ONTWERPRESOLUTIE over de escalerende spanningen in Varosha na de illegale acties van Turkije en de dringende noodzaak om de gesprekken te hervatten
18.11.2020 - (2020/2844(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Katalin Cseh, Chrysoula Zacharopoulou, Olivier Chastel, Nathalie Loiseau, Nicolae Ştefănuță, Hilde Vautmans
namens de Renew-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0355/2020
B9‑0360/2020
Resolutie van het Europees Parlement over de escalerende spanningen in Varosha na de illegale acties van Turkije en de dringende noodzaak om de gesprekken te hervatten
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die van 17 September 2020 over de voorbereiding van de buitengewone top van de Europese Raad, met bijzondere aandacht voor de gevaarlijke escalatie en de rol van Turkije in het oostelijke Middellandse Zeegebied[1], van 24 november 2016 over de betrekkingen tussen de EU en Turkije[2], van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije[3], van 8 februari 2018 over de huidige mensenrechtensituatie in Turkije[4], van 13 maart 2019 over het Commissieverslag 2018 over Turkije[5], van 19 september 2019 over de situatie in Turkije, met name de afzetting van verkozen burgemeesters[6], en van 13 november 2014 over het Turkse optreden dat tot spanningen leidt in de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus[7],
– gezien zijn debat van 9 juli 2020 over stabiliteit en veiligheid in het oostelijke Middellandse Zeegebied en de negatieve gevolgen van het eenzijdige optreden van Turkije in de regio,
– gezien de eerdere verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Josep Borrell, met inbegrip van de verklaring van 20 oktober 2020 over het verkiezingsproces in de Turks-Cypriotische gemeenschap en de verklaringen van 6 oktober, 13 oktober en 15 november 2020 over de ontwikkelingen in Varosha,
– gezien de conclusies van de Europese Raad over Turkije, onder meer die van 1 en 2 oktober 2020,
– gezien het NAVO-Verdrag van 1949,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Cyprus sinds de oorlog van 1974 gedeeltelijk door Turkije is bezet; overwegende dat het plan-Annan van de VN voor de hereniging van het eiland door beide partijen is goedgekeurd en in 2004 in een referendum aan de bevolking is voorgelegd; overwegende dat 76 % van de Grieks-Cypriotische gemeenschap tegen het plan-Annan heeft gestemd, terwijl 65 % van de Turks-Cypriotische gemeenschap voor het plan heeft gestemd; overwegende dat Cyprus in 2004 tot de Europese Unie is toegetreden; overwegende dat de besprekingen over hereniging werden hervat, waarbij de leiders van beide partijen zich wilden inzetten voor vrede, maar dat deze gesprekken sinds 2017 stilliggen omdat Turkije weigert een datum voor de definitieve terugtrekking van zijn troepen van het eiland vast te stellen;
B. overwegende dat de stad Famagusta vóór de oorlog van 1974 grotendeels door Grieks-Cyprioten werd bewoond; overwegende dat het nu een spookstad is die door het Turkse leger wordt gecontroleerd; overwegende dat de vroegere bewoners naar het zuidelijke deel van het eiland zijn gevlucht; overwegende dat in het kader van de vredesbesprekingen in 2011 een commissie is opgericht om zich over de eigendomsrechten van de voormalige bewoners te buigen, waarbij deze om volledige teruggave of ruil van hun eigendommen, dan wel om compensatie konden vragen; overwegende dat veel Grieks-Cyprioten zich sinds 2011 tot deze commissie hebben gewend ter voorbereiding van de hereniging van het eiland; overwegende dat de meesten om volledige teruggave van hun eigendom hebben verzocht; overwegende dat de teruggave zou moeten worden uitgevoerd onder toezicht van de VN, en niet van Turkije;
C. overwegende dat Turkije de heropening van de symbolische wijk Varosha in de stad Famagusta heeft aangekondigd tijdens een persconferentie die op 6 oktober 2020 werd gehouden door de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan en de toenmalige Turks‑Cypriotische presidentskandidaat Ersin Tatar; overwegende dat het Turkse leger dit besluit heeft bevestigd en de wijk op 8 oktober 2020 heeft opengesteld voor het publiek, ondanks internationale verontwaardiging en protesten op Cyprus; overwegende dat een warenhuis, evenals andere Grieks-Cypriotische eigendommen, onder Turkse controle werden heropend;
D. overwegende dat Turkije de resoluties 550 (1984) en 789 (1992) van de VN‑Veiligheidsraad heeft geschonden door personen die geen bewoners zijn toegang te geven tot de Varosha-wijk in Famagusta, om toerisme in het gebied te promoten; overwegende dat de Turkse plannen voor de teruggave van eigendommen onder het gezag van Turkije in plaats van de Verenigde Naties worden gezien als een provocatie en een schending van de overeengekomen regels inzake de teruggave van eigendommen;
E. overwegende dat de buurlanden in de regio, waaronder Griekenland, aan Turkije hebben gevraagd om zijn plannen niet door te zetten;
F. overwegende dat de Turks-Cypriotische gemeenschap op 18 oktober 2020 Ersin Tatar tot nieuwe leider heeft gekozen; overwegende dat uittredend president Mustafa Akinci een belangrijke positieve en historische rol heeft gespeeld bij het bevorderen van vrede en dialoog tussen de twee gemeenschappen op het eiland;
G. overwegende dat de Turkse president Erdoğan heeft besloten op zondag 15 november 2020 een picknick op het strand van Varosha te houden ter herdenking van de 37e verjaardag van de oorlog, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot protesten, onder meer ook van Turks-Cyprioten die de hereniging van het eiland steunen;
H. overwegende dat duizenden Turks-Cyprioten op 10 november 2020 in het noorden van Cyprus in recordaantallen hebben geprotesteerd tegen de Turkse inmenging in Cyprus, onder meer in Varosha, en hebben opgeroepen tot vrijheid, democratie en eerbiediging van de rechten van Grieks-Cyprioten uit Varosha; overwegende dat de belangrijkste oppositieleiders, waaronder voormalig president Mustafa Akinci, bij de protesten betrokken waren;
I. overwegende dat Turkije een kandidaat-lidstaat en een belangrijke partner van de EU is en dat daarom van het land wordt verwacht dat het de hoogste normen op het gebied van democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat handhaaft; overwegende dat de EU duidelijk en resoluut de belangen van de Europese Unie zal verdedigen, haar steun en solidariteit met Cyprus zal blijven tonen en de beginselen van de VN en het internationaal recht zal handhaven;
1. veroordeelt met klem het eenzijdige besluit van Turkije om delen van Varosha in de stad Famagusta met ingang van 8 oktober 2020 open te stellen; roept Turkije op deze maatregel onmiddellijk ongedaan te maken;
2. uit zijn diepe bezorgdheid over de schending van de status van Varosha, die uitdrukkelijk wordt beschermd door de resoluties 550 en 789 van de VN‑Veiligheidsraad;
3. dringt er bij alle partijen op aan de onderhandelingen met het oog op een eerlijke, alomvattende en levensvatbare oplossing van de Cypriotische kwestie binnen het kader van de VN actief te steunen, in overeenstemming met de beginselen waarop de Unie is gegrondvest en met het internationaal recht;
4. roept de EU op een actieve rol te spelen om de hervatting van de onderhandelingen onder de auspiciën van de VN te bevorderen, onder meer door een EU‑vertegenwoordiger te benoemen in de bemiddelingsmissie van de VN;
5. is er vast van overtuigd dat een duurzame oplossing van de Cypriotische kwestie alle landen in de regio, met name Cyprus, Griekenland en Turkije, alsook de EU ten goede zou komen;
6. onderstreept het belang van een constructieve dialoog met de nieuwe Turks‑Cypriotische president Ersin Tatar, met als doel een alomvattende overeenkomst te bereiken en te komen tot hereniging, veiligheid en stabiliteit op het eiland en in de regio;
7. pleit voor een alomvattende regeling die berust op een federatie met twee zones en twee gemeenschappen, binnen het kader van de VN en in overeenstemming met de resoluties van de VN-Veiligheidsraad;
8. prijst en brengt hulde aan de historische rol die de voormalige Turks-Cypriotische president Mustafa Akinci heeft gespeeld bij het streven naar een alomvattende oplossing voor de Cypriotische kwestie;
9. betreurt dat de toenemende escalatie van de spanningen in de oostelijke Middellandse Zee de vooruitzichten voor een hervatting van rechtstreekse gesprekken over een alomvattende oplossing voor het Cypriotische probleem op de helling zet, terwijl dit nog steeds de meest doeltreffende weg is om te komen tot de afbakening van de exclusieve economische zone tussen Cyprus en Turkije;
10. is ernstig bezorgd over de huidige toestand van de betrekkingen tussen de EU en Turkije, vooral ten aanzien van de erbarmelijke mensenrechtensituatie in Turkije en de uitholling van de democratie en de rechtsstaat; onderstreept dat de unilaterale initiatieven van Turkije op het gebied van buitenlands beleid zowel in het verleden als nu nadelige gevolgen hebben in de ruimere regio en dat de illegale exploratie- en booractiviteiten van Turkije in de oostelijke Middellandse Zee de betrekkingen tussen de EU en Turkije in het algemeen nog verder verslechteren; verzoekt Turkije en de EU‑lidstaten om samen een vreedzame oplossing van het conflict en de politieke dialoog in Libië te steunen en zich aan het VN-wapenembargo te houden; betreurt de negatieve gevolgen van het huidige buitenlands beleid van Turkije en andere acties in het Middellandse Zeegebied voor de stabiliteit in de regio;
11. eist dat Turkije zich onthoudt van pogingen om EU-lidstaten in het oostelijke Middellandse Zeegebied te intimideren en verzoekt de Raad zijn eensgezinde standpunt ten aanzien van acties van Turkije die regionale rivaliteiten verergeren te handhaven en tegelijkertijd de mogelijkheid te overwegen om gerichte sancties op te leggen;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Parlementaire Assemblee en de secretaris-generaal van de NAVO, de president, de regering en het parlement van de Republiek Turkije, en de lidstaten van de EU.
- [1] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0230.
- [1] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0230.
- [2] PB C 224 van 27.6.2018, blz. 93.
- [2] PB C 224 van 27.6.2018, blz. 93.
- [3] PB C 215 van 19.6.2018, blz. 199.
- [3] PB C 215 van 19.6.2018, blz. 199.
- [4] PB C 463 van 21.12.2018, blz. 56.
- [4] PB C 463 van 21.12.2018, blz. 56.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0200.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0200.
- [6] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0017.
- [6] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0017.
- [7] PB C 285 van 5.8.2016, blz. 11.