AANBEVELING VOOR EEN BESLUIT om geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 20 november 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft de termijnen voor de indiening van summiere aangiften bij binnenbrengen en aangiften vóór vertrek bij vervoer over zee van en naar het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man
9.12.2020 - (C(2020)08072 – 2020/2890(DEA))
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Verantwoordelijk lid: Anna Cavazzini
B9‑0417/2020
Ontwerpbesluit van het Europees Parlement om geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 20 november 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft de termijnen voor de indiening van summiere aangiften bij binnenbrengen en aangiften vóór vertrek bij vervoer over zee van en naar het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man
(C(2020)08072 – 2020/2890(DEA))
Het Europees Parlement,
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2020)08072),
– gezien het schrijven van de Commissie van 26 november 2020, waarin zij het Parlement verzoekt te verklaren dat het geen bezwaar zal maken tegen de gedelegeerde verordening,
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het schrijven van de Commissie interne markt en consumentenbescherming aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters van 2 december 2020,
– gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot invoering van het douanewetboek van de Unie[1], en met name artikel 131, onder b), artikel 265, onder a), en artikel 284, lid 5,
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie[2],
– gezien artikel 111, lid 6, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor een besluit van de Commissie interne markt en consumentenbescherming,
A. overwegende dat in de gedelegeerde verordening de termijnen worden vastgesteld waarbinnen marktdeelnemers de douaneautoriteiten van de lidstaten bepaalde veiligheidsgegevens moeten verstrekken over goederenbewegingen over zee met oorsprong of bestemming in het Verenigd Koninkrijk;
B. overwegende dat de onderhandelingen over een toekomstige handelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk op de datum van goedkeuring van de gedelegeerde verordening geen overeenkomst hebben opgeleverd om af te zien van de verplichting om de geavanceerde veiligheidsgegevens te verstrekken over goederen die moeten worden vervoerd over zee en die hun oorsprong of bestemming hebben in het Verenigd Koninkrijk;
C. overwegende dat de Commissie op 19 december 2018[3] een maatregel heeft vastgesteld met hetzelfde doel als de gedelegeerde verordening om zich voor te bereiden op een mogelijke situatie waarin er geen akkoord was over de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, hoewel de sluiting van een terugtrekkingsakkoord deze tekst overbodig heeft gemaakt;
D. overwegende dat de gedelegeerde verordening zo spoedige mogelijk in werking moet treden om de vlotte dagelijkse werking van de douanediensten en de marktdeelnemers na afloop van de overgangsperiode te waarborgen;
1. verklaart geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
- [2] PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1.
- [3] Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/334 van de Commissie van 19 december 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft de termijnen voor de indiening van summiere aangiften bij binnenbrengen en aangiften vóór vertrek bij vervoer over zee van en naar het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man (PB L 60 van 28.2.2019, blz. 1).