogte te brengen; verzoekt de Commissie het toepassingsgebied van Aanbeveling 2003/670 van de Commissie betreffende de Europese lijst van beroepsziekten uit te breiden tot alle beroepsgroepen die in hogere mate worden blootgesteld aan COVID-19 dan de algemene bevolking;
29. dringt erop aan de rol van de nationale inspectoraten op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk te versterken door voldoende financiering en personele middelen te bieden, zodat de inspectoraten overheidsdiensten, bedrijven en werknemers kunnen begeleiden en ondersteunen bij hun inspanningen om COVID-19-gerelateerde risico’s aan te pakken; dringt erop aan de rol van vakbondsvertegenwoordigers en comités op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk te versterken om actieve en doeltreffende preventiemaatregelen te bevorderen;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.