ONTWERPRESOLUTIE over het Syrische conflict – tien jaar na de opstand
8.3.2021 - (2021/2576(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Marek Belka, Tonino Picula, Isabel Santos
namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0177/2021
B9‑0177/2021
Resolutie van het Europees Parlement over het Syrische conflict – tien jaar na de opstand
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Syrië, met name de meest recente van 24 oktober 2019 over de Turkse militaire operaties in het noordoosten van Syrië en de gevolgen daarvan[1], van 15 maart 2018 over de situatie in Syrië[2], en die van 18 mei 2017 over de EU-strategie voor Syrië[3],
– gezien zijn resolutie van 26 november 2019 over kinderrechten naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind[4],
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over het conflict in de Arabische Republiek Syrië, met name 2533 (2020), 2504 (2020), 2449 (2018), 2401 (2018), 2336 (2016), 2332 (2016), 2328 (2016), 2268 (2016), 2258 (2015), 2254 (2015), 2199 (2015), 2191 (2014), 2165 (2014), 2139 (2014) en 2118 (2013),
– gezien de gezamenlijke verklaring van 13 juli 2020 van Josep Borrell, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), en commissaris voor Crisisbeheer Janez Lenarčič over de stemming in de VN over grensoverschrijdende bijstandsverlening,
– gezien de verklaring van VV/HV van 1 maart 2020 over Syrië, en de verklaringen van de VV/HV van 10 november 2020 over de vluchtelingenconferentie in Damascus en van 9 oktober 2019 over recente ontwikkelingen in Noord-Oost-Syrië,
– gezien de verklaringen van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), met name de recente verklaringen van 29 maart 2020 over de oproepen tot een nationaal staakt-het-vuren, van 23 januari 2020 over militaire aanvallen op burgers in Idlib en van 29 december 2019 over de jongste ontwikkelingen in Syrië,
– gezien de verklaring van 30 juni 2020 van de covoorzitters van de vierde Brusselse conferentie over steun voor de toekomst van Syrië en de regio,
– gezien de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2017 getiteld “Elementen voor een EU-strategie voor Syrië” (JOIN(2017)0011) en de conclusies van de Raad van 3 april 2017, 16 april 2018, en 14 oktober 2019,
– gezien de verklaring van 2 maart 2021 van de heer Silvio Gonzato, plaatsvervangend hoofd van de EU-delegatie bij de Verenigde Naties tijdens de 75e zitting van het panel op hoog niveau van de Algemene Vergadering van de VN over de mensenrechtensituatie in Syrië,
– gezien de besluiten van de Raad over beperkende EU-maatregelen tegen de verantwoordelijken voor de gewelddadige repressie in Syrië, met inbegrip van zijn meest recente besluit van 28 mei 2020,
– gezien de rapporten van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië, die is opgericht door de Mensenrechtenraad van de VN (UNHCR), en de UNHCR-resoluties over de Arabische Republiek Syrië,
– gezien de verklaring van Unicef van 28 februari 2021 over de veilige re-integratie en repatriëring van alle kinderen in het Al-Hol-kamp en in het noordoosten van Syrië, en gezien het verslag van Unicef van 2 februari 2021 over de humanitaire situatie in heel Syrië in 2020,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties en alle VN-verdragen waarbij Syrië partij is,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere mensenrechtenverdragen en ‑instrumenten van de VN, met inbegrip van het VN‑Verdrag inzake de rechten van het kind,
– gezien Resolutie 71/248 van de Algemene Vergadering van de VN van 21 december 2016 tot instelling van een internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme ter ondersteuning van het onderzoek naar en de vervolging van de personen die, uit hoofde van internationale wetgeving, verantwoordelijk zijn voor de ernstigste misdrijven die sinds maart 2011 in de Arabische Republiek Syrië zijn gepleegd,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de tien jaar durende burgeroorlog in Syrië nog steeds geen oplossing kent, ondanks diverse internationale inspanningen om een staakt-het-vuren tot stand te brengen en de basis te leggen voor een onderhandelde oplossing; overwegende dat de situatie in Syrië nog steeds een van ’s werelds grootste humanitaire en vluchtelingencrises vormt;
B. overwegende dat de EU, volgens haar officiële standpunt, blijft hechten aan de eenheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van de Syrische staat; overwegende dat deze doelstellingen uitsluitend kunnen worden gewaarborgd door middel van een daadwerkelijke politieke transitie in overeenstemming met Resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad en het Communiqué van Genève van 2012, dat het resultaat is van onderhandelingen tussen de Syrische partijen binnen het door de VN geleide proces van Genève;
C. overwegende dat de EU zich krachtig blijft inzetten voor succes in het onderhandelingsproces in Genève onder auspiciën van de speciale gezant van de VN voor Syrië; overwegende dat de EU dit proces blijft ondersteunen, onder meer door de organisatie van de vijfde Brusselse conferentie “Supporting the Future of Syria and the Region”, die op 29 en 30 maart 2021 zal plaatsvinden;
D. overwegende dat als gevolg van de toestand in het land en het ontbreken van een brede, echte en inclusieve politieke omslag de EU-strategie voor Syrië nog steeds niet volledig kan worden uitgevoerd, met name wat de aanzienlijke bijstand betreft die de EU kan bieden bij de heropbouw van het land;
E. overwegende dat het Syrisch Constitutioneel Comité (SCC) in oktober 2019 is opgericht met het mandaat om een politieke oplossing voor het Syrische conflict te vinden, onder auspiciën van de speciale gezant van de VN voor Syrië en in overeenstemming met Resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad; overwegende dat de samenstelling van het SCC nog steeds een probleem is door de ondervertegenwoordiging van Koerdische vertegenwoordigers en de invloed van externe partijen bij het conflict op de selectie van de vertegenwoordigers van de oppositie en het maatschappelijk middenveld; overwegende dat de vijfde ronde van het SCC, die plaatsvond van 25 tot en met 29 januari 2021, is afgesloten, opnieuw zonder overeenstemming over de basisbeginselen voor het ontwerp van een nieuwe grondwet voor Syrië; overwegende dat het SCC, ondanks zijn structurele tekortkomingen en het aanhoudende verzet van Assad tegen constructieve samenwerking binnen het SCC, een cruciaal instrument blijft om tot een vreedzame politieke oplossing van het conflict te komen;
F. overwegende dat in het in januari 2021 gepubliceerde verslag van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie van de VN voor de Arabische Republiek Syrië als overkoepelende aanbeveling wordt gewezen op een onmiddellijk en permanent staakt-het-vuren, bekrachtigd door de VN-Veiligheidsraad en alle staten die de regering en gewapende groeperingen in Syrië steunen; overwegende dat een dergelijk staakt-het-vuren reëel moet zijn en dat er waarborgen moeten worden ingebouwd om ervoor te zorgen dat het niet eenvoudigweg wordt gebruikt als middel om zich voor te bereiden op nieuwe offensieven, maar in plaats daarvan ruimte biedt voor onderhandelingen onder Syrische leiding en voor het herstel van de fundamentele mensenrechten van de Syrische bevolking die zo lang aan hen zijn ontzegd;
G. overwegende dat de afgelopen tien jaar de partijen bij het conflict, waaronder de regeringstroepen, ondersteund door Rusland en Iran, gewapende oppositiegroepen en de op de VN-lijst geplaatste terroristische organisaties Hay’at Tahrir Al-Sham en Da’esh, de meest gruwelijke schendingen van internationaal humanitair recht en schendingen van het internationale mensenrechtenrecht hebben begaan, waaronder gerichte, willekeurige aanvallen op burgers, gebruik van chemische wapens, buitengerechtelijke executies, foltering en mishandeling, gedwongen verdwijningen, massale en willekeurige arrestaties, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, collectieve straffen, aanvallen op medisch personeel en ontzegging van voedsel en water en medische hulp; overwegende dat dergelijke schendingen onder meer handelingen omvatten die waarschijnlijk misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en andere internationale misdrijven vormen; overwegende dat degenen die verantwoordelijk zijn voor die misdaden ter verantwoording moeten worden geroepen;
H. overwegende dat Turkije de territoriale integriteit en soevereiniteit van Syrië herhaaldelijk en systematisch heeft geschonden, in strijd met het internationaal recht, onder meer door in oktober 2019 een militaire invasie van het Syrische grondgebied onder controle van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) te beginnen; overwegende dat dit heeft geleid tot een groot aantal burger- en militaire slachtoffers en andere ernstige schendingen van de mensenrechten; overwegende dat Turkije bij deze invasie werd geholpen door de gewapende groep Ahrar al-Sharqiya; overwegende dat in antwoord op dit optreden van Turkije een aantal EU-lidstaten de verkoop van wapens aan Turkije formeel heeft opgeschort, overeenkomstig de bepalingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie[5];
I. overwegende dat sinds het begin van het conflict naar schatting 500 000 mensen om het leven zijn gekomen, ongeveer 7 miljoen intern ontheemden hun huis hebben moeten verlaten en meer dan 5,6 miljoen mensen gedwongen zijn hun land te ontvluchten op zoek naar veiligheid in Libanon, Turkije, Jordanië en daarbuiten;
J. overwegende dat het recente rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie van de VN voor de Arabische Republiek Syrië inzake willekeurige gevangenneming en detentie bijzonder zorgwekkend is; overwegende dat volgens het rapport de strijdende partijen in Syrië de afgelopen tien jaar in het kader van detentie oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid hebben begaan en geen enkele strijdende partij de rechten van gedetineerden heeft geëerbiedigd in overeenstemming met internationale wettelijke verplichtingen; overwegende dat de toevlucht tot willekeurige opsluiting, foltering en mishandeling, waaronder verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, onvrijwillige of gedwongen verdwijningen en buitengerechtelijke executies kenmerkend is voor dit conflict; overwegende dat melding is gemaakt van verkrachtingen en invasieve en vernederende fouillering van gedetineerden; overwegende dat families van vermiste personen nog steeds geen informatie hebben over het lot en de verblijfplaats van tienduizenden burgers, waaronder vrouwen en kinderen, die in Syrische gevangenissen of detentiecentra worden vastgehouden;
K. overwegende dat het conflict in de Arabische Republiek Syrië sterk gendergerelateerd is; overwegende dat vrouwen en meisjes onevenredig zwaar zijn getroffen en meervoudig slachtoffer zijn, ongeacht de dader of het geografische gebied;
L. overwegende dat de omvang, ernst en complexiteit van de humanitaire behoeften in 2020 zijn verslechterd als gevolg van de economische neergang, de stijgende kosten van grondstoffen en de devaluatie van de lokale valuta, en dit alles worden verergerd door de sociaaleconomische gevolgen van COVID-19 en de aanhoudende vijandelijkheden; overwegende dat 60 % van de bevolking, namelijk 12,4 miljoen mensen, niet regelmatig toegang hebben tot voldoende veilig en voedzaam voedsel, en waar meer dan 500 000 kinderen onder de vijf jaar last hebben van dwerggroei;
M. overwegende dat in februari 2021 Unicef heeft gemeld dat aanhoudende vijandelijkheden in bevolkte gebieden in het noordwesten van het land hebben geleid tot meer burgerslachtoffers; overwegende dat van de 4 miljoen mensen die in het noordwesten wonen, 2,8 miljoen mensen dringend humanitaire hulp nodig hebben; overwegende dat sinds december 2019 meer dan 940 000 mensen ontheemd zijn geraakt, waaronder 19 000 vrouwen en 566 000 kinderen; overwegende dat ongeveer 64 000 mensen in het kamp Al-Hol verblijven, van wie 94 % vrouwen en kinderen; overwegende dat deze cijfers 10 000 onderdanen van derde landen omvatten, waaronder burgers van EU-landen; overwegende dat de situatie in het Al-Hol-kamp nog steeds schrijnend is, met meer dan 30 moorden sinds januari 2021; overwegende dat het onvermogen van de internationale gemeenschap om aan deze onhoudbare situatie een einde te maken, waaronder het verzuim van bepaalde lidstaten om hun burgers te repatriëren en, in voorkomend geval, te berechten, waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de veiligheid van de Europese Unie op lange termijn;
N. overwegende dat in januari 2021 tienduizenden mensen in het noordwesten van Syrië, voornamelijk intern ontheemden, zijn getroffen door ernstige regenval en overstromingen; overwegende dat het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (UNOCHA) heeft gemeld dat ten minste 196 kampen in Idlib en Aleppo waar ontheemden gehuisvest zijn, schade hebben opgelopen, en vele wegen die naar de kampen leiden door hevige regenval zijn afgesneden; overwegende dat naar verluidt ten minste 67 600 mensen getroffen zijn; overwegende dat door de overstromingen in de kampen meer dan 3 760 tenten zijn vernield en meer dan 7 720 beschadigd;
O. overwegende dat op 11 juli 2020 de VN-Veiligheidsraad de hoognodige Resolutie 2533 (2020) van de VN-Veiligheidsraad over grensoverschrijdende hulp heeft aangenomen, die van cruciaal belang is voor het helpen van mensen die onder het conflict in Syrië te lijden hebben; overwegende dat in de resolutie alleen de grensovergang Bab al-Hawa voor een periode van één jaar werd verlengd, tot 10 juli 2021, en niet de grensovergangen Bab al-Salam, Al Yarubiyah en Al-Ramtha die voorheen voor de VN beschikbaar waren; overwegende dat het Syrische regime, met de hulp van Rusland, nog steeds administratieve en veiligheidsbeperkingen oplegt aan de toegang tot humanitaire hulp, terwijl de aanhoudende intimidatie en gedwongen verdwijning van huidige en voormalige humanitaire hulpverleners, activisten en andere burgers buitengewoon verontrustend is;
P. overwegende dat de politisering van humanitaire hulp door burgers essentiële voeding en medicijnen te onthouden verboden is op grond van het internationaal humanitair recht; overwegende dat het belemmeren van de verstrekking van humanitaire hulp en medische zorg een flagrante schending is van het internationaal humanitair recht en van diverse resoluties van de VN-Veiligheidsraad;
Q. overwegende dat de EU en haar lidstaten de belangrijkste donoren zijn van internationale hulp aan de slachtoffers van oorlog in Syrië; overwegende dat sinds het begin van de crisis in 2011 meer dan 24 miljard EUR is vrijgemaakt om de meest kwetsbare Syriërs in het land en in de hele regio te ondersteunen; overwegende dat de Commissie in 2020 alleen al 197 miljoen EUR aan humanitaire hulp heeft gemobiliseerd om de partners in staat te stellen miljoenen mensen te bereiken met essentiële hulp in Syrië, waaronder bijna 76 miljoen EUR om te voorzien in de behoeften die voortvloeien uit de coronapandemie;
R. overwegende dat, ondanks het staakt-het-vuren tussen Rusland en Turkije van maart 2020, een aantal internationale actoren nog steeds militairen of gelieerde troepen in Syrië hebben en dat het risico op escalatie hoog blijft; overwegende dat de situatie in het noordwesten onstabiel blijft, met aanhoudende artilleriebombardementen en meldingen van burgerslachtoffers;
S. overwegende dat de oorlog de fysieke en sociale infrastructuur van Syrië, waaronder huizen, scholen, ziekenhuizen en watersystemen, heeft verwoest; overwegende dat er in het land nog steeds sprake is van aanhoudende vijandelijkheden, explosiegevaar, voedselonzekerheid en op gender gebaseerd geweld; overwegende dat de huidige situatie in Syrië derhalve geen aanleiding geeft tot de bevordering van grootschalige vrijwillige terugkeer onder veilige en waardige omstandigheden, overeenkomstig het internationaal recht;
1. betreurt het ten zeerste dat het niet gelukt is een duurzaam politiek akkoord te sluiten na tien jaar burgeroorlog; wijst er nogmaals op dat een duurzame oplossing voor het Syrische conflict niet met militaire middelen kan worden bereikt; betreurt het dat vijandelijkheden, geweld en instabiliteit in Syrië nog steeds enorm veel leed veroorzaken, met langetermijngevolgen voor de Syrische bevolking;
2. blijft gehecht aan de eenheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van de Syrische staat en dringt aan op de volledige uitvoering van het Communiqué van Genève en Resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad van 18 december 2015, die de basis hebben gelegd voor een toekomstige vreedzame oplossing van het conflict; zet zich krachtig in voor het proces van Genève, dat het internationaal overeengekomen en inclusieve forum biedt om de belangrijkste politieke aspecten van de crisis in Syrië te bespreken en duurzame vrede tot stand te brengen, door middel van een nieuwe grondwet en het houden van democratische verkiezingen onder toezicht van de VN; spreekt zijn volledige steun uit voor de cruciale bemiddelende rol van de speciale VN‑gezant voor Syrië, Geir Pedersen; herhaalt dat het belangrijk is om, zoals ook staat in de resoluties 1325 (2000) en 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, vrouwen en kinderen te betrekken bij het proces voor het oplossen van het conflict;
3. staat volledig achter de oproep van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie van de VN voor de Arabische Republiek Syrië tot een permanent en reëel staakt-het-vuren, bekrachtigd door de VN-Veiligheidsraad en alle staten die de regering en gewapende groeperingen in Syrië steunen, en benadrukt in dit verband de noodzaak van een door de VN geleid toezicht-, verificatie- en rapportagemechanisme voor het staakt-het-vuren;
4. veroordeelt de aanhoudende, wijdverbreide, systematische en ernstige schendingen van de mensenrechten en alle schendingen van het internationaal humanitair recht door de partijen bij het conflict; herhaalt zijn verzoek aan de EU en haar lidstaten om, in nauwe samenwerking met gelijkgestemde landen, te onderzoeken of er, in afwachting van een succesvolle verwijzing naar het Internationaal Strafhof, een tribunaal voor oorlogsmisdaden in Syrië kan worden ingesteld; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan steun te blijven verlenen aan het internationale, onpartijdige en onafhankelijke mechanisme (IIIM) voor Syrië en de onderzoekscommissie;
5. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan steun te verlenen aan de aanbeveling van de onderzoekscommissie van maart 2021 om de oprichting van een onafhankelijk mechanisme met een internationaal mandaat en een slachtoffergeleide benadering te faciliteren, voor het lokaliseren van vermisten of hun stoffelijke overschotten, met inbegrip van die welke in massagraven worden aangetroffen;
6. dringt er bij de lidstaten op aan om, bij gebrek aan mogelijkheden voor internationale gerechtigheid, personen die verantwoordelijk geacht worden voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid waar mogelijk onder nationale jurisdictie te vervolgen; is in dit verband verheugd over de geslaagde inspanningen in Duitsland en Zweden om gerechtigheid te zoeken door middel van het beginsel van universele rechtsmacht; roept voorts op tot ondersteuning van organisaties van het maatschappelijk middenveld en ngo’s die bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitaire recht verzamelen en trachten te bewaren; dringt aan op maatregelen om te zorgen voor een slachtoffergeleide benadering en een zinvolle deelname van slachtoffers aan de processen van verantwoording en overgangsjustitie, alsook aan het politieke proces;
7. is ernstig verontrust over de verslechterende humanitaire situatie in Syrië, die is verergerd door COVID-19 en de aanhoudende vijandelijkheden; benadrukt dat meer dan 80 % van de bevolking in armoede leeft, dat meer dan 11,1 miljoen mensen nog steeds humanitaire hulp nodig hebben, waaronder bijna 8 miljoen mensen die te kampen hebben met voedselonzekerheid, en dat 70 % van de Syriërs nieuwe schulden heeft gemaakt en gedwongen is bezittingen en vee te verkopen; verzoekt de VN-organen voortdurend en ten volle aandacht te besteden aan de schrijnende humanitaire situatie in Syrië; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan op bestaanszekerheid gerichte maatregelen en contant geld mee te nemen in de strategische prioriteiten van de donorlanden om de bevolking in staat te stellen in haar eigen onderhoud te voorzien en ervoor te zorgen dat humanitaire middelen in Syrië worden aangewend voor veerkracht en herstel;
8. wijst nogmaals op de noodzaak van veilige, volledige, ongehinderde en duurzame humanitaire toegang op het gehele grondgebied van Syrië, ook tot gevangenissen en detentiecentra, in overeenstemming met de humanitaire beginselen; is ingenomen met Resolutie 2533 (2020) van de VN-Veiligheidsraad, waarin de machtiging voor grensoverschrijdende en conflictoverschrijdende humanitaire toegang via Bab al-Hawa tot Syrië met nog eens 12 maanden (tot en met 10 juli 2021) is verlengd; veroordeelt de herhaaldelijke veto’s van Rusland en China, die hebben geleid tot de machtiging voor slechts één van de vier grensdoorlaatposten die de VN voorheen ter beschikking stonden; betreurt het dat Rusland en China zich van stemming hebben onthouden in plaats van voor de resolutie te stemmen; verzoekt de VN-Veiligheidsraad de machtiging voor de grensovergang Bab al-Hawa te verlengen tot na 10 juli 2021, en alle grensovergangen die momenteel voor humanitaire toegang gesloten zijn, opnieuw toe te staan; spoort de VN en de uitvoeringspartners aan stappen te blijven zetten om meer humanitaire hulp te verstrekken in moeilijk te bereiken en belegerde gebieden, onder meer door zo doeltreffend als mogelijk gebruik te maken van grensovergangen uit hoofde van Resolutie 2165 (2014) van de VN-Veiligheidsraad; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan nieuwe mogelijkheden in kaart te brengen om de verstrekking van humanitaire hulp te vergemakkelijken;
9. verzoekt de Commissie en de lidstaten humanitaire diplomatie op hoog niveau aan te gaan met de bevoegde autoriteiten in het hele land en met de betrokken buurlanden om bureaucratische belemmeringen voor een doeltreffende en efficiënte hulpverlening tot een minimum te beperken, in overeenstemming met de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht;
10. is ingenomen met het feit dat tijdens de vijfde Brusselse conferentie “Supporting the Future of Syria and the Region” onder meer zal worden gewezen op het belang van vooruitgang met betrekking tot andere delen van Resolutie 2254 (2015) van de VN‑Veiligheidsraad, zoals gedetineerden en vermiste personen, en zal worden gewezen op de vraag naar veilige en onbelemmerde humanitaire toegang en op de cruciale noodzaak om de grensoverschrijdende resolutie van de VN-Veiligheidsraad van juli, die een vitale reddingslijn naar Noord-Syrië in stand houdt, te verlengen en uit te breiden;
11. juicht het toe dat in de EU-strategie voor Syrië bijzondere aandacht wordt toegekend aan het vergroten van de veerkracht van de Syrische bevolking; beklemtoont dat het Syrische maatschappelijk middenveld van cruciaal belang zal zijn bij het herstellen van de sociale cohesie en het sociaal kapitaal, alsook bij het bevorderen van verzoening en het aanbieden van basisdiensten in Syrië; vraagt de EU en de lidstaten hun steun voor het opbouwen van de capaciteiten van de bevolking en het maatschappelijk middenveld van Syrië te verhogen, onder andere met en door actoren die zich inzetten voor de mensenrechten, gelijkheid, met inbegrip van gendergelijkheid en de rechten van minderheden, democratie en zelfbeschikking, alsook voor de Syrische vluchtelingen die in de regio of in Europa in ballingschap leven; dringt er bij de HV/VV op aan, als onderdeel van de langetermijnplanning voor de respons op Syrië, een robuust mensenrechtenbeleid te ontwikkelen voor de toekomstige wederopbouw-interventies, in nauwe samenwerking met de actoren van het Syrische maatschappelijk middenveld, inclusief een toezichtkader met specifieke indicatoren die verband houden met de universele mensenrechtennormen;
12. roept alle partijen op een einde te maken aan alle ernstige mishandeling van kinderen, waaronder moord, verminking en rekrutering; benadrukt het belang van de bescherming van kinderen in Syrië en in de vluchtelingenkampen in de buurlanden; herinnert eraan dat moet worden gezorgd voor een inclusieve terugkeer naar onderwijs voor Syrische kinderen en adolescenten in heel Syrië en buurlanden;
13. zet zich in voor de vaststelling van doeltreffende EU-wetgeving inzake zorgvuldigheid in het bedrijfsleven waarin wordt voorzien in zorgvuldigheidsverplichtingen op het gebied van mensenrechten voor ondernemingen uit de EU en ondernemingen die actief zijn op de eengemaakte markt, om ervoor te zorgen dat ondernemingen die bijdragen tot of in verband zijn gebracht met mensenrechtenschendingen of schendingen van het internationaal humanitair recht in Syrië ter verantwoording worden geroepen en hun producten en diensten niet op de eengemaakte markt verkrijgbaar zijn;
14. verzoekt de EU en haar lidstaten hun volledige steun te verlenen aan de meest kwetsbaren in Syrië en zijn buurlanden, met name vrouwen, kinderen, personen met een handicap, ouderen, minderheden en LGBTIQ-personen; benadrukt dat de EU moet waarborgen dat kinderen en jongeren uit Syrië goed onderwijs en beroepsopleiding krijgen, zodat hun re-integratie in de maatschappij vlot kan verlopen; benadrukt dat een humane oplossing moet worden gevonden voor alle personen die worden vastgehouden in de kampen Al-Hol en Al-Roj en soortgelijke kampen in heel Syrië, met inbegrip van vrouwen en kinderen; dringt er bij alle lidstaten op aan de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de repatriëring en , in voorkomend geval, berechting van hun burgers;
15. veroordeelt met klem de herhaalde en aanhoudende schendingen van het internationaal recht door de Syrische regering, Rusland en andere partijen bij het conflict; roept alle partijen bij het conflict op hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal humanitair recht volledig na te komen en de willekeurige luchtaanvallen tegen en beschietingen van burgers en burgerobjecten en kritieke infrastructuur zoals gezondheidsvoorzieningen en scholen, definitief te beëindigen, en de meest kwetsbaren, waaronder gezondheidswerkers en humanitaire hulpverleners, te beschermen;
16. blijft uiting geven aan zijn grote bezorgdheid over meldingen van sociale en demografische manipulatie in gebieden in heel Syrië en massale ontheemdingsgolven, onder meer in delen in het noordwesten en het noordoosten van Syrië; dringt erop aan dat de terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemden naar hun plaats van herkomst alleen kan worden aangemoedigd indien dit op een veilige, vrijwillige en waardige manier kan plaatsvinden, in overeenstemming met de door het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) vastgestelde voorwaarden en in overeenstemming met het internationaal recht; wijst er nogmaals op dat de onderliggende oorzaken van de vluchtelingen- en ontheemdingscrisis moeten worden aangepakt door uitvoering te geven aan Resolutie 2254 (2015) van de VN‑Veiligheidsraad;
17. benadrukt dat Syrië niet veilig is voor de terugkeer van vluchtelingen en dat de EU en haar lidstaten deze terugkeer niet mogen steunen; doet nogmaals een oproep aan de EU‑lidstaten hun eigen verplichtingen na te komen en te zorgen voor een betere lastenverdeling door de mensen die de oorlogsgebieden in Syrië ontvluchten toe te staan bescherming te zoeken in andere dan de directe buurlanden van Syrië, onder meer middels hervestiging en humanitaire toelatingsregelingen;
18. dringt er bij alle lidstaten met onderdanen in het noordoosten van Syrië op aan hun burgers met spoed te repatriëren, met voorrang voor kinderen, personen die dringende medische bijstand nodig hebben en andere bijzonder kwetsbare gedetineerden, en ervoor te zorgen dat ouders of andere volwassen voogden samen met hun kinderen worden gerepatrieerd, tenzij er overtuigend bewijs is dat scheiding in het belang van het kind is, in overeenstemming met internationale wettelijke verplichtingen; dringt er bij de EU-lidstaten op aan gedetineerden, bij terugkeer, voldoende re-integratiediensten te bieden en een onderzoek in te stellen naar verdachten van ernstige oorlogsmisdaden en hen te vervolgen in overeenstemming met de internationale normen voor een eerlijk proces;
19. verzoekt Turkije al zijn militaire operaties in Syrië te beëindigen en al zijn strijdkrachten uit het Syrische grondgebied terug te trekken; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan niet langer Syrische onderdanen uit bezette gebieden in het noordoosten van Syrië over te brengen naar Turkije en hen in Turkije gevangen te zetten en te vervolgen en dringt er bij Turkije op aan gevangen Syriërs onmiddellijk in staat te stellen contact op te nemen met hun families, ongeacht of zij in Turkije verblijven of daarbuiten; dringt erop aan dat alle Syrische gevangenen die naar Turkije zijn overgebracht onmiddellijk worden gerepatrieerd naar de bezette gebieden in Syrië; verzoekt de Verenigde Staten, Israël en andere externe actoren een einde te maken aan de militaire aanvallen tegen Syrië en de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair recht te eerbiedigen;
20. benadrukt dat het van belang is de werkzaamheden van het door de VN gefaciliteerde SCC te steunen om te zorgen voor een duurzame door Syriërs geleide en tot stand gebrachte politieke verandering; roept de EU en de lidstaten op om alle partijen onder druk te zetten het SCC serieus te nemen; betreurt het dat het redactieorgaan van het SCC in de 15 maanden sinds zijn oprichting en na vijf vergaderingen nog steeds geen overeenstemming heeft bereikt over elementaire procedurele kwesties; steunt de oproep van de speciale VN-gezant Geir Pedersen aan de covoorzitters van de twee belangrijkste groepen in het SCC om te komen tot “meer doeltreffende en praktische werkmethoden” en meer “coöperatieve diplomatie”, zodat de vergaderingen beter kunnen worden georganiseerd; benadrukt dat de SSC de verscheidenheid van Syrië adequaat moet weerspiegelen, onder meer door de Koerdische vertegenwoordiging in het Comité te versterken; dringt er bij alle afgevaardigden in het SCC op aan met spoed werk te maken van op compromissen gebaseerde ontwerpteksten nadat overeenstemming is bereikt over de werkwijze van het orgaan;
21. roept Rusland en Iran, die samen met Turkije garant staan voor de de-escalatie-overeenkomsten (het Astana-proces) op hun invloed op het Syrische regime aan te wenden om deze ervan te overtuigen een redelijk compromis dat een einde maakt aan de burgeroorlog en de weg vrijmaakt voor een inclusieve en echte transitie, te aanvaarden en actief na te streven; neemt kennis van het besluit van Rusland, Iran en Turkije om de 16e bijeenkomst in het kader van het Astana-proces medio 2021 in Nur‑Sultan te houden; benadrukt dat deze stappen geenszins de gesprekken onder auspiciën van de VN (het proces van Genève) mogen ondermijnen en daarmee niet onverenigbaar mogen zijn;
22. dringt er bij de leden van de wereldwijde coalitie tegen Da’esh op aan voorrang te geven aan inspanningen om het lot van de door Da’esh ontvoerde personen te achterhalen, onder meer door steun te verlenen aan de oprichting van een centraal civiel orgaan of contactpunt dat een team heeft in de gebieden die door elke afzonderlijke autoriteiten worden gecontroleerd, teneinde gevallen van door toedoen van Da’esh vermiste personen te registreren en het verzamelen van informatie over de vermisten met andere Syrische autoriteiten te coördineren;
23. verzoekt alle lidstaten met klem volledig uitvoering te geven aan Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië[6], en in het bijzonder de vermogens van de in dat besluit genoemde personen te bevriezen en de toegang te beperken van de personen die voordeel hebben van of steun verlenen aan het regime in Syrië; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de lijst met personen die voor gerichte sancties in aanmerking komen, te actualiseren en uit te breiden, en nieuwe sancties vast te stellen krachtens de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten, zoals tegen civiele en militaire bevelhebbers van het regime-Assad waarvan geloofwaardig kan worden aangetoond dat zij betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige misdrijven in het noordwesten van Syrië, en degenen met commando-verantwoordelijkheid; herhaalt hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de beperkende maatregelen van de EU tegen Syrië consequent humanitaire uitzonderingen omvatten of humanitaire activiteiten duidelijk uitsluiten van het toepassingsgebied ervan, om ervoor te zorgen dat de werkingssfeer van de maatregelen verenigbaar zijn met de verplichtingen van staten uit hoofde van het internationaal humanitair recht;
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Verenigde Naties, de leden van de Internationale Steungroep voor Syrië en alle partijen die betrokken zijn bij het conflict, en te zorgen voor vertaling van deze tekst in het Arabisch.
- [1] Aangenomen tekst, P9_TA(2019)0049.
- [2] PB C 162 van 10.5.2019, blz. 119.
- [3] PB C 307 van 30.8.2018, blz. 117.
- [4] Aangenomen tekst, P9_TA(2019)0066.
- [5] PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.
- [6] PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.