Ontwerpresolutie - B9-0221/2020Ontwerpresolutie
B9-0221/2020

ONTWERPRESOLUTIE over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19

6.7.2020 - (2020/2691(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Peter Liese
namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0216/2020

Procedure : 2020/2691(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0221/2020
Ingediende teksten :
B9-0221/2020
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0221/2020

Resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19

(2020/2691(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

 gezien artikel 114 van het VWEU,

 gezien artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

 gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden[1],

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de COVID-19-crisis heeft laten zien dat gezondheidsbedreigingen geen grenzen kennen en dat een gecoördineerdere Europese respons nodig is;

B. overwegende dat in het VWEU (artikel 168) en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 35) is vastgelegd dat “[b]ij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie (…) een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid [wordt] verzekerd,” en dat “[d]e Commissie [daartoe] bij haar in lid 1 bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming [zal] uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd,” en dat hierin voorts is bepaald dat “[o]ok het Europees Parlement en de Raad (…) binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling [zullen] trachten te verwezenlijken” met betrekking tot de totstandbrenging en werking van de interne markt (artikel 114 VWEU);

C. overwegende dat in het VWEU (artikel 168) een belangrijke rol is weggelegd voor de Unie, die “gericht [is] op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid,” waarbij “[d]it optreden (…) de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid [omvat], door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs, en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid”;

D. overwegende dat in artikel 168 VWEU is bepaald dat “[b]ij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie (…) een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid [wordt] verzekerd”; overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Unie herhaaldelijk heeft geoordeeld dat de EU maatregelen op het gebied van de interne markt mag nemen om doelstellingen op het gebied van de volksgezondheid na te streven;

E. overwegende dat de EU binnen het toepassingsgebied van deze bevoegdheid heeft gewerkt aan de verbetering van de volksgezondheid, de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen, de voorkoming en beperking van menselijke en dierlijke ziekten, de beperking van risico’s voor de menselijke gezondheid, en de harmonisatie van gezondheidsstrategieën tussen de lidstaten;

F. overwegende dat de oprichting van gespecialiseerde agentschappen zoals het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency – EMA), het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control – ECDC) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid European Food Safety Authority – EFSA) blijk geeft van de toenemende inzet van de EU op het gebied van gezondheidsbeleid;

G. overwegende dat het EU4Health-programma, waarvoor een begroting van 9,4 miljard EUR is voorgesteld, duidelijk uitwijst dat de EU een steeds grotere rol speelt op het gebied van volksgezondheidsbeleid;

H. overwegende dat de Europese Unie, ondanks al het werk dat reeds op EU-niveau wordt verzet, nog steeds een behoorlijke speelruimte heeft om een veel grotere bijdrage te leveren op het gebied van gezondheidsbeleid in het kader van de bestaande Verdragen; overwegende dat de gezondheidsbepalingen van de Verdragen nog altijd sterk worden onderbenut wat de doelen betreft die met behulp van deze bepalingen kunnen worden nagestreefd[2];

I. overwegende dat het algemeen bekend is dat toegang tot grensoverschrijdende gezondheidszorg en betere coördinatie en bevordering van beste praktijken tussen de lidstaten aanzienlijke voordelen kunnen opleveren[3];

J. overwegende dat ons Europa is gegrondvest op subsidiariteit en solidariteit;

K. overwegende dat grensoverschrijdende bedreigingen alleen kunnen worden aangepakt als we de handen ineenslaan;

L. overwegende dat het Europees Parlement heeft onderstreept dat de pandemie geen grenzen of ideologieën kent en de samenwerking en solidariteit van de gehele internationale gemeenschap evenals de versterking van het VN-stelsel, en in het bijzonder van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization – WHO), vergt;

1. verzoekt de Europese instellingen en de lidstaten de juiste lering te trekken uit de COVID-19-crisis en veel nauwer te gaan samenwerken op het gebied van gezondheid, aangezien gezondheidsbedreigingen zoals COVID-19 geen grenzen kennen; pleit daarom voor de onmiddellijke totstandbrenging van de Europese gezondheidsunie;

2. benadrukt dat in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) veel meer ruimte wordt geboden voor Europees optreden dan waarvan in de afgelopen jaren is gebruikgemaakt; vraagt de Commissie de mogelijkheden voor optreden te bestuderen en vraagt de lidstaten zich positiever dan voorheen op te stellen ten opzichte van de mogelijkheden;

3. vraagt dat het lichamelijke, geestelijke en sociale welzijn van burgers in het toekomstige Europese gezondheidsbeleid bij elk optreden centraal komt te staan, overeenkomstig artikel 3 VEU, waarin het welzijn van alle Europeanen centraal wordt gesteld in Europees beleid, evenals bij innovatie en wetenschappelijk onderbouwde besluiten, en bij het gebruik van medische vooruitgang om het dagelijks leven van iedereen te verbeteren;

4. is fervent voorstander van de “gezondheid op alle beleidsgebieden”-aanpak en de volledige tenuitvoerlegging daarvan als antwoord op de sectoroverschrijdende aard van de volksgezondheid, en streeft naar de horizontale opname van gezondheidsaspecten, in alle desbetreffende beleidsmaatregelen, waaronder op het gebied van landbouw, vervoer, internationale handel, onderzoek, milieu en klimaat;

5. wijst erop dat de COVID-19-crisis nog niet is geweken en dat meer mensen besmet zullen raken en zullen overlijden als we niet voorzichtig te werk gaan; schaart zich achter het actieplan van de Commissie voor vaccinatie en vraagt de Commissie en de lidstaten dit plan spoedig ten uitvoer te leggen; benadrukt met klem dat alle Europese burgers evenals patiënten in de rest van de wereld toegang moeten hebben tot vaccins tegen en/of behandelingen van COVID-19; wijst erop dat de Europese Unie moet oproepen tot dialoog en samenwerking, maar tevens een plan B moet hebben voor het geval dat derde landen hun vaccins en/of behandelingen of hun respectieve kennis niet kunnen delen; vraagt de Commissie en de lidstaten in dit geval dwangvergunningen en handelsmaatregelen te overwegen;

6. is van oordeel dat er voor de toekomst modellen van publiek-private partnerschappen, zoals de US Biomedical Advanced Research and Development Authority, moeten worden vastgesteld, zodat sneller kan worden gereageerd indien zich een soortgelijke crisis voordoet;

7. dringt aan op de totstandbrenging van een betere Europese respons op pandemieën door onder meer het ECDC en het EMA te versterken en vraagt de Commissie na te denken over de vraag of het in dit verband juridisch mogelijk en nuttig is om een verordening betreffende grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen vast te stellen;

8. pleit voor een betere omzetting van de richtlijn inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg, met name in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ter verduidelijking van de hoofdbegrippen “patiëntenmobiliteit”, “vergoedingsprocedures” en “voorafgaande toestemming”;

9. vraagt dat in het meerjarig financieel kader (MFK) en in het herstelplan meer nadruk wordt gelegd op gezondheid en zet zich in om snel overeenstemming te bereiken over het EU4Health-programma en de gezondheidsaspecten van het herstelplan; pleit voor de oprichting van een speciaal EU-fonds om de lidstaten te helpen hun ziekenhuisvoorzieningen en gezondheidsdiensten te versterken;

10. wijst op de essentiële rol van gezondheidsonderzoek en pleit voor meer synergie met in de lidstaten uitgevoerd onderzoek, alsook voor de opzetting van een EU-netwerk van gezondheidsacademieën als onderdeel van een wereldwijd gezondheidsplan;

11. pleit voor een ambitieus en duidelijk regelgevingskader voor Europese ondernemingen, alsook voor speciale middelen voor wetenschappelijk en gezondheidsonderzoek, aangezien het hebben van een gedijende, technisch geavanceerde Europese gezondheidssector en een concurrerende onderzoeksgemeenschap van wezenlijk belang is;

12. is zeer ingenomen met de toezegging van het Duitse voorzitterschap van de Raad om de tekorten aan geneesmiddelen en andere producten, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, aan te pakken en vraagt de Raad en de Commissie hier onverwijld werk van te maken en het standpunt van het Parlement ten aanzien van deze kwesties daarbij in aanmerking te nemen; pleit ervoor dat in de loop van dit jaar kortetermijnmaatregelen worden genomen en dat ten minste overeenstemming wordt bereikt over langetermijnmaatregelen;

13. onderstreept dat de Europese industrie een belangrijke rol speelt op het gebied van geneesmiddelen en op andere gebieden die verband houden met gezondheid, en is voorstander van de bevordering van bedrijven met een Europese dimensie die innovatie en productie binnen de EU stimuleren en de afhankelijkheid van de EU van derde landen verminderen door de bevoorradingsketens en de productiecapaciteiten voor de vervaardiging van deze producten te diversifiëren en de digitale productiecapaciteiten, bijvoorbeeld 3D-printen, te bundelen en te coördineren;

14. spoort alle landen aan toe te treden tot de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ter opheffing van tarieven voor farmaceutische producten; pleit met klem voor de verruiming van het toepassingsgebied van deze overeenkomst en voor de opname hierin van alle farmaceutische en medische producten; is van oordeel dat de EU een robuust Europees systeem van intellectuele-eigendomsrechten moet handhaven om onderzoek, ontwikkeling en productie in Europa te stimuleren en ervoor te zorgen dat Europa innoverend en toonaangevend blijft;

15. steunt het voornemen van de Commissie om eind dit jaar met een geneesmiddelenstrategie te komen en vraagt de Commissie met klem zich aan dit tijdschema te houden;

16. onderschrijft het voornemen van de Commissie om een kankerbestrijdingsplan vast te stellen en verbindt zich ertoe om zich, onder andere met behulp van zijn ad-hoccomité, in te zetten voor de bestrijding van kanker;

17. verzoekt de Raad met klem zo spoedig mogelijk overeenstemming te bereiken over het voorstel betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie en verlangt dat de trialoogonderhandelingen voor het einde van het jaar positieve resultaten opleveren;

18. vraagt de Commissie uiterlijk op 1 juli 2021, na zorgvuldige juridische analyse en effectbeoordeling, de volgende voorstellen voor te leggen:

a)  een rechtskader ter bevordering van innovatie bij de ontwikkeling van nieuwe antibiotica, omdat er dringend behoefte is aan nieuwe producten;

b)  een voorstel voor een masterplan voor e-gezondheid, met inbegrip van concrete en, indien nodig, juridische voorstellen betreffende e-gezondheid, en met name betreffende de kwestie van compatibiliteit tussen de systemen van de lidstaten;

c)  maatregelen ter beperking van de gevolgen van aanzienlijke capaciteitsverschillen tussen zorgstelsels wat betreft de beschikbaarheid van zorgverleners;

d)  een bijgewerkt actieplan voor zeldzame en verwaarloosde ziekten;

e)  een EU-breed actieplan voor geestelijke gezondheid;

f)  een Europese strategie voor mantelzorgers;

g)  een nieuw actieplan voor gezondheidswerkers in de EU, aangezien het huidige plan in 2020 afloopt, waarin de tijdens de pandemie opgedane ervaringen worden benut om te voorzien in een nieuw, passend, strategisch en operationeel kader voor gezondheidswerkers;

h)  een wetgevingsvoorstel ter bevordering van de veiligheid van patiënten, met name wat geneesmiddelen betreft, dat onder meer een voorstel voor een medicijnfeitendoos omvat die de belangrijkste informatie voor patiënten bevat;

i)  een voorstel ter verbetering van de onafhankelijke financiering van Europese patiëntengroepen;

j)  een voorstel ter vaststelling van stimulansen voor de productie en consumptie van Europese landbouwproducten die bijdragen tot een gezonde levensstijl, bijvoorbeeld de verlaging van de btw op groenten en fruit;

k)  een actieplan ter verbetering van de transparantie van gezondheidsinformatie en ter bestrijding van desinformatie;

19. vestigt nadrukkelijk de aandacht op de internationale dimensie van gezondheidszorg; wijst nogmaals op de belangrijke rol van de WHO en noemt het gedrag van de Amerikaanse regering in dit verband betreurenswaardig; vraagt de WHO niettemin open te staan voor verbetering, bijvoorbeeld wat de betrokkenheid van Taiwan betreft;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

 

Laatst bijgewerkt op: 8 juli 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid