ONTWERPRESOLUTIE over de rechten van het kind in het licht van de EU-strategie voor de rechten van het kind
3.3.2021 - (2021/2523(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 136, lid 5, van het Reglement
Juan Fernando López Aguilar
namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
B9-0164/2021
Resolutie van het Europees Parlement over de rechten van het kind in het licht van de EU-strategie voor de rechten van het kind
Het Europees Parlement,
– gezien het VN- Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,
– gezien de algemene opmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van het kind[1];
– gezien de VN-richtsnoeren inzake alternatieve vormen van kinderzorg[2],
– gezien de in opdracht van de VN verrichte “Global Study on Children Deprived of Liberty” van juli 2019,
– gezien de beleidsnota van de VN van 15 april 2020 getiteld “The impact of COVID-19 on children”, en de positieve, door de EU en de groep van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen (Grulac) geïnitieerde reactie, die door 173 landen is ondertekend,
– gezien de beleidsreactie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 19 oktober 2020 getiteld “What is the impact of the COVID-19 pandemic on immigrants and their children?”,
– gezien de verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa over de toename van zigeunerhaat en racistisch geweld tegenover Roma in Europa van 1 februari 2012,
– gezien artikel 3, leden 3 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie[3],
– gezien de EU-richtlijnen betreffende procedurele rechten[4],
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 20 februari 2013 getiteld “Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken”[5],
– gezien het Internationaal Jaar voor de uitbanning van kinderarbeid 2021 en de nultolerantiebenadering van de Commissie ten aanzien van kinderarbeid,
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2017 over de bescherming van migrerende kinderen[6],
– gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2017 over de bescherming van migrerende kinderen,
– gezien de mededelingen van de Commissie die goedgekeurd zijn met als doel het tot stand brengen van een Unie van gelijkheid, overeenkomstig de Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie 2019-2024[7],
– gezien de mededeling van de Commissie van 24 juni 2020 getiteld “EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025)”[8],
– gezien zijn resolutie van 26 november 2019 over kinderrechten naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind[9],
– gezien zijn resolutie van 3 mei 2018 over de bescherming van migrerende kinderen[10],
– gezien zijn resolutie van 12 februari 2019 over de behoefte aan een versterkt strategisch EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma voor de periode na 2020 en intensivering van de bestrijding van zigeunerhaat[11],
– gezien zijn resolutie van 17 september 2020 getiteld “Uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma: bestrijding van een negatieve houding ten opzichte van mensen met een Romani-achtergrond in Europa”[12],
– gezien de vraag aan de Commissie over de rechten van het kind in het licht van de EU-strategie voor de rechten van het kind (O‑000007 – B9-0000),
– gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,
A. overwegende dat een kind eerst en vooral een kind is, ongeacht etnische afkomst, geslacht, nationaliteit of sociale en economische achtergrond, lichamelijke, migratie- of verblijfsstatus, en speciale bescherming behoeft en recht heeft op alle rechten zoals vastgelegd in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;
B. overwegende dat het belang van het kind voorop moet staan bij alle maatregelen en besluiten met betrekking tot kinderen en hun lichamelijk en geestelijk welzijn;
C. overwegende dat kinderen recht hebben op inclusief en betaalbaar voor- en vroegschools onderwijs, hoogwaardige zorg, en vrije tijd; overwegende dat kinderen, en met name kinderen in een achterstandspositie, recht hebben op vrijwaring tegen armoede en op specifieke maatregelen ter vergroting van gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en segregatie in onderwijs; overwegende dat investeringen in de ontwikkeling van jonge kinderen een hoog economisch en sociaal “rendement” opleveren;
D. overwegende dat kinderen vóór de uitbraak van COVID-19 een twee maal grotere kans hadden om in extreme armoede leven dan volwassenen[13]; overwegende dat het aantal kinderen dat als gevolg van de pandemie onder de respectieve nationale armoedegrens leeft naar schatting kan oplopen met maar liefst 117 miljoen, en dat nog eens circa 150 miljoen kinderen in multidimensionale armoede leven[14]; overwegende dat de actuele pandemie de ongelijkheid verder heeft doen toenemen en het risico heeft vergroot - ten opzichte van de periode vóór de uitbraak van COVID-19, toen al één op de vier kinderen in Europa het gevaar liep in armoede te vervallen - dat kinderen in een situatie van extreme armoede terechtkomen;
E. overwegende dat wereldwijd tot wel 1,6 miljard kinderen getroffen worden door schoolsluitingen als gevolg van de COVID-19-pandemie en dat naar schatting ten minste 24 miljoen leerlingen mogelijk schoolverlaters worden als gevolg hiervan[15]; overwegende dat wereldwijd 370 miljoen kinderen – van wie velen afhankelijk zijn van schoolmaaltijden als cruciale dagelijkse voedingsbron – gemiddeld 40 % van de maaltijden op school zijn misgelopen sinds het invoeren van de beperkingen in verband met de COVID-19-pandemie en de schoolsluitingen[16]; overwegende dat kinderen, en met name meisjes en kinderen met een handicap, met een sociaal-economische achterstandspositie bijzonder zwaar door schoolsluitingen worden getroffen, alsook door maatregelen die de toegang tot onderwijs, zowel met fysieke aanwezigheid op school als op afstand, bemoeilijken;
F. overwegende dat het recht op onderwijs als gevolg van COVID-19 zwaar onder druk staat; overwegende dat, hoewel het onderwijsbeleid onverminderd een nationale bevoegdheid is, COVID-19 en de door de pandemie veroorzaakte ongelijkheid op onderwijsgebied een gemeenschappelijke uitdaging vormen die een gemeenschappelijke aanpak, maatregelen en instrumenten van de Unie vereist;
G. overwegende dat uit onderzoek van Eurostat[17] blijkt dat in 2018 88,3 % van alle kinderen in de EU tussen drie jaar oud en de leeftijd waarop de leerplicht begint formele zorg kreeg, hetgeen erop duidt dat er behoefte is aan meer faciliteiten voor kinderdagopvang, als een belangrijk instrument voor de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen vanaf jonge leeftijd;
H. overwegende dat thuiseducatie voor meer dan twee derde van alle kinderen wereldwijd nog steeds geen optie is omdat ze geen toegang hebben tot internet; overwegende dat thuiseducatie de onderwijs- en digitale kloof in veel EU-lidstaten en wereldwijd ondubbelzinnig aan het licht heeft gebracht, met alle gevolgen van dien voor de vooruitzichten voor de rest van het leven van kinderen, alsook voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, en dat jonge meisjes en jongeren in kwetsbare situaties en uit geradicaliseerde groepen bijzonder zwaar door de digitale kloof worden getroffen;
I. overwegende dat wereldwijd één op de vier meisjes van 15 tot 19 jaar geen onderwijs volgen, noch een baan hebben, noch een opleiding doen, in vergelijking met één op de tien jongens; overwegende dat het bevorderen van gendergelijkheid en de empowerment van meisjes cruciaal is voor het verwezenlijken van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen[18];
J. overwegende dat het erop lijkt dat kinderen gevrijwaard blijven van de ernstigste gezondheidsproblemen als gevolg van de huidige mondiale pandemie; overwegende dat de COVID-19-crisis wel een zware wissel trekt op kinderen, in de zin dat hij een toenemende en directe bedreiging vormt voor hun welzijn en ontwikkeling, waaronder met betrekking tot hun geestelijke welzijn; overwegende dat dit met name geldt voor kinderen met een kwetsbare achtergrond, niet-begeleide minderjarigen, en kinderen uit minderheden, zoals Romani-kinderen; overwegende dat actuele schattingen aangeven dat nog eens 1,2 miljoen kinderen en 56 700 moeders de komende zes maanden kunnen komen te overlijden als gevolg van verstoorde basale interventies zoals routinematige gezondheidszorg; overwegende dat beperkte toegang tot gezondheidszorgdiensten alle onderdelen van het leven kan beïnvloeden[19];
K. overwegende dat het aantal zelfmoorden in veel lidstaten van de EU gestegen is: overwegende dat uit een recente enquête onder jongeren in de hele EU blijkt dat bijna één op de vijf jongeren met psychische problemen of symptomen als depressie of angst te kampen heeft[20]; overwegende dat de VN heeft gewaarschuwd voor een wereldwijde geestelijkegezondheidscrisis en dat het uitblijven van actie op de lange termijn kan leiden tot rampzalige sociale en economische kosten voor de samenleving, waarbij kinderen en adolescenten tot de groepen behoren die het grootste risico lopen[21];
L. overwegende dat tekortkomingen bij de nationale kinderbeschermingssystemen en het ontbreken van mechanismen voor transnationale samenwerking tussen de lidstaten tot grotere sociale uitsluiting kunnen leiden, alsmede tot kinderuitbuiting, met name bij kinderen zonder vaste woon- of verblijfplaats; overwegende dat er meldingen voorliggen van discriminatie bij de procedures en praktijken die de autoriteiten volgen bij grensoverschrijdende familievetes waar kinderen bij betrokken zijn[22]; overwegende dat telefonische hulplijnen ook melding maken van stijgende aantallen gevallen van kindermisbruik, met name de afgelopen maanden, doordat bestaande internationale familievetes hoger oplopen;
M. overwegende dat in het meest recente rapport van de Commissie over de vooruitgang bij de aanpak van mensenhandel[23] te lezen valt dat kinderen bijna 25 % uitmaken van alle geregistreerde slachtoffers in de EU-27;
N. overwegende dat wereldwijd 152 miljoen kinderen met kinderarbeid te maken hebben en dat ongeveer 73 miljoen van deze kinderen het slachtoffer zijn van een van de ergste vormen van kinderarbeid: slavernij, dwangarbeid, gevaarlijk werk of seksuele uitbuiting[24]; overwegende dat de Commissie heeft verklaard dat “nultolerantie ten aanzien van kinderarbeid” een beleidsprioriteit is waaraan moet worden vastgehouden;
O. overwegende dat een op de drie meisjes te maken krijgt met vrouwelijke genitale verminking (VGV) en dat een op de vijf zal worden uitgehuwelijkt terwijl zij nog een kind is; overwegende dat VGV internationaal wordt erkend als een schending van de mensenrechten; overwegende dat kindhuwelijken in sommige lidstaten nog steeds een probleem vormen en verwoestende gevolgen hebben voor de rechten en de gezondheid van meisjes en vrouwen;
P. overwegende dat er als gevolg van de pandemie en van de lockdown in de EU meer huiselijk en gendergerelateerd geweld is en, zoals blijkt uit het meest recente verslag van Europol[25], ook meer seksueel misbruik van kinderen via het internet; overwegende dat 70 tot 85 % van de misbruikte kinderen hun misbruiker kennen en dat de overgrote meerderheid slachtoffers zijn van mensen die zij vertrouwen[26]; overwegende dat ook andere risico’s in verband met langere perioden online, zoals cyberpesten, zijn toegenomen als gevolg van deze maatregelen;
Q. overwegende dat kinderen met een handicap kwetsbaar zijn en te maken kunnen krijgen met sociale uitsluiting, marginalisering, discriminatie en beperkte toegang tot diensten; overwegende dat zij meer gevaar lopen verwaarloosd, uitgebuit of seksueel misbruikt te worden; overwegende dat kinderen met een handicap meer gezondheidszorg nodig hebben en meer afhankelijk zijn van gemeenschapsdiensten[27];
R. overwegende dat in 2019 30,3 % van de asielzoekers kinderen waren, wat neerkomt op 207 215 kinderen in de EU; overwegende dat 7,1 % van deze kinderen niet-begeleide minderjarigen waren[28]; overwegende dat veel kinderen worden blootgesteld aan onaanvaardbare humanitaire situaties aan de buitengrenzen van de EU of buiten de EU; overwegende dat niet-begeleide kinderen een uiterst kwetsbare groep vormen en diverse risico’s lopen, onder meer om het slachtoffer te worden van criminele netwerken, geweld, misbruik en uitbuiting langs migratieroutes naar en binnen de EU[29]; overwegende dat migrantenkinderen vaak geen toegang krijgen tot integratie- en inclusiemaatregelen, bescherming en sociale zekerheid; overwegende dat niet-begeleide asielzoekers die 18 worden, met bijzondere problemen te maken hebben omdat zij vaak hun op kinderen gerichte onderkomen moeten verlaten; overwegende dat kinderen die internationale bescherming aanvragen te lijden kunnen hebben onder de vertragingen bij het nemen van de definitieve beslissingen;
S. overwegende dat er aanzienlijke lacunes en tekortkomingen zijn bij de implementatie van de speciale waarborgen en procedurele garanties voor kinderen die zijn vastgelegd in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met verschillen tussen de lidstaten, bijvoorbeeld wat betreft de mogelijkheid voor kinderen om bij hun familieleden en/of voogden te blijven in een niet tot vrijheidsbeneming strekkende context, en met name bij gezinshereniging overeenkomstig Richtlijn 2003/86/EG van de Raad, de opvangvoorzieningen, de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers en voogden en de toegang tot kindvriendelijke informatie, gezondheids- en sociale diensten en onderwijs;
T. overwegende dat er nog steeds kinderen staatloos worden geboren, ook in de EU, en dat zij nog steeds geen toegang krijgen tot basisrechten; overwegende dat naar schatting 200 miljoen kinderen in de hele wereld geen geboorteakte hebben, waardoor het risico op staatloosheid toeneemt en zij ernstig worden benadeeld bij de toegang tot rechten en diensten; overwegende dat het recht van het kind om onmiddellijk na de geboorte een nationaliteit te verkrijgen en te worden geregistreerd, is vastgelegd in artikel 7 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;
U. overwegende dat kinderen tot de kwetsbaarste slachtoffers van de klimaatverandering behoren, aangezien deze een impact heeft op hun levensverwachting, hun gezondheid, hun recht op onderwijs en hun recht op bescherming, en zij in natuurrampgevoelige regio’s tot ontheemding leidt; overwegende dat een op de vier sterfgevallen onder kinderen te wijten is aan milieurisico’s[30];
V. overwegende dat kinderen nog altijd weinig deelnemen aan de interne en externe beleidsvorming van de EU; overwegende dat systematisch inspanningen moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat kinderen op basis van hun rechten kunnen deelnemen aan de beleidsvorming op EU-, nationaal en lokaal niveau; overwegende dat kinderen het recht hebben deel te nemen aan het democratische leven en aan besluiten die hen direct of indirect betreffen; overwegende dat de meest gemarginaliseerde en uitgesloten groepen nog minder kansen hebben om deel te nemen aan de beleids- en besluitvormingsprocessen;
W. overwegende dat er nog steeds een aanzienlijk aantal kinderen wordt vastgehouden in de EU; overwegende dat het VN-Comité voor de Rechten van het Kind heeft verduidelijkt dat kinderen nooit mogen worden vastgehouden voor immigratiedoeleinden en dat detentie nooit kan worden gerechtvaardigd als zijnde in het belang van een kind, in overeenstemming met de Verklaring van New York voor vluchtelingen en migranten van 19 september 2016; overwegende dat de lidstaten adequate, humane en niet tot vrijheidsbeneming strekkende alternatieven voor detentie moeten bieden, onder meer door ervoor te zorgen dat COVID-19-maatregelen nooit leiden tot de detentie van kinderen; overwegende dat de lidstaten systematisch uitgesplitste gegevens moeten verzamelen over de detentie van kinderen in de context van migratie, terwijl de Commissie de vergelijkbaarheid van deze gegevens via Eurostat moet stimuleren;
X. overwegende dat kinderen in gesloten inrichtingen in het bijzonder door de pandemie zijn getroffen; overwegende dat de kwetsbaarheid van kinderen die in psychiatrische en sociale zorginstellingen, weeshuizen, vluchtelingenkampen, detentiecentra en andere gesloten inrichtingen wonen, groter wordt door de lockdownmaatregelen; overwegende dat gevallen van geweld tegen kinderen die in deze inrichtingen zijn opgesloten, waarschijnlijk onopgemerkt blijven en dat de diensten voor kinder- en gezinswelzijn overbelast en verstoord zijn;
Y. overwegende dat in de algemene verordening gegevensbescherming[31] wordt erkend dat kinderen specifieke bescherming verdienen met betrekking tot hun persoonsgegevens en dat zij informatie over hun gegevens in kindvriendelijke taal gepresenteerd moeten krijgen; overwegende dat de toegang van kinderen tot sociale-mediaplatforms hand in hand moet gaan met een beter begrip van digitale technologieën bij kinderen; overwegende dat het bevorderen van digitaal onderwijs, digitale geletterdheid en digitale vaardigheden essentieel is om misbruik van sociale media tegen te gaan, met name in het geval van minderjarige gebruikers die toegang hebben tot platforms waarvoor geen leeftijdscontrole vereist is, in het belang van de bescherming van kwetsbare groepen, met name kinderen;
1. is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een nieuwe, omvattende strategie voor de rechten van het kind op te stellen – tien jaar na de EU-agenda voor de rechten van het kind van 2011; dringt aan op adequate wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen en bindende en niet-bindende EU-instrumenten om de problemen waarmee kinderen worden geconfronteerd, het hoofd te bieden;
2. benadrukt dat een kind in de eerste plaats een kind is, ongeacht zijn etnische afkomst, geslacht, nationaliteit of sociale en economische achtergrond, bekwaamheid of migratie- of verblijfsstatus, en dat het belang van het kind moet worden verankerd in alle EU-beleid, -procedures en -maatregelen die betrekking hebben op kinderen;
3. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om in de EU-strategie voor de rechten van het kind alle bepalingen op te nemen uit de resolutie van het Parlement van 26 november 2019 over de rechten van het kind naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;
4. benadrukt dat in de EU-strategie een genderevenwichtige aanpak moet worden gevolgd, waarbij in alle programmeringssectoren een genderperspectief wordt geïntegreerd, het welzijn en de empowerment van meisjes centraal staan, op hun specifieke behoeften wordt ingespeeld en hun rechten worden erkend;
5. benadrukt dat de strategie de lidstaten ertoe moet aanzetten om alle nodige middelen uit te trekken voor de daadwerkelijke uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind; roept de lidstaten voorts op de structurele ongelijkheden aan te pakken en voorrang te geven aan overheidsinvesteringen in onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, gezinsondersteuning en kinderopvang, en om te investeren in hoogwaardige universele diensten die alle kinderen bereiken; vraagt dat de lidstaten de capaciteiten van het personeel van de sociale diensten versterken teneinde kinderen en gezinnen die met bijzondere problemen worden geconfronteerd te ondersteunen en vraagt dat zij steun verlenen aan de eerstelijnswerkers in kinderbeschermingsdiensten;
6. roept de lidstaten op het recht op onderwijs voor elk kind te waarborgen en maatregelen te nemen om voortijdig schoolverlaten te bestrijden en te voorkomen, en te zorgen voor gendergelijke toegang tot inclusief onderwijs van goede kwaliteit, van de vroege kinderjaren tot de adolescentie, onder meer voor Roma-kinderen, kinderen met een handicap, staatloze en migrantenkinderen en kinderen die in slechte humanitaire omstandigheden en in noodsituaties leven;
7. benadrukt dat digitaal onderwijs nooit permanent in de plaats mag komen van contactonderwijs, met name wanneer de toegang tot technologieën beperkt is, en alleen mag worden gebruikt in tijden van grote moeilijkheden zoals pandemieën, of op een manier die een aanvulling vormt op contactonderwijs in de klas; verzoekt de Commissie een grondige evaluatie te maken van de wijze waarop het recht op onderwijs door de crisis is aangetast en op basis van de resultaten van deze analyse aanbevelingen aan de lidstaten voor te stellen;
8. roept de lidstaten op om specifieke operaties op te zetten die scholen veilig maken, onder meer door te zorgen voor hygiëneartikelen en door op kindvriendelijke wijze informatie te verspreiden over handen wassen en andere hygiënemaatregelen tijdens de COVID-19-pandemie;
9. roept de lidstaten op het recht op inclusief onderwijs te waarborgen en te zorgen voor toegang tot volledige, op de leeftijd afgestemde informatie over seks en seksualiteit, en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en relatieadvies; herinnert eraan dat educatie op dit gebied noodzakelijk is om te zorgen voor de volledige opvoeding en bescherming van kinderen, overeenkomstig het jongste verslag van de Commissie;
10. herhaalt zijn oproep aan de EU om meer actie te ondernemen om een einde te maken aan alle vormen van geweld en discriminatie tegen kinderen, waaronder fysiek, seksueel, economisch en psychologisch geweld, verwondingen, misbruik, verwaarlozing, mishandeling en uitbuiting, zowel online als offline, gedwongen huwelijken, mensenhandel, misbruik en uitbuiting van migrantenkinderen, foltering, eermoord, VGV, incest, gedwongen schoolverlating en het inzetten van kinderen als soldaten; benadrukt dat in alle wetgevingsvoorstellen inzake de rechten van het kind rekening moet worden gehouden met de EU-strategie voor de rechten van het kind, zodat deze voorstellen samenhang vertonen op het gebied van de bescherming van kinderen tegen geweld, mensenhandel en uitbuiting; verzoekt de Commissie een tijdschema voor dergelijke voorstellen bekend te maken en er tegelijkertijd voor te zorgen dat haar aanbevelingen worden uitgevoerd door middel van een passend en doeltreffend toezichtmechanisme;
11. roept de Commissie en de lidstaten op om in de wet en in de praktijk een einde te maken aan alle vormen van kinderarbeid en alle andere vormen van werk die de gezondheid en de veiligheid van kinderen kunnen schaden; benadrukt dat dit probleem dringend moet worden aangepakt, gezien de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de meest kwetsbaren, die getroffen zijn door inkomensschokken en een gebrek aan toegang tot sociale bescherming, waardoor meer kinderen gedwongen worden aan het werk te gaan; verzoekt de Commissie daarom de rechten van het kind te integreren in het komende EU-kader voor duurzaam bestuur, met inbegrip van de verplichte zorgvuldigheidseisen van de EU, en derde landen te steunen bij het uitbannen van kinderarbeid door middel van samenwerkingsprogramma’s; beveelt aan sectoroverschrijdende verplichte zorgvuldigheidseisen vast te stellen en ervoor te zorgen dat al het EU-beleid kindvriendelijk is door zich ertoe te verbinden vooraf en achteraf mensenrechtencontroles uit te voeren;
12. vraagt dat de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) extra inspanningen leveren om ernstige schendingen van de rechten van door gewapende conflicten getroffen kinderen te voorkomen en een halt toe te roepen; vindt het zeer verontrustend dat kinderen zich vaak aansluiten bij en gerekruteerd worden door gewapende groepen wanneer zij geen enkele andere keuze meer hebben; benadrukt dat het belangrijk is de agenda inzake kinderen en gewapende conflicten (CAAC) in het externe optreden en het terrorisme- en veiligheidsbeleid van de EU te bevorderen, overeenkomstig het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie, en deze te integreren in politieke dialogen, missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), hervormingen van de veiligheidssector en bemiddeling; verzoekt de Commissie en de VV/HV om binnen de EU-delegaties speciale functionarissen en eenheden voor kinderbescherming op te richten; roept de lidstaten op bescherming te bieden aan minderjarige staatsburgers die gevangen zitten, bijvoorbeeld wegens veiligheidsgerelateerde misdrijven of het hebben van banden met gewapende groeperingen, en hun terugkeer naar hun land van herkomst te vergemakkelijken met het oog op rehabilitatie, re-integratie en/of vervolging, naargelang het geval, met volledige inachtneming van het internationaal recht;
13. benadrukt dat de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van essentieel belang is; betreurt het dat de tenuitvoerlegging van de richtlijn seksueel misbruik van kinderen[32] nog op zich laat wachten in 23 lidstaten; stelt vast dat de Raad van Europa de nadruk legt op samenwerking tussen verschillende belanghebbenden als basis voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (CSA) via het internet en dat daarbij rechtshandhavingsinstanties, nationale autoriteiten, meldingsmechanismen en dienstverleners/industrie moeten worden betrokken; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om in de eerste helft van 2021 een duurzamer wetgevingskader ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen voor te stellen; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de oprichting van een Europees centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, een mogelijkheid die momenteel door de Commissie wordt onderzocht; is ingenomen met het werk van Europol op het gebied van preventie, met name de bewustmakingscampagnes ter voorkoming van seksuele uitbuiting van kinderen via het internet[33],[34];
14. benadrukt dat geweld tegen en misbruik van kinderen in zorgwekkende mate zijn toegenomen, terwijl sociale diensten en beschermende instellingen tijdens de COVID-19-pandemie zeer ontoegankelijk zijn geworden; onderstreept dat preventief beleid ter bestrijding van geweld tegen kinderen moet worden ontwikkeld op EU-niveau; wijst op de rol van de agentschappen en organen van de EU bij de uitvoering van het wetgevingskader van de EU betreffende de rechten van het kind; roept de Commissie op om in de strategie een EU-actieplan op te nemen met normen en benchmarks voor aanbieders van onlinediensten en technologiebedrijven zodat kinderen online volledig beschermd zijn en niet alleen tegen het gevaar het onderwerp te worden van illegale inhoud of tegen schadelijke inhoud; verzoekt de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan om digitaal kinderlokken en cyberstalking strafbaar te stellen;
15. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de EU-strategie strookt met de prioriteiten en wetgevingsvoorstellen in de recente EU-strategie voor een doeltreffender bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, het strategisch EU-kader voor gelijkheid, inclusie en participatie van de Roma, de genderstrategie van de EU en de EU-strategie voor LHBTIQ-gelijkheid 2020-2025;
16. benadrukt dat het cruciaal is dat in de EU-strategie concrete maatregelen worden opgenomen om te investeren in kinderen, zodat kinderarmoede kan worden uitgebannen; onderstreept dat hierbij ook de invoering van een Europese kindergarantie met voldoende financiële middelen hoort; vraagt dat de Commissie haar voorstel voor de instelling van de Europese kindergarantie in het eerste kwartaal van 2021 indient, zoals zij heeft beloofd, en roept de lidstaten op sneller werk te maken van de uitvoering ervan en alle mogelijke middelen te investeren in de bestrijding van kinderarmoede en sociale uitsluiting, onder meer EU-fondsen zoals het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (ReactEU), de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), InvestEU, Erasmus+ en het Fonds voor asiel en migratie (AMF); benadrukt dat de lidstaten meerjarige nationale strategieën voor de bestrijding van kinderarmoede en sociale uitsluiting moeten opstellen en ook nationale actieplannen voor de kindergarantie;
17. is erover bezorgd dat het in de context van het herstel van de COVID-19-crisis nog meer nodig zal worden om kinderarmoede aan te pakken en dat kinderen, als de kwetsbaarste van de meest achtergestelde groepen, nog meer zullen worden getroffen door armoede; dringt erop aan dat de EU-strategie wordt aangevuld met een globale strategie voor armoedebestrijding, die onder meer maatregelen omvat om fatsoenlijke en betaalbare huisvesting te garanderen en dakloosheid tegen te gaan; wijst erop dat bij elke strategie om kinderarmoede uit te bannen rekening moet worden gehouden met de realiteit van eenoudergezinnen en grote gezinnen, aangezien deze tot de kwetsbaarste groepen behoren;
18. benadrukt dat het belangrijk is dat in de EU-strategie maatregelen worden ingevoerd om een goede toegang tot gezondheidszorg voor kinderen en gezinnen te waarborgen, in overeenstemming met het EU4Health-programma, en dat daarbij rekening wordt gehouden met de moeilijkheden die kinderen ondervinden bij de toegang tot dit recht;
19. benadrukt dat het belangrijk is dat in de EU-strategie maatregelen worden ingevoerd om het bestaande EU-kader voor optreden op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn, dat volledig inclusief moet zijn, te actualiseren, ook om tegemoet te komen aan de behoeften van kinderen in kwetsbare situaties en van gemarginaliseerde en raciale groepen; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer te investeren in geestelijke gezondheidszorg en psychosociale diensten voor kinderen en gezinnen, met name in landen met een laag en middelhoog inkomen en in fragiele humanitaire situaties; verzoekt de lidstaten mechanismen in te voeren voor de vroegtijdige opsporing van geestelijke gezondheidskwesties; dringt aan op de volledige integratie van psychosociale en geestelijke gezondheidsondersteuning in nationale en transnationale kinderbeschermingsstelsels, alsook op opleiding van professionals over de specifieke behoeften van kinderen;
20. herhaalt zijn oproep om te zorgen voor een kindvriendelijk rechtsstelsel met passende en inclusieve procedures waarin rekening wordt gehouden met de behoeften van alle kinderen; benadrukt dat het belangrijk is het recht van het kind te waarborgen om te worden gehoord, te worden bijgestaan door een wettelijke vertegenwoordiger en volledig op kindvriendelijke wijze te worden geïnformeerd in alle fasen van gerechtelijke procedures, in overeenstemming met de artikelen 4 en 16 van Richtlijn (EU) 2016/800 en de artikelen 22 en 24 van Richtlijn 2012/29/EU, ook voor migrerende kinderen, met bijzondere aandacht voor niet-begeleide minderjarigen; verzoekt de lidstaten deze richtlijnen snel om te zetten en ten uitvoer te leggen; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat kinder- en familierechtbanken een essentiële dienst zijn, door spoedzittingen te blijven houden en gerechtelijke bevelen uit te voeren voor de opvang en bescherming van kinderen die een onmiddellijk risico lopen op verwaarlozing of misbruik; herinnert eraan dat er specifieke waarborgen moeten worden ingebouwd voor kinderen die in aanraking komen met gerechtelijke of aanverwante procedures, en benadrukt dat hiervoor gespecialiseerd personeel moet worden opgeleid;
21. betreurt dat 11 van de 27 lidstaten kinderen geen toegang hebben gegeven tot gerichte online-informatie over het rechtsstelsel, zoals interactieve voorlichting over wettelijke rechten, en roept alle lidstaten op ervoor te zorgen dat kinderen op een kindvriendelijke manier toegang hebben tot deze informatie, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele handicaps die de toegang kunnen belemmeren[35];
22. wijst op het belang van het belang van het kind bij grensoverschrijdende familiegeschillen; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat zij hun verplichtingen uit hoofde van de Brussel II bis-verordening[36] nakomen en dat de nationale autoriteiten vonnissen van een andere lidstaat in verband met kinderen, onder meer met betrekking tot vrijheidsstraffen, omgangsrechten en onderhoudsverplichtingen, erkennen en ten uitvoer leggen; benadrukt het belang van nauwe samenwerking en efficiënte communicatie tussen de verschillende nationale en lokale autoriteiten die betrokken zijn bij kinderopvangprocedures; verzoekt de lidstaten het recht van kinderen om hun ouders te zien, ondanks de beperkende maatregelen in verband met de pandemie, te eerbiedigen, zolang dit hun veiligheid en gezondheid niet in gevaar brengt;
23. roept de EU, haar agentschappen en de lidstaten op een einde te maken aan staatloosheid bij kinderen, zowel binnen als buiten de EU, onder meer door eerstelijnsfunctionarissen beter in staat te stellen staatloosheid in een migratie- en asielcontext op te sporen, te registreren en er adequaat op te reageren, universele toegang tot geboorteregistratie en -certificering te bevorderen en te waarborgen, ongeacht de status van de ouders, met inbegrip van LHBTIQ+-gezinnen, wettelijke waarborgen in te voeren, te verbeteren en toe te passen om staatloosheid van kinderen te voorkomen, en op kinderrechten gebaseerde staatsloosheidsbepalingsprocedures in te voeren en te verbeteren om te voldoen aan de internationale verplichtingen ten aanzien van staatlozen in een migratiecontext, in overeenstemming met het belang van het kind en zijn recht op nationaliteitsbepaling;
24. benadrukt dat in de EU-strategie maatregelen moeten worden opgenomen ter verbetering van de situatie van migrerende kinderen en ter bescherming van hun belangen, zowel binnen als buiten de EU en in elke fase van de asielprocedures; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor de tenuitvoerlegging van waarborgen en procedurele rechten voor kinderen in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met bijzondere aandacht voor snelle gezinsherenigingsprocedures in overeenstemming met Richtlijn 2003/86/EG van de Raad, toegang tot adequate opvangvoorzieningen, sociale en medische zorg, de tijdige benoeming van gekwalificeerde wettelijke vertegenwoordigers en voogden voor niet-begeleide minderjarigen en toegang tot kindvriendelijke informatie;
25. benadrukt het belang van integratie en inclusie van migranten- en vluchtelingenkinderen; herhaalt dat het belangrijk is alle belemmeringen voor de toegang tot basisdiensten en integratie- en inclusiemaatregelen, met inbegrip van psychosociale en geestelijke gezondheidszorg, weg te nemen en kinderen mogelijkheden te bieden om hun sociale inclusie te vergroten; verzoekt de Commissie dringend actie te ondernemen om het bewustzijn te vergroten van het belang van het veranderen van het discours over migratie en het bestrijden van negatieve stereotypen;
26. is van mening dat in de strategie prioriteit moet worden gegeven aan de rechten van kinderen met betrekking tot vrijheidsbeneming, in overeenstemming met de rechten die zijn uiteengezet in de Global Study on Children Deprived of Liberty van de VN; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan meer te doen om een einde te maken aan de detentie van kinderen, met name in het kader van migratie, en gemeenschapsgebaseerde alternatieven voor detentie uit te werken die in het belang van het kind zijn en kinderen in staat stellen bij hun familieleden en/of voogden te blijven in een niet tot vrijheidsbeneming strekkende context terwijl hun migratiestatus wordt opgelost;
27. is van mening dat de EU-strategie de rechten van kwetsbare kinderen op alle beleidsterreinen moet mainstreamen en bevorderen en dat er een intersectorale benadering moet worden gevolgd waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende vormen van discriminatie die worden ondervonden door onder meer kinderen uit raciale groepen, kinderen met een handicap, kinderen zonder ouderlijke zorg of die het risico lopen de ouderlijke zorg te verliezen, kinderen in instellingen, LHBTIQ-kinderen, kinderen uit etnische minderheidsgroepen, migranten- en vluchtelingenkinderen, staatloze kinderen en kinderen zonder papieren, kinderen die slachtoffer zijn van geweld en seksueel misbruik, kinderen die direct of indirect met een rechtsstelsel in aanraking komen, kinderen met problemen op het gebied van geestelijke gezondheid, thuisloze kinderen, meisjes en kinderen van ouders die een gevangenisstraf uitzitten; herinnert eraan dat sociale diensten en gezinsondersteuning van essentieel belang zijn om het uiteenrukken van gezinnen en sociale uitsluiting te voorkomen;
28. benadrukt dat Romani-kinderen, en met name Romani-meisjes, in heel Europa te maken krijgen met de extra last van racisme en genderdiscriminatie, waardoor zij in de marge van de samenleving terechtkomen; benadrukt dat povere schoolresultaten, het zeer onregelmatig bijwonen van de lessen en het vele voortijdig schoolverlaten, niet-inclusieve onderwijssystemen, hoge werkloosheidscijfers en slechte werkgelegenheidskansen Romani-jongens en -meisjes realistische mogelijkheden tot integratie en volledige participatie in de samenleving ontnemen; herinnert eraan dat een gebrek aan persoonlijke documenten de toegang van veel Romani-meisjes tot onderwijs, gezondheidszorg en andere aanverwante diensten belemmert, en dat toegenomen racisme en zigeunerhaat de veiligheid van Romani-meisjes aantasten, waardoor zij kwetsbaarder worden voor sociale uitsluiting, uitbuiting, mensenhandel en geweld[37];
29. is van mening dat in de EU-strategie een inclusieve aanpak moet worden voorgesteld om de kwetsbaarste kinderen te beschermen, in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, de algemene opmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van het kind, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de bijbehorende kindgerelateerde doelstellingen, waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten; wijst er eens te meer op dat het belangrijk is een veilige omgeving voor kwetsbare kinderen en hun gezinnen te creëren via sociale investeringen, en erkent dat huisvestingsomstandigheden voor kinderen en gezinnen moeten worden erkend en opgenomen in de definitie van kwetsbaarheid; benadrukt hoe belangrijk het is middelen en tenuitvoerleggings- en monitoringsystemen te ontwikkelen voor geïntegreerde nationale en transnationale kinderbeschermingsstelsels;
30. benadrukt dat het belangrijk is dat de EU de fysieke (gebrekkige infrastructuur en ongunstige geografische ligging), technologische (slecht functionerende apparatuur), culturele (gender- en sociale normen, culturele praktijken, handicap of minderheidsstatus), economische en sociale belemmeringen voor digitale technologieën aanpakt in het kader van haar interne en externe beleid;
31. benadrukt het belang voor de EU van investeringen in digitale geletterdheid om vrije toegang tot digitale geletterdheid en digitaal onderwijs te waarborgen voor alle kinderen, met name kinderen uit achtergestelde of gemarginaliseerde gemeenschappen, waarbij de nadruk ligt op het opbouwen van hun veerkracht en het bieden van psychosociale ondersteuning; merkt op dat deze investeringen kunnen worden gedaan als onderdeel van de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa van de Europese onderwijsruimte en gebruik kunnen maken van de ontwikkelings- en humanitaire middelen van de EU; wijst erop dat investeringen die ervoor zorgen dat onderwijsstelsels digitaal onderwijs, digitale geletterdheid en digitale vaardigheden kunnen bieden aan alle kinderen van essentieel belang zijn voor de bevordering van het inzicht van kinderen in digitale technologieën, het wegnemen van ongelijkheden, een betere digitale inclusie, empowerment en de bescherming van kinderen en hun rechten online en offline; herinnert eraan dat de ontwikkeling van digitaal onderwijs, digitale geletterdheid en digitale vaardigheden kinderen moet toerusten om de gevaren van de digitale ruimte te bestrijden en hun verantwoordelijkheden te beheren wanneer zij binnen die ruimte interageren;
32. verzoekt de Commissie de stem van kinderen te laten horen door formele mechanismen in te stellen voor dialoog en overleg en te zorgen voor hun volledige en betekenisvolle deelname aan de besluitvorming, met bijzondere aandacht voor het verhogen van de stem van de meest kwetsbaren, zoals meisjes, kinderen die in armoede leven, ontheemde en migrantenkinderen en kinderen met een handicap;
33. roept de Commissie en de lidstaten op specifieke mechanismen in te voeren om te kunnen beoordelen welke gevolgen COVID-19 voor alle kinderen heeft, zodat gegevens kunnen worden verzameld waardoor nationale actieplannen voor de aanpak van problemen van kinderen beter kunnen worden opgezet op grond van de kijk van kinderen zelf; verzoekt de lidstaten bij het opstellen van hun nationale herstelplannen een benadering te volgen die specifiek gericht is op kinderrechten;
34. verzoekt de Raad conclusies over de EU-strategie aan te nemen waarin een nieuw bindend kader voor de EU-instellingen en de lidstaten wordt vastgesteld, naar het voorbeeld van de Europese consensus inzake ontwikkeling, en ervoor te zorgen dat goed opgezette, allesomvattende en behoorlijk gefinancierde geïntegreerde nationale en transnationale stelsels voor kinderbescherming worden ingevoerd;
35. roept de Commissie en de lidstaten op te waarborgen dat de rechten van het kind voorrang krijgen en opgenomen worden in alle interne en externe beleidsmaatregelen, acties en programma’s van de EU die kinderen rechtstreeks of onrechtstreeks raken, zodat alle verschillende instrumenten samenhang en consistentie vertonen;
36. verzoekt de Commissie bij de toewijzing van haar begrotingsmiddelen een kindermarker te ontwikkelen om de EU-instellingen en -partners in staat te stellen EU-investeringen in kinderen te meten en te monitoren door opgesplitste en specifieke gegevens te verzamelen om lacunes tussen beleids- en financiële toezeggingen op te sporen, en waarmee tegelijkertijd een raming kan worden gemaakt van de EU-steun voor de rechten van het kind;
37. verzoekt de lidstaten een jaarlijks actieplan uit te werken aan de hand waarvan uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van de EU-strategie voor de rechten van het kind, en hun nationale actieplannen te integreren in het plan voor herstel en veerkracht van de EU;
38. verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat de EU-strategie voor de rechten van het kind naar behoren wordt gefinancierd en er zorg voor te dragen dat de interne en externe financieringsinstrumenten van de EU, alsook de nationale begrotingen, de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van de strategie ondersteunen;
39. verzoekt de Commissie zorg te dragen voor voldoende toezicht op de tenuitvoerlegging van de EU-strategie door alle lidstaten; herinnert eraan dat moet worden gezorgd voor een betekenisvolle en inclusieve participatie van kinderen op basis van rechten gedurende het hele proces van opstelling en uitvoering van de strategie, en dat er benchmarks en indicatoren moeten worden gebruikt om de vorderingen beter te kunnen volgen;
40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
- [1] In het bijzonder algemene opmerking nr. 5 over algemene uitvoeringsmaatregelen voor het Verdrag inzake de rechten van het kind, nr. 6 over de behandeling van niet-begeleide of van hun familie gescheiden kinderen buiten hun land van herkomst, nr. 10 over de rechten van het kind in het jeugdstrafrecht, nr. 12 over het recht van het kind om te worden gehoord, nr. 13 over het recht van het kind op vrijwaring tegen alle vormen van geweld, nr. 14 over het recht van het kind dat zijn belang voorop dient te staan, nr. 15 over het recht van het kind om de hoogst haalbare norm van gezondheid te bereiken, en nr. 16 over de verplichtingen van staten betreffende de impact van het bedrijfsleven op de rechten van het kind.
- [2] Zie resolutie A/Res/64/142 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 februari 2010.
- [3] PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.
- [4] In het bijzonder Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1.), Richtlijn (EU) 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1.), en Richtlijn (EU) 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1.).
- [5] PB L 59 van 2.3.2013, blz. 5.
- [6] COM(2017)0211.
- [7] In het bijzonder de mededelingen van 24 november 2020 getiteld “Actieplan over integratie en inclusie 2021-2027” (COM(2020)0758), van 18 september 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: EU-actieplan tegen racisme 2020-2025” (COM(2020)0565), van 5 maart 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (COM(2020)0152), en van 12 november 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van LHBTIQ’ers 2020-2025” (COM(2020)0698).
- [8] COM(2020)0258.
- [9] Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0066.
- [10] PB C 41 van 6.2.2020, blz. 41.
- [11] PB C 449 van 23.12.2020, blz. 2.
- [12] Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0229.
- [13] Eurostat news, ‘EU children at risk of poverty or social exclusion’, 5 maart 2020.
- [14] Unicef brochure, “Impact of COVID-19 on multidimensional child poverty”, september 2020; https://data.unicef.org/resources/impact-of-covid-19-on-multidimensional-child-poverty/
- [15] https://data.unicef.org/topic/education/covid-19/
- [16] Werkdocument “COVID-19: Missing More than a Classroom. The impact of school closures on children’s nutrition” van Innocenti, het onderzoeksbureau van Unicef, en het Wereldvoedselprogramma, januari 2021.
- [17] Eurostat, “Living conditions in Europe”, 2018.
- [18] Unicef, ‘Global annual results report 2019: Gender equality’.
- [19] FAO, IFAD, UNICEF, WFP and WHO, “The State of Food Security and Nutrition in the World 2020”, 2020.
- [20] ChildFund Alliance, Eurochild, Save The Children, UNICEF and World Vision, “Our Europe. Our Rights. Our Future”, januari 2021.
- [21] https://news.un.org/en/story/2020/05/1063882
- [22] Resolutie van het Europees Parlement van 29 november 2018 over de rol van het Duitse bureau voor jeugdzorg (Jugendamt) in grensoverschrijdende familiegeschillen, PB C 363 van 28.10.2020, blz. 107.
- [23] COM(2020)0661.
- [24] ILO, ‘Global estimates of child labour: Results and trends, 2012-2016’, 2017.
- [25] https://www.europol.europa.eu/publications-documents/exploiting-isolation-offenders-and-victims-of-online-child-sexual-abuse-during-covid-19-pandemic
- [26] https://www.coe.int/en/web/human-rights-channel/stop-child-sexual-abuse-in-sport
- [27] https://data.unicef.org/resources/children-with-disabilities-ensuring-inclusion-in-covid-19-response/
- [28] https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Asylum_statistics#Number_of_asylum_applicants:_increase_in_2019
- [29] Europees Centrum tegen migrantensmokkel, 4e jaarlijks activiteitenverslag.
-
[30] UNICEF, ‘Reimagining our Future: Building Back Better from COVID-19’, juni 2020.
- [31] PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
- [32] Richtlijn 2011/93/EU.
- [33] https://www.europol.europa.eu/activities-services/public-awareness-and-prevention-guides/online-sexual-coercion-and-extortion-crime
- [34] https://www.europol.europa.eu/stopchildabuse
- [35] https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/justice_scoreboard_2019_en.pdf
- [36] Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).
- [37] https://rm.coe.int/16800c0a86