ONTWERPRESOLUTIE over het Europees Jaar van groenere steden 2022
9.9.2020 - (2019/2805(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 136, lid 5, van het Reglement
Sirpa Pietikäinen, Christel Schaldemose, Karin Karlsbro, Bas Eickhout, Jadwiga Wiśniewska, Idoia Villanueva Ruiz
namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
B9‑0243/2020
Resolutie van het Europees Parlement over het Europees Jaar van groenere steden 2022
Het Europees Parlement,
– gezien Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[1],
– gezien Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[2],
– gezien Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s[3],
– gezien zijn resolutie van 12 december 2013 over Groene infrastructuur (GI) - Het natuurlijke kapitaal van Europa vergroten[4],
– gezien het zevende milieuactieprogramma,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s met de titel “Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020” (COM(2011)0244),
– gezien de EU-strategie inzake groene infrastructuur[5],
– gezien het verslag van de Commissie van 24 mei 2019 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de evaluatie van de voortgang betreffende de implementatie van de EU-strategie voor groene infrastructuur (COM(2019)0236),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 mei 2013 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Groene Infrastructuur (GI) – Versterking van Europa’s natuurlijke kapitaal” (COM(2013)0249),
– gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 8 oktober 2013 inzake de mededeling van de Commissie “Groene infrastructuur (GI) – Versterking van Europa’s natuurlijke kapitaal”[6],
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 16 oktober 2013 inzake de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Groene Infrastructuur (GI) – Versterking van Europa’s natuurlijke kapitaal”[7],
– gezien de vraag aan de Commissie van 19 september 2013 over de ontwikkeling van EU-beleid voor groene infrastructuur (GI) (O-000094/2013 – B7-0525/2013),
– gezien het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden,
– gezien de Prijs voor de Groene Hoofdstad van Europa[8],
– gezien het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie[9],
– gezien de vraag aan de Commissie over het belang van stedelijke en groene infrastructuur – Europees Jaar van groenere steden 2022 (O-000039/2020 – B9‑0014/2020),
– gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat onder groene infrastructuur een strategisch opgezet netwerk wordt verstaan van natuurlijke en seminatuurlijke gebieden met diverse milieukenmerken, dat is ontworpen en wordt beheerd voor het leveren van een breed scala aan ecosysteemdiensten, en dat groene ruimten (of blauwe, wanneer het om aquatische ecosystemen gaat) en andere fysieke elementen in landzones (met inbegrip van kustzones) en zeezones in plattelands- en stedelijke omgevingen omvat;
B. overwegende dat 72 % van de bevolking van de EU in steden en voorsteden woont, en dat het aandeel van de stedelijke bevolking blijft groeien tot misschien wel 80 % in 2020[10]; overwegende dat deze cijfers laten zien dat groenere steden belangrijker dan ooit zijn om de grote uitdagingen waar onze planeet zich voor gesteld ziet het hoofd te bieden, en dat zij een groeiend potentieel hebben als essentiële centra voor zowel uitvoering van internationale agenda’s als de betrokkenheid van burgers bij de beleidsvorming;
C. overwegende dat steden voor een hele reeks uitdagingen staan, variërend van de impact van klimaatverandering op de volksgezondheid tot milieuproblemen, en overwegende dat groene infrastructuur een enorm potentieel heeft om voor een groot aantal van deze problemen op de natuur gebaseerde ecologische, economische en sociale oplossingen te bieden die doorgaans goedkoop en duurzaam zijn en werkgelegenheid scheppen;
D. overwegende dat het van belang is kennis te verhogen over groene infrastructuur en over de vele positieve gevolgen van groene infrastructuur voor ecosystemen en voor de diensten die ecosystemen aan de bevolking bewijzen, teneinde beter te kunnen pleiten voor op de natuur gebaseerde oplossingen op het gebied van ruimtelijke ordening en de creatie en regeneratie van groene ruimten, de overgang te versnellen van de norm van grijze infrastructuur naar die van groene infrastructuur in het kader van stedelijke planning en territoriale ontwikkeling, en steden in staat te stellen zich beter aan de nadelige effecten van klimaatverandering aan te passen;
E. overwegende dat groene infrastructuur ecosysteemdiensten biedt die van cruciaal belang zijn voor ons welzijn, de voedselproductie voor steden, de watercirculatie en -retentie, betere infiltratie en minder vervuiling door natuurlijke processen, de regulering van de omgevingstemperatuur, de ondersteuning van biodiversiteit (inclusief bestuivers), om de kringloop van voedingsstoffen te verbeteren, woonwijken op te fleuren, bewoners meer te laten bewegen en hun welzijn te verhogen;
F. overwegende dat groene infrastructuur bijdraagt tot de ontwikkeling van het Natura 2000-netwerk in stedelijke gebieden, voor betere verbindingen zorgt tussen groene en blauwe ecologische corridors, de instandhouding van voor het ecosysteem essentiële soorten en habitats bevordert, en de verlening van ecosysteemdiensten in stedelijke gebieden helpt te behouden; overwegende dat de jaarlijkse voordelen van de ecosysteemdiensten die door het Natura 2000-netwerk worden geboden, in de hele EU op 300 miljard EUR per jaar worden geraamd, en overwegende dat de voordelen van groene infrastructuur nog veel groter zijn;
G. overwegende dat het vergroenen van steden verder gaat dan het uitvoeren van initiatieven om meer groen aan te brengen in steden, en dat er met het oog op de duurzaamheid van groene ruimten moet worden gezorgd voor schone lucht, schoon water en een schone bodem, en voor een stadslandschap dat de biodiversiteit bevordert;
H. overwegende dat groene infrastructuur een essentieel onderdeel vormt van de biodiversiteitsstrategie voor 2020;
I. overwegende dat groene infrastructuur ecosystemen helpt zich aan te passen aan de klimaatverandering en op die manier bijdraagt tot de beperking van de klimaatverandering, en overwegende dat groene infrastructuur helpt om de CO2-omvang in de atmosfeer te beperken door middel van directe koolstofvastlegging, in het bijzonder in veengebieden, zeeën en bossen; overwegende dat groene infrastructuur ook bijdraagt aan de vermindering van het rondpompen en behandelen van water en afvalwater en een afname van de daaraan verbonden energiebehoeften, en aan een vermindering van het energieverbruik en de emissies van gebouwen dankzij ‘slimme gebouwen’ met groene elementen zoals daken en muren en met nieuwe materialen die de efficiëntie van hulpbronnen vergroten; overwegende dat groene infrastructuur ook bijdraagt aan de vermindering van de vraag naar energie en van de vervuiling door het vervoer, door het gebruik van alternatieve, schone vervoersmiddelen te vergemakkelijken, zoals fietsen, de benenwagen en schoon openbaar vervoer, inclusief vervoer over water;
J. overwegende dat groene infrastructuur bijdraagt aan klimaataanpassing door de bescherming van natuurlijk kapitaal, instandhouding van natuurlijke habitats en soorten, verbetering van ecologische status, het beheer van waterlichamen en voedselzekerheid; overwegende dat de ontwikkeling van groene infrastructuur een van de doeltreffendste maatregelen voor de aanpassing aan de klimaatverandering vormt die kan worden uitgevoerd in steden, aangezien groene infrastructuur de negatieve gevolgen matigt van klimaatverandering en toenemende extreme weersverschijnselen, zoals hittegolven, bosbranden, extreme regenval, overstromingen en droogtes, extreme temperatuurverschillen beperkt, en de levenskwaliteit verbetert voor EU-ingezetenen die in steden wonen;
K. overwegende dat volgens de rode lijst van bedreigde soorten van de IUCN momenteel meer dan 22 % van de Europese soorten met uitsterven wordt bedreigd; overwegende dat het vergroenen van steden de biodiversiteit helpt te bevorderen en een belangrijke rol kan spelen bij het beperken van de biodiversiteitscrisis; overwegende dat het bevorderen van de biodiversiteit in steden bijkomende voordelen kan opleveren door de veerkracht van ecosystemen te vergroten en het potentieel voor koolstofvastlegging te verhogen;
L. overwegende dat goede stadsplanning, beplanting en doorlaatbare bestrating meer bijdragen aan de waterretentie, beheersing van de infiltratie, voorkoming van bodemerosie en de bestrijding van het wegsijpelen van water in steden dan asfalt en beton; overwegende dat groene infrastructuur van goede kwaliteit het risico van overstromingen vermindert;
M. overwegende dat goed ontworpen, groene infrastructuur een van de beste manieren is om het aantal groene en blauwe ecologische corridors te vergroten, en aldus de biodiversiteit te beschermen;
N. overwegende dat planten de lucht zuiveren doordat zij fijnstof uit de lucht filteren en zuurstof produceren; overwegende dat de luchtkwaliteit in onze steden vandaag de dag een van de grootste uitdagingen op gezondheidsgebied voor de EU vormt; overwegende dat schonere lucht de levenskwaliteit van miljoenen mensen, inclusief de mensen die aan astma en luchtwegaandoeningen lijden, zou verbeteren; overwegende dat in de EU elk jaar 430 000 mensen vroegtijdig overlijden als gevolg van het inademen van vervuilde lucht; overwegende dat het verbeteren van de luchtkwaliteit een prioriteit moet zijn voor de EU en de lidstaten, regio’s en gemeenten, teneinde mensen en ecosystemen te beschermen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging; overwegende dat een betere luchtkwaliteit het aantal voortijdige sterfgevallen aanzienlijk zou kunnen verminderen;
O. overwegende dat het gebruik van bomen en vegetatie geluidshinder in stedelijke gebieden kan verminderen; overwegende dat lawaai na de luchtkwaliteit de belangrijkste milieugerelateerde oorzaak van gezondheidsproblemen is; overwegende dat uit het door de EU gefinancierde Hosanna-project is gebleken dat uit natuurlijke planten bestaande geluidswallen bewoners beter beschermen tegen verkeerslawaai dan de rechte geluidsschermen die doorgaans worden gebruikt; overwegende dat de biodiversiteit en de natuur negatieve gevolgen ondervinden van geluidshinder en dat initiatieven voor de vergroening van steden ook initiatieven moeten omvatten om geluidshinder te verminderen;
P. overwegende dat groene infrastructuur ook moet worden gestimuleerd in kuststeden, die gewoonlijk grenzen aan drassige gronden, om de biodiversiteit en ecosystemen van zeeën en kustgebieden te bewaren en de duurzame ontwikkeling van de kusteconomie, het kusttoerisme en het kustlandschap te bevorderen, positieve ontwikkelingen die bijdragen tot een grotere weerbaarheid tegen de gevolgen van de klimaatverandering in deze kwetsbare gebieden, die in het bijzonder te lijden hebben onder de stijging van de zeespiegel;
Q. overwegende dat groene infrastructuur moet worden gestimuleerd in havengebieden, aangezien deze een belangrijk onderdeel vormen van kuststeden en meestal grote oppervlakten beslaan die ook deel uitmaken van het Natura 2000-netwerk; overwegende dat hierdoor milieukwesties zoals vervuiling en verlies aan biodiversiteit beter aangepakt kunnen worden en bijgedragen wordt aan de bevordering van de ontwikkeling van nieuwe infrastructurele projecten, zoals de elektrificatie van havens;
R. overwegende dat groene infrastructuur de natuur toegankelijk maakt voor mensen voor wie het anders moeilijk zou zijn zich in de natuur te begeven, zoals kinderen, ouderen en mensen met een handicap, en bijdraagt aan hun kennis en bewustzijn van de natuur en van milieuproblemen;
S. overwegende dat groenere steden kunnen zorgen voor grote gezondheidsvoordelen, omdat zij de luchtkwaliteit verbeteren, de bewoners ertoe aanmoedigen meer te bewegen en te sporten, depressiviteit helpen te voorkomen en genezen, het immuniteitssysteem verbeteren en uiteindelijk leiden tot meer geluk en welzijn[11];
T. overwegende dat met name meer stedelijke parken en tuinen, groenere straten, groene daken op gebouwen, met vegetatie bedekte bushaltes en groenere speeltuinen de aantrekkelijkheid en het comfort van wijken en steden vergroot; overwegende dat zij eveneens de sociale contacten tussen bewoners bevorderen, positieve gedragsveranderingen stimuleren en een sterker gemeenschapsgevoel creëren; overwegende dat openbare groene ruimten ontelbare voordelen kunnen opleveren voor de inwoners van steden;
U. overwegende dat gebleken is dat de economische waarde van onroerende goederen in groene wijken stijgt, aangezien zij aantrekkelijker zijn voor mogelijke kopers;
V. overwegende dat vergroening van steden duurzamere, kleinschalige voedselproductie kan bevorderen en de milieu-impact van levensmiddelen kan verlagen middels de versterking van korte ketens, waardoor nieuwe micro-ondernemingen kunnen ontstaan en bewoners ertoe worden aangemoedigd actief te worden op dit gebied en de voedselketen beter te begrijpen, in het bijzonder het organisch en milieuduurzaam boeren;
W. overwegende dat 80 % van het afval dat op zee wordt aangetroffen, afkomstig is van steden, ook van steden uit stroomopwaarts gelegen rivierbekkens; overwegende dat het belangrijk is het afvalbeheersysteem in stedelijke gebieden te verbeteren, in het bijzonder voor wat betreft diffuse verontreiniging, zwerfvuil en macroafval, bijvoorbeeld door de filtering in waterzuiveringsinstallaties te intensiveren, teneinde steden te vergroenen en de vervuiling van oceanen aan te pakken;
X. overwegende dat burgers moeten worden betrokken bij en een stem moeten krijgen in stedelijke planning en het ontwerp van groene infrastructuur, waarbij rekening moet worden gehouden met de lokale milieu-, sociale, economische en technologische kenmerken;
Y. overwegende dat de ontwikkeling van groene infrastructuur zinvol is als deze duurzaam wordt beheerd, met name wat de waterreserves betreft; overwegende dat het van belang is de groene en blauwe infrastructuur op een milieuverantwoorde wijze op elkaar af te stemmen, onder meer door hergebruik van water en regenwater en doeltreffend waterbeheer;
Z. overwegende dat de ecosysteemdiensten van bomen in belang toenemen naarmate ze ouder zijn; overwegende dat een gezond en geïntegreerd beheer en planning van de stedelijke ruimte van fundamenteel belang is om het ontwikkelingspotentieel optimaal te kunnen benutten en de burgers optimaal te laten profiteren van het potentieel en de diensten van de groene infrastructuur;
1. wijst op de rol die groenere steden kunnen spelen bij de verwezenlijking van de in de Overeenkomst van Parijs opgenomen doelstellingen en bij het versterken van de weerbaarheid van de EU tegen en het aanpassingsvermogen van de EU aan de klimaatverandering; onderstreept dat groenere steden van groot belang kunnen zijn voor de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de nakoming van de verbintenissen in het kader van de nieuwe stedelijke agenda, met name wat betreft beter gebruik van watervoorraden en om de biodiversiteit in de stedelijke omgeving te verbeteren;
2. dringt er bij de Commissie op aan een nieuw EU-plan voor groenere steden en groene infrastructuur op te stellen om steden te helpen hun verantwoordelijkheden te nemen met betrekking tot de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, en om het welzijn van de bevolking in steden te vergroten;
3. verzoekt de Commissie om in het kader van de Europese Green Deal specifieke maatregelen voor te stellen met betrekking tot de rol van steden, en het gebruik van investeringen in groene infrastructuur te bevorderen;
4. benadrukt het belang van effectieve mainstreaming van klimaat- en milieudoelstellingen in lokale, regionale, nationale en mondiale stedelijke beleidsvorming;
5. benadrukt het belang van het vaststellen van een aanpassingsstrategie voor steden die worden blootgesteld aan de gevolgen van klimaatverandering, gebaseerd op een nieuwe, innovatieve ecosysteemgerichte benadering van risicopreventie en risicobeheer, met name door gebieden aan te duiden waar water zich zal terugtrekken, gebieden waar overstromingen worden geabsorbeerd, gebieden met natuurlijke bescherming en, in gevallen waar dit cruciaal is, gebieden met een artificiële bescherming;
6. dringt er bij de lidstaten en de lokale en regionale autoriteiten op aan actieplannen op te stellen en actief activiteiten te ontplooien die bedoeld zijn om stedelijke gebieden te vergroenen en stedelijke groenvoorzieningen te behouden, in samenwerking met de desbetreffende belanghebbenden, inclusief het maatschappelijk middenveld;
7. onderstreept dat het potentieel van steden om te helpen bij de bescherming van biodiversiteit en ecosysteemdiensten wordt onderschat; wijst erop dat meer biodiversiteit, ecosysteemdiensten en groene infrastructuur in steden en voorstedelijke gebieden de menselijke gezondheid ten goede komt; herinnert eraan dat de ontwikkeling en uitvoering van op de natuur gebaseerde oplossingen voor de instandhouding van de biodiversiteit en de opname en verdere integratie van biodiversiteit en ecosysteemfuncties in stedenbouwkunde, planologie en beleid een belangrijke rol kunnen spelen bij het beperken van en aanpassen aan de klimaatverandering in steden, en verzoekt de Commissie en de lidstaten deze praktijken te bevorderen;
8. verzoekt de Commissie om in de komende biodiversiteitsstrategie voor 2030 meer nadruk te leggen op het belang van groene infrastructuur;
9. pleit ervoor het jaar 2022 uit te roepen tot Europees jaar van groenere steden;
10. stelt voor het Europees jaar van groenere steden 2022 de volgende doelstellingen voor:
a. meer bekendheid geven aan de voordelen van groene ruimten in de bebouwde omgeving; initiatieven nemen voor meer groene ruimten, ook in de nabijheid van woonwijken;
b. de kwantiteit en kwaliteit van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe innovaties op diverse vakgebieden vergroten, om in steden groene meerwaarde te creëren en voor meer levenskwaliteit te zorgen; gerichte steun verlenen voor duurzame digitalisering in de EU en daarmee ook voor start-ups en digitale innovaties; meer opschaling van groene-infrastructuurprojecten;
c. lokale autoriteiten en burgers ertoe aanmoedigen om in actie te komen en hun eigen wijk en milieu te verbeteren, door als een gemeenschap samen te werken aan een grotere weerbaarheid en een andere toekomst voor hun stad; het engagement van de burgers vergroten in andere activiteiten en de besluitvorming over het milieu en het stadsleven in het algemeen;
d. een cultuur van waardering voor groene ruimten en blauw-groene infrastructuur creëren; bevorderen van stedelijke ontwikkeling die rekening houdt met de behoefte aan groene ruimten als belangrijk aspect van de levenskwaliteit in steden;
e. bevorderen van het gebruik van klimaatvriendelijke materialen en diensten door middel van aanbestedingen;
f. het aantal groene-infrastructuurprojecten vergroten; financiële middelen blijven vrijmaken voor de EU-strategie inzake groene infrastructuur;
g. bestaande initiatieven koppelen en beste praktijken uitwisselen tussen lidstaten, zoals voorzien in talrijke initiatieven en strategieën, onder meer op het gebied van stedelijke planning, duurzame steden en duurzame infrastructuur, op de natuur gebaseerde oplossingen, groene architectuur, schonere energie, mobiliteit van voetgangers en fietsers, doelmatig beheer van watervoorraden en duurzaam en circulair beheer van afval op basis van de afvalhiërarchie, die erop gericht is afval te minimaliseren of het hergebruik van afval te maximaliseren, met als doel het volledig vermijden van afval;
h. een routekaart voor 2030 opstellen voor de vergroening van steden in de EU en het behoud van groene ruimten, op basis van het beginsel van ecologische stedenbouw als een middel om harmonieuze banden te creëren tussen plattelands- en stedelijke omgevingen, de wederzijdse afhankelijkheid onder de aandacht te brengen en de noodzaak van tweerichtingsverkeer te benadrukken;
i. ontplooien van educatieve activiteiten die gericht zijn op verschillend publiek en die zijn afgestemd op de doelgroep, met name kinderen;
j. initiatieven aanmoedigen om het stadsverkeer terug te dringen en om openbaar vervoer te bevorderen en in openbaar vervoer te investeren;
k. zorgen voor een zo breed mogelijke deelname van milieu-ngo’s die zich bezighouden met milieubescherming en educatie;
l. de bedekking met groen van daken en gevels in steden in aanzienlijke mate intensiveren om het klimaat, de luchtkwaliteit en isolatie in steden verbeteren;
m. ondersteuning bieden voor stedelijk tuinieren en voor het behoud en de ontwikkeling van volkstuinen en schooltuinen in steden in heel Europa, dit laatste als een belangrijke pijler van de milieu-educatie van kinderen;
11. dringt er bij de Commissie op aan snel te handelen om de luchtkwaliteit van de steden te verbeteren, en daarbij de nadruk te leggen op verlaging van emissies met nieuwe oplossingen van stedelijke mobiliteit waarbij sterker gebruik wordt gemaakt van efficiënter en duurzamer openbaar vervoer;
12. benadrukt dat het van belang is om burgerparticipatie bij de vergroening van stedelijke gebieden en het behoud van groene ruimten te stimuleren en mogelijk te maken, door burgers in voorkomend geval te betrekken bij de duurzame ruimtelijkeplannings- en uitvoeringsfase, teneinde tot duurzame oplossingen voor stedelijke planning te komen, betrokkenheid bij de desbetreffende maatregelen in de hand te werken en sociaal inclusieve, weerbare en emissiearme steden te creëren die aantrekkelijk zijn voor de bewoners; acht het van groot belang ervoor te zorgen dat het publiek bekend is met de manieren om bij te dragen aan het vergroenen van hun stad, het behoud van groene ruimten en de transformatie van hun stad in een meer gezonde omgeving; moedigt gemeenten en regio’s ertoe aan door burgers voorgestelde groene initiatieven zo veel mogelijk te steunen en sponsoringprojecten voor open ruimten op te zetten; dringt er bij gemeenten en regio’s op aan om ambitieuze initiatieven voor groene steden goed te keuren en uit te voeren;
13. dringt er bij de Commissie op aan ambitieuze maatregelen met betrekking tot energie- en hulpbronnenefficiëntie te blijven ondersteunen; dringt er bij de Commissie op aan te helpen zorgen voor voldoende financiering van acties die bijdragen aan duurzame stedelijke planning en groene infrastructuur, zoals innovatieve partnerschappen en regelingen voor gezamenlijke aanbesteding door EU-steden; dringt er bij de Commissie op aan bij te dragen aan het vergroten van de collectieve macht van steden om doelmatige oplossingen snel op te schalen; dringt aan op ondersteuning van de Commissie van de deelname van de privésector via publiek-private partnerschappen, van een ambitieuzer programma van de Europese Investeringsbank, en van stimulansen voor kmo’s, die een cruciale rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van innovatieve duurzame oplossingen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de nationale parlementen.
- [1] PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
- [2] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
- [3] PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27.
- [4] OJ C 468. 15.12.2016, blz. 190.
- [5] zoals uiteengezet in de EU-strategie inzake groene infrastructuur van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/nature/ecosystems/strategy/index_nl.htm
- [6] PB C 356 van 5.12.2013, blz. 43.
- [7] PB C 67 van 6.3.2014, blz. 153.
- [8] https://ec.europa.eu/environment/europeangreencapital/index_nl.htm
- [9] https://www.covenantofmayors.eu/en/
- [10] Europees Milieuagentschap, “Analysing and managing urban growth”, Europees Milieuagentschap, Kopenhagen, 2019, https://www.eea.europa.eu/articles/analysing-and-managing-urban-growth
- [11] Europese Commissie, “Urban Green Spaces Increase Happiness”, Europese Commissie, Brussel, http://ec.europa.eu/environment/europeangreencapital/space-increase-happiness/