ONTWERPRESOLUTIE over het Syrische conflict - tien jaar na de opstand
8.3.2021 - (2021/2576(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Ryszard Antoni Legutko, Anna Fotyga, Jadwiga Wiśniewska, Assita Kanko, Adam Bielan, Veronika Vrecionová, Elżbieta Kruk, Ryszard Czarnecki, Elżbieta Rafalska, Bogdan Rzońca, Eugen Jurzyca, Hermann Tertsch
namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0177/2021
B9‑0178/2021
Resolutie van het Europees Parlement over het Syrische conflict - tien jaar na de opstand
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Syrië,
– gezien de EU-strategie voor Syrië, die op 3 april 2017 door de Raad is goedgekeurd,
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Syrië,
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Da’esh,
– gezien de verklaringen van VV/HV van 13 juli 2020 en 1 maart 2020 over Syrië, en de verklaringen van de VV/HV van 10 november 2020 over de vluchtelingenconferentie in Damascus en van 9 oktober 2019 over recente ontwikkelingen in Noord-Oost-Syrië,
– gezien het communiqué van Genève van 30 juni 2012,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966,
– gezien het VN-Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens,
– gezien het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in januari 2011 in Syrië in het hele land demonstraties voor democratie plaatsvonden tegen het wrede, veertigjarige bewind van de Assad-clan; overwegende dat de regering-Assad met bruut geweld op de vreedzame anti‑regeringsdemonstraties reageerde, daarmee de weg vrijmakend voor de meest gewelddadige en dodelijke burgeroorlog van de 21e eeuw, met talrijke mondiale implicaties en gevolgen;
B. overwegende dat het Syrische conflict, dat nu reeds tien jaar duurt, geresulteerd heeft in meer dan 500 000 doden en naar schatting 13 miljoen ontheemden, om en nabij de helft van de vooroorlogse bevolking van Syrië; overwegende dat 6,2 miljoen Syriërs intern ontheemd zijn en 5,6 miljoen Syriërs gevlucht zijn, voornamelijk naar Libanon, Jordanië en Turkije;
C. overwegende dat de chaos na de uitbarsting van het conflict in Syrië tot het ontstaan van de meest gewelddadige groep van de moderne jihad heeft geleid, de zogenaamde Islamitische Staat, die in delen van Syrië en Irak een “kalifaat” uitriep, dat een nieuw gezicht gaf aan het wereldwijde terrorisme, de regio terroriseerde, en aanslagen pleegde op alle continenten, waaronder op Europees grondgebied;
D. overwegende dat de praktijken van zowel het wrede regime als de barbaarse jihadisten gericht waren op het vernietigen van gematigde en democratische krachten; overwegende dat minderheden, met inbegrip van de Yezidi’s en christenen, tot de meest kwetsbare groepen behoorden die onder het geweld te lijden kregen;
E. overwegende dat de willekeurige detentie van politieke tegenstanders, journalisten, mensenrechtenactivisten en demonstranten door troepen van de regering het conflict zowel veroorzaakt, als verder aangewakkerd heeft; overwegende dat radicale groeperingen de inwoners van Syrië van hun vrijheid begonnen te beroven en walgelijke misdrijven - vaak met een sectarische ondertoon - tegen hen hebben gepleegd;
F. overwegende dat tienduizenden mensen in regeringsdetentie zijn gedood en nog eens tienduizenden zijn gefolterd; overwegende dat tienduizenden burgers nog altijd vermist worden na eerst willekeurig te zijn opgepakt;
G. overwegende dat het conflict in Syrië niet met militaire middelen kan worden opgelost en dat er geen sprake kan zijn van een betekenisvol of geslaagd vredesakkoord waarbij president Bashar al-Assad aan de macht blijft; overwegende dat er geen sprake kan zijn van verzoening voor de Syrische bevolking zolang als hij aan de macht is;
H. overwegende dat het regime-Assad, ondanks vele waarschuwingen en “rode lijnen”, met inbegrip van de verklaring van president Obama in 2012, besloot chemische wapens in te zetten tegen burgers, met meer dan 300 door deskundigen bevestigde aanvallen;
I. overwegende dat, in september 2015, Rusland, aangemoedigd door Iran, rechtstreeks heeft ingegrepen ten faveure van het regime in Damascus, en daarmee Assad in het zadel heeft gehouden; overwegende dat het zich voor het aanblijven van Assad blijft inzetten, ondanks het gebrek aan internationale legitimiteit van diens bewind en de oorlogsmisdaden tegen de inwoners van het land, met inbegrip van het gebruik van chemische wapens en bomvaten tegen de civiele bevolking, alsook de beleg- en uithongeringspraktijken, de foltering, de massa-executies en de etnische zuivering;
J. overwegende dat het besluit van Assad om geweld te gebruiken om een terugkeer naar de situatie van vóór 2011 af te dwingen, erin resulteerde dat alle door rebellen gecontroleerde gebieden in het vizier werden genomen, via bombardementen op de knieën werden gedwongen en volledig werden vernietigd, met name bij het bloedige beleg van Aleppo en Oost-Ghouta;
K. overwegende dat het gebruik van foltering en massale arrestaties, en de verregaande verwoesting van steden en dorpen in Syrië sinds het begin van het conflict drastisch zijn toegenomen, waarbij grote aantallen Syriërs ontheemd raken en gedwongen zijn verder weg te trekken om toegang te krijgen tot de broodnodige humanitaire hulp;
L. overwegende dat het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, dat door alle EU-lidstaten ondertekend en geratificeerd is, bepaalt dat de ernstigste misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan, met name genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, niet ongestraft mogen blijven;
M. overwegende dat gerichte acties tegen personen of groepen op religieuze of etnische gronden en aanvallen op burgers die niet aan de vijandelijkheden deelnemen of op personen die humanitaire hulp bieden aan de slachtoffers van het conflict, krachtens het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten verboden zijn; overwegende dat dergelijke acties wellicht oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid zijn;
N. overwegende dat de wereldwijde coalitie tegen IS, samen met plaatselijke bondgenoten, in 2019 het laatste bolwerk van IS in Baghouz, in Syrië, heeft ingenomen, waardoor bijna acht miljoen mensen in Syrië en Irak uit de greep van IS werden bevrijd;
O. overwegende dat de wereldwijde coalitie de strijd tegen IS en zijn plannen, en zijn vertakkingen en netwerken, in Irak en Syrië en de rest van de wereld voortzet;
P. overwegende dat naar verluidt ongeveer 68 000 mensen met banden met IS, van wie meer dan 94 % vrouwen en kinderen zijn, en 11 000 een buitenlandse nationaliteit hebben, in het kamp al-Hol in Noord-Oost-Syrië worden vastgehouden; overwegende dat meer dan 12 000 mannen die ervan verdacht worden leden van IS te zijn in zeven door de SDF beheerde gevangenissen worden vastgehouden, onder wie ten minste 4 000 buitenlanders;
Q. overwegende dat de rol van Rusland en Iran blijft toenemen, zoals blijkt uit het onlangs door Iran met Damascus gesloten luchtverdedigingspact en de aanhoudende Russische luchtaanvalcampagnes, alsook uit het feit dat het inmiddels de volledige controle heeft over de belangrijkste doorvoerroutes in het land, te weten de snelwegen M4 en M5;
1. betreurt de executie van en de moord op onschuldige burgers; is solidair met alle burgers en journalisten die in het conflict verwikkeld geraakt zijn en benadrukt dat hun veiligheid door alle partijen gewaarborgd moet worden;
2. stelt vast dat tijdens de tien jaar durende burgeroorlog niet één van de achterliggende oorzaken van het conflict is opgelost, dat er geen op democratisering gerichte hervormingen zijn doorgevoerd, dat de mensenrechten onverminderd worden geschonden, dat er nog altijd sprake is van grote regionale spanningen, en dat daarnaast de economische crisis steeds ernstiger wordt en de humanitaire situatie dramatisch is, hetgeen een voedingsbodem creëert voor toekomstige instabiliteit;
3. onderstreept dat 13 miljoen Syriërs dringend behoefte hebben aan humanitaire bijstand, in de wetenschap dat ze zowel in het land zelf als in de ruimere regio in volle kampen of overvolle en gevaarlijke stedelijke gebieden wonen; benadrukt dat de EU-inspanningen gericht moeten zijn op de kinderen, die ernstig te lijden hebben gekregen, niets anders kennen dan oorlog en geen toegang tot onderwijs hebben, hetgeen voor grote onzekerheid zorgt over de toekomst van het land;
4. verwerpt elke rol voor president Bashar al-Assad in Syrië na beëindiging van het conflict, onder verwijzing naar resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad; verwelkomt en steunt in dit verband de strafrechtelijke onderzoeken tegen al-Assad en zijn medestanders in verband met het gebruik van chemische wapens, en houdt ze verantwoordelijk voor talrijke andere oorlogsmisdaden; beveelt de lidstaten aan de lijst van personen die voor gerichte sancties in aanmerking komen, met inbegrip van de civiele en militaire functionarissen van het regime-Assad waarvan met redelijke zekerheid bekend is dat ze bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige misdaden betrokken zijn, uit te breiden;
5. betreurt het dat Damascus halsstarrig elk voorstel voor en deelname aan onderhandelingen van de hand wijst, hetgeen geresulteerd heeft in het mislukken van de gesprekken onder auspiciën van de VN tussen het Syrische regime en de oppositie in Genève, alsook tot het ineenstorten van het proces, met het risico dat Syrië de komende jaren een “failed state” blijft; verzoekt de internationale gemeenschap de druk op het regime-Assad en degenen die dat steunen op te voeren, teneinde ze te dwingen hun opstelling te veranderen en akkoord te gaan met de politieke transitie in het land en met betekenisvolle veranderingen in Damascus, als een voorwaarde voor nationale verzoening en bredere betrokkenheid van het Westen, waaronder gerichte hulp voor wederopbouw en versoepeling of opheffing van de sancties; is van oordeel dat er behoefte is aan nieuw leiderschap in Damascus om te kunnen beginnen met het proces van verzoening en het opstellen van een nieuwe grondwet, rekening houdend met de aspiraties van de Syrische bevolking en inclusiviteit;
6. herhaalt zijn steun voor resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad; dringt aan op een inclusief, door Syriërs geleid politiek proces, inclusief onderhandelingen tussen de partijen in het land, het opstellen van een nieuwe grondwet, en de organisatie van vrije en eerlijke verkiezingen onder toezicht van de VN;
7. betreurt dat sommige spelers een reeds versnipperde Syrische oppositie via het proces van Genève en Astana verder hebben verdeeld;
8. dringt aan op intensivering van de diplomatieke samenwerking met belangrijke bondgenoten, zoals de VS, NAVO-leden en regionale partners, teneinde tot een actiever beleid ten aanzien van Syrië te komen;
9. spreekt zich uit voor steun voor de facilitering en oprichting van een onafhankelijk mechanisme met een helder mandaat, te weten het coördineren en consolideren van claims in verband met vermiste personen, in het bijzonder personen die het slachtoffer zijn van gedwongen verdwijning;
10. dringt aan op meer informatie over de identiteit van Syrische gevangenen in overheidsdetentiecentra voor hun families, mogelijkheden voor familiebezoek, en onafhankelijke toegang voor het Internationale Comité van het Rode Kruis, alsook - in het bijzonder - op de vrijlating van buitenlanders die in Syrië gevangen zitten en honorering van de verzoeken daartoe van hun nationale autoriteiten;
11. dringt erop aan dat verantwoordelijkheid wordt afgelegd middels ondersteuning van nationale en internationale onderzoeken naar ernstige schendingen van het internationaal recht en naar vermeende oorlogsmisdaden in Syrië, met inbegrip van het gebruik van chemische wapens door het regime-Assad;
12. veroordeelt Rusland en China voor hun pogingen om te verhinderen dat in Syrië gepleegde gruweldaden aan het Internationaal Strafhof worden voorgelegd door in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die het Internationaal Strafhof de jurisdictie hiertoe zou kunnen toekennen, hun veto te gebruiken;
13. betreurt ten zeerste dat meerdere regionale en internationale pogingen om de oorlog in Syrië te beëindigen zijn mislukt, en dringt aan op hernieuwde en intensieve mondiale samenwerking om een vreedzame en duurzame oplossing van het conflict te bewerkstelligen; blijft zich inzetten voor de eenheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Syrië;
14. betreurt dat, ondanks desbetreffende aankondigingen, de vrijwillige terugkeer van ontheemde Syriërs naar hun plaats van herkomst of andere door hen gekozen plaatsen in Syrië, in overeenstemming met het internationaal recht en in coördinatie met de betrokken VN-agentschappen, niet heeft plaatsgevonden; stelt vast dat de Syrische regering de vluchtelingen weliswaar publiekelijk heeft opgeroepen naar huis terug te keren, maar dat velen dit niet aandurven door berichten dat aanbiedingen van amnestie of de bepalingen van verzoeningsovereenkomsten niet worden gerespecteerd, en dat vluchtelingen die terugkeren het slachtoffer worden van willekeurige detentie en afpersing, en voor onbeperkte tijd in militaire dienst moeten;
15. dringt erop aan dat UNHCR-personeel en ngo’s in Syrië onbelemmerde toegang krijgen tot mensen die teruggekeerd zijn, en zich van hun situatie kunnen vergewissen;
16. veroordeelt Rusland ervoor dat het herhaaldelijk zijn veto heeft uitgesproken over resoluties van de VN-Veiligheidsraad die tot doel hadden een eind te maken aan het conflict in Syrië, dat het steun geeft aan het regime-Assad, en dat het de pogingen op het niveau van de Verenigde Naties om het regime-Assad voor het gebruik van chemische wapens ter verantwoording te roepen, dwarsboomt; veroordeelt in dit verband de rechtstreekse betrokkenheid van Rusland in Syrië, onder meer via luchtaanvallen, en de levering van wapens, waaronder raketten, aan het regime van Assad;
17. toont zich ernstig bezorgd over de pogingen van Iran om een corridor over land tot stand te brengen die loopt van Teheran via Bagdad en Damascus naar Beiroet aan de Middellandse Zee, met de bedoeling een landbrug te vormen tussen Iran en zijn Hezbollah-bondgenoten in Libanon, hetgeen een reële en ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van Israël; dringt aan op de verwijdering van alle Iraanse en door Iran gesteunde troepen tot een overeengekomen afstand van de grens met Israël;
18. veroordeelt met klem de toegenomen aanwezigheid in en betrokkenheid van Iraanse milities in de provincie Deir ez-Zor in Oost-Syrië, waaronder middels de opvoering van hun religieuze, militaire en culturele activiteiten in het gebied, en het ronselen van Syriërs om zich bij hen aan te sluiten;
19. benadrukt dat er geen Europese financiële middelen kunnen worden ingezet om de door het Assad-regime gecontroleerde instellingen te versterken of de kosten van andere actoren die dit misdadige regime ondersteunen, te herfinancieren;
20. veroordeelt met klem de criminele activiteiten van IS in de vluchtelingenkampen, met inbegrip van zijn aanhoudende indoctrinatie, radicalisering, mensensmokkelpraktijken, documentenfraude, vervalsingen en activiteiten gericht op het financieren van terrorisme; maakt zich grote zorgen over de berichten dat het de conflictzone uitsmokkelen van zijn strijders, helpers en families een belangrijk onderdeel uitmaakt van de toekomstambities van IS;
21. dringt aan op meer sancties tegen handelswaar en olie afkomstig uit Syrië, die worden verkocht via door Rusland of Iran gecontroleerde strijdkrachten die worden gesteund door het regime van Assad;
22. veroordeelt de onherstelbare schade die door de verschroeide aarde-praktijken van Assad en de barbaarse acties van jihadisten aan culturele plaatsen is aangericht; waarschuwt ervoor dat de instabiliteit tot meer internationale smokkel en de diefstal van cultureel erfgoed zal leiden, waarvan de opbrengsten gebruikt zouden kunnen worden voor het financieren van een intensivering van de activiteiten van terreurorganisaties in de regio;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, de regionale regering van Koerdistan, en de regering en het parlement van de Russische Federatie.