Ontwerpresolutie - B9-0181/2021Ontwerpresolutie
B9-0181/2021

ONTWERPRESOLUTIE over het Syrische conflict - tien jaar na de opstand

8.3.2021 - (2021/2576(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Michael Gahler, Lukas Mandl, Antonio López‑Istúriz White, Isabel Wiseler‑Lima, Tom Vandenkendelaere, David Lega, Janina Ochojska, Adam Jarubas
namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0177/2021

Procedure : 2021/2576(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0181/2021
Ingediende teksten :
B9-0181/2021
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0181/2021

Resolutie van het Europees Parlement over het Syrische conflict - tien jaar na de opstand

(2021/2576(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Syrië,

 gezien het 6e rapport van de onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië van de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) van 18 februari 2021,

 gezien het rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië van 1 maart 2021,

 gezien de rapporten van de onafhankelijke onderzoekscommissie van de VN voor de Arabische Republiek Syrië van 2 en 28 maart 2020,

 gezien de verklaring van 16 februari 2021 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) namens de EU over het zich aansluiten van bepaalde derde landen bij de beperkende maatregelen tegen Syrië,

 gezien het rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië van 7 juli 2020 over de mensenrechtensituatie in de Arabische Republiek Syrië,

 gezien de gemeenschappelijke verklaring van de VN en de Europese Unie, als covoorzitters van de vierde conferentie van Brussel op 30 juni 2020, over de ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio,

 gezien de toespraak van commissaris Olivér Várhelyi van 30 juni 2020 tijdens de plenaire namiddagvergadering van de vierde conferentie van Brussel over de toekomst van Syrië en de regio, waarin hij eraan herinnerde dat de algemene doelstellingen van de Europese Unie in Syrië ongewijzigd blijven,

 gezien de verklaring van 9 april 2020 van de VV/HV namens de EU over de publicatie van het eerste rapport van het onderzoeks- en identificatieteam van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens,

 gezien het rapport van Human Rights Watch van 15 oktober 2020 getiteld “Targeting Life in Idlib: Syrian and Russian Strikes on Civilian Infrastructure”,

 gezien resoluties 2533 (2020) van 11 juli 2020 en 2504 (2020) van 10 januari 2020 van de Veiligheidsraad van de VN, die beide betrekking hebben op de grensovergangen van Bab al-Salam en Bab al-Hawa en de verstrekking van humanitaire hulp,

 gezien het gezamenlijke standpunt van de Commissie buitenlandse zaken en de Begrotingscommissie als de bevoegde commissies die overeenkomstig artikel 234 van het Financieel Reglement (2018/1046) zijn geraadpleegd over de verlenging van het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis (Madad-trustfonds),

 gezien de 1290e plenaire vergadering van de Permanente Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) van 19 november 2020,

 gezien de verklaring van de Raad Buitenlandse Zaken van 6 maart 2020,

 gezien de aan de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN toe te schrijven verklaringen van 1 en 18 februari 2020 over Syrië,

 gezien de gezamenlijke verklaring van 13 januari 2020 van de VV/HV en commissaris voor Crisisbeheer Janez Lenarčič over de situatie in Syrië,

 gezien de conclusies van de Raad van 14 oktober 2019 over het noordoosten van Syrië,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de crisis in Syrië na een decennium van oorlog wordt gekenmerkt door ongekend lijden en enorme behoeften, met meer dan 13 miljoen mensen, waaronder 6 miljoen vrouwen en kinderen, die humanitaire hulp nodig hebben; overwegende dat meer dan 500 000 mensen het leven hebben verloren en dat meer dan een miljoen mensen gewond zijn geraakt; overwegende dat sinds 1 december 2019 als gevolg van de escalerende vijandelijkheden in het noordoosten van Syrië meer dan 950 000 mensen ontheemd zijn geraakt, dat ongeveer 7 miljoen mensen in het hele land ontheemd zijn (waaronder 2,7 miljoen in het noordwesten van Syrië) en dat meer dan 5,6 miljoen mensen ertoe gedwongen zijn hun toevlucht te zoeken in de buurlanden;

B. overwegende dat humanitaire activisten en hulpverleners hun bezorgdheid blijven uiten over de veiligheid en de bescherming van terugkeerders en ontheemden, gezien de situatie in talrijke regio’s van het land en de vragen over de houding van de Syrische regering ten aanzien van politieke verzoening;

C. overwegende dat de situatie in het Al-Hol-kamp nog steeds schrijnend is; overwegende dat meer dan 90 % van de bewoners van het kamp vrouwen en kinderen zijn; overwegende dat het van cruciaal belang is dat humanitaire organisaties zich blijven inzetten om ervoor te zorgen dat alle bewoners van het kamp toegang hebben tot humanitaire hulp, met inbegrip van schoon water, voedsel en gezondheidszorg, totdat de bevoegde autoriteiten een oplossing vinden voor hun ontheemding;

D. overwegende dat Syrië wordt geconfronteerd met toenemende economische instabiliteit, waarbij de waarde van het Syrische pond een absoluut dieptepunt heeft bereikt en de kosten van basisvoedingsmiddelen sinds 2019 met meer dan 100 % zijn gestegen; overwegende dat de Syrische bevolking moet leven onder een regime dat herhaaldelijk oorlogsmisdaden heeft begaan, dat verantwoordelijk is voor aanvallen op duidelijk geïdentificeerde medische faciliteiten en dat weinig belangstelling heeft getoond om aan de behoeften van de bevolking tegemoet te komen;

E. overwegende dat volgens schattingen van de VN 83 % van de bevolking onder de armoedegrens leeft en dat veel Syriërs momenteel in nog slechtere omstandigheden leven dan tijdens de jaren van conflict;

F. overwegende dat volgens schattingen van het Wereldvoedselprogramma 12,4 miljoen Syriërs te kampen hebben met voedselonzekerheid, hetgeen neerkomt op bijna 60 % van de bevolking, met een toename van 4,5 miljoen in slechts één jaar;

G. overwegende dat de COVID-19-pandemie de situatie van de meest kwetsbare gemeenschappen nog verergert en dat het virus in het land vermoedelijk meer verspreid is dan het officiële cijfer van het Ministerie van Volksgezondheid aangeeft; overwegende dat het gezondheidszorgstelsel in Syrië sinds het begin van het conflict in 2011 ook aanzienlijk is verslechterd als gevolg van aanvallen van pro-regeringstroepen op gezondheidswerkers en infrastructuur;

H. overwegende dat de Syrische regering nog steeds strikte beperkingen oplegt aan de verstrekking van humanitaire hulp in door de regering gecontroleerde gebieden in Syrië en elders in het land, en humanitaire organisaties naar verluidt heeft verplicht om samen te werken met door de veiligheidsdiensten gescreende lokale actoren om hulp te verlenen;

I. overwegende dat het openbaar onderwijs in de regio onder druk staat, waarbij meer dan een derde van de leerplichtige Syrische kinderen (bijna 3 miljoen leerlingen) geen enkele vorm van onderwijs volgt; overwegende dat dit probleem nog verergerd wordt door een gebrekkige aanpassing aan het afstandsonderwijs ingevolge het risico op COVID-19, waardoor veel kinderen te lijden hebben onder de psychosociale gevolgen van aanhoudende conflicten en ontheemding;

J. overwegende dat de regering van president Bashar al-Assad, gesteund door Rusland, Iran en Hezbollah, de meeste gebieden die voorheen door de oppositiekrachten werden gecontroleerd heeft heroverd, maar aanhoudend geconfronteerd wordt met aanvallen van strijders die banden hebben met de zogenaamde Islamitische Staat (Da’esh/ISIS), alsook met nieuwe protesten als gevolg van de verslechterende economische omstandigheden; overwegende dat door de VS gesteunde lokale strijdkrachten het grootste deel van het gebied dat voorheen in handen was van Islamitische Staat hebben herwonnen, maar dat de groep een kleinschalige opstand blijft voeren;

K. overwegende dat een aantal andere staten zich in het Syrische conflict hebben gemengd om de regering-Assad of de Syrische oppositiekrachten te ondersteunen of om hun eigen veiligheidsdoelen te dienen; overwegende dat de Libanese Hezbollah, Iran en Rusland deel uitmaken van de pro-Assad-troepen die in Syrië actief zijn;

L. overwegende dat Turkije betrokken is bij talrijke conflicten, onder meer in Syrië, die ernstige schendingen van het internationaal recht vormen; overwegende dat de eenzijdige Turkse militaire interventie in het noordoosten van Syrië een ernstige schending is van het internationaal recht en de stabiliteit en veiligheid in de ganse regio heeft ondermijnd; overwegende dat deze eenzijdige Turkse militaire interventie geen rechtsgrond heeft en het conflict in Syrië dat al tien jaar aansleept alleen maar verergert; overwegende dat Turkije een einde moet maken aan de illegale bezetting van het noorden van Syrië en zijn strijdkrachten en gelieerde paramilitaire milities moet terugtrekken;

M. overwegende dat Turkije volgens de landen die het co-voorzitterschap van de Minsk‑groep van de OVSE bekleden buitenlandse strijders uit Syrië en elders heeft overgebracht naar Nagorno-Karabach;

N. overwegende dat 4,6 % van de 18,5 miljoen inwoners van Syrië christen is en dat dit cijfer vóór de oorlog ongeveer 10 % bedroeg, waaruit blijkt dat een onevenredig groot aantal christenen is gevlucht; overwegende dat de beweging Hayat Tahrir al-Sham, die vroeger verbonden was met Al Qaida, sinds 2014 in de gebieden die zij controleert de overheidsrechtbanken heeft vervangen door shariarechtbanken, de discriminatie van leden van religieuze minderheden toestaat, de huizen en landbouwgronden van duizenden christenen in beslag heeft genomen, hun gebedshuizen heeft aangevallen en hen belet heeft hun godsdienst buiten hun huis te belijden;

O. overwegende dat tijdens het voorbije decennium geen enkele strijdende partij in Syrië de rechten van gedetineerden in overeenstemming met internationale wettelijke verplichtingen heeft geëerbiedigd, en dat het gebruik van willekeurige detentie, foltering en mishandeling, met inbegrip van seksueel geweld, onvrijwillige of gedwongen verdwijning en standrechtelijke executies kenmerkend zijn voor dit conflict; overwegende dat volgens de VN aanhoudend sprake is van schendingen en misbruik, met name door de regering;

P. overwegende dat ambtenaren van het door Koerden geleide autonome bestuur in de regio hebben verklaard dat zij onlangs meer dan 300 Syrische onderdanen hebben vrijgelaten uit het Al-Hol-kamp, waar ook duizenden families van buitenlandse strijders van Islamitische Staat wonen;

Q. overwegende dat de VV/HV op 9 april 2020 namens de EU een verklaring heeft afgelegd over de publicatie van het eerste rapport van het onderzoeks- en identificatieteam van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens, waarin hij de bevindingen van het rapport volledig onderschreef en het in dit rapport vastgestelde gebruik van chemische wapens door de Syrisch Arabische luchtmacht ten stelligste veroordeelde;

R. overwegende dat de Raad, gezien de situatie in Syrië, een reeks beperkende maatregelen heeft genomen tegen personen die verantwoordelijk zijn voor de onderdrukking van de burgerbevolking in Syrië en personen en entiteiten die banden met hen hebben;

S. overwegende dat de EU en haar lidstaten sinds 2011 20 miljard EUR beschikbaar hebben gesteld voor humanitaire hulp en stabilisatie- en herstelbijstand aan Syriërs in het land zelf en in buurlanden; overwegende dat de EU de drijvende kracht is geweest achter de donorconferenties voor Syrië die tijdens vier opeenvolgende jaren (2017‑2020) in Brussel hebben plaatsgevonden, en achter de vijfde conferentie van Brussel die op 29 en 30 maart 2021 wordt gehouden;

1. veroordeelt met klem alle wreedheden en schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, met name door het regime van Assad, maar ook door Russische, Iraanse en Turkse actoren, en roept Rusland, Turkije en Iran op om alle onder hun bevel staande troepen en gelieerde milities terug te trekken, met uitzondering van die welke deelnemen aan internationale vredeshandhavings- of stabilisatiemissies onder het mandaat van de VN-Veiligheidsraad;

2. roept alle partijen op af te zien van verder geweld en onderstreept dat het belangrijk is een politieke oplossing voor het conflict te vinden in overeenstemming met resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, en benadrukt dat Bashar al-Assad alle legitimiteit heeft verloren en moet aftreden om een vreedzame politieke transitie mogelijk te maken;

3. spreekt zijn steun uit voor de speciale gezant van de VN voor Syrië, Geir O. Pedersen, en verzoekt de VV/HV alles in het werk te stellen om het geweld in Syrië een halt toe te roepen en steun te verlenen aan een inclusieve politieke regeling onder leiding van Syrië die middelen voor de wederopbouw zou ontsluiten dankzij de financiële capaciteit en de bereidheid van de EU om aanzienlijke bedragen vrij te maken voor de wederopbouw van Syrië, met de mogelijke hervatting van handel en investeringen als hefboom, en herinnert eraan dat er geen EU-financiering voor wederopbouw kan zijn zonder enige vorm van overgangsjustitie die de eerlijke benutting van de middelen waarborgt;

4. dringt aan op verhoogde steun voor vreedzame en democratische Syrische maatschappelijke organisaties;

5. veroordeelt de onwilligheid van het Assad-regime om betekenisvolle onderhandelingen aan te gaan in het grondwettelijk comité; uit kritiek op het houden van presidentsverkiezingen vóór een nieuwe grondwet is goedgekeurd en veroordeelt alle pogingen van het regime en zijn bondgenoten om deze situatie te normaliseren;

6. benadrukt dat er geen sprake mag zijn van tolerantie of straffeloosheid voor de in Syrië gepleegde misdaden en dringt aan op een onafhankelijk, onpartijdig, grondig en geloofwaardig onderzoek naar en vervolging van de verantwoordelijken;

7. bevestigt zijn steun voor de inspanningen van de wereldwijde coalitie tegen Da’esh en onderstreept de belangrijke bijdrage van de Syrische Democratische Strijdkrachten als bondgenoot in de strijd tegen Da’esh/ISIS;

8. is uiterst bezorgd over de detentiecentra in het noordoosten van Syrië, die nog steeds broedplaatsen van radicalisering zijn, en over de recente berichten dat honderden Da’esh/ISIS-gevangenen, waaronder vele buitenlandse strijders, worden vrijgelaten, waardoor het risico op een heropleving van Da’esh/ISIS toeneemt; spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de humanitaire situatie van de kinderen van buitenlandse strijders die in het noordoosten van Syrië worden vastgehouden en verzoekt de lidstaten actief bij te dragen aan het vinden van oplossingen voor de kinderen in het Al-Hol-Kamp die de nationaliteit van een of meer lidstaten bezitten;

9. prijst de betrokkenheid van de VS in Syrië en onderstreept de noodzaak van nauwe samenwerking met de trans-Atlantische partners en Israël in de strijd tegen terroristische groeperingen in Syrië en daarbuiten; onderstreept dat het zijn volledige steun verleent aan de defensieve acties van Israël in Syrië, onder meer tegen de levering van raketten door Iran aan Hezbollah en tegen de pogingen van Teheran om een militair front tot stand te brengen aan de Israëlische grens;

10. verzoekt de Raad in dit verband om een einde te maken aan het valse onderscheid tussen de “militaire” en de “politieke” vleugel van Hezbollah, om Hezbollah in zijn geheel als terroristische organisatie te bestempelen en de groepering en haar sponsor Iran sancties op te leggen voor de oorlogsmisdaden die zij in Syrië, alsook in Libanon, Irak en andere landen in de regio hebben begaan;

11. betreurt dat de Turkse regering Syrische huurlingen de kans geeft om zich te mengen in conflicten in andere delen van de regio, zoals in Libië of Nagorno-Karabach, en dringt er bij de Turkse regering op aan een einde te maken aan dergelijke destabiliserende activiteiten;

12. is ingenomen met de vijfde conferentie van Brussel over de ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio, die op 29 en 30 maart 2021 wordt gehouden, en herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten veruit de grootste donoren blijven en sinds het begin van de crisis 20 miljard EUR hebben gemobiliseerd;

13. dringt aan op bijstand voor de families van vermisten en gedetineerden en op steun voor de vervolging van personen die verantwoordelijk zijn voor misdaden overeenkomstig het internationaal recht, alsook op steun voor degenen die en betere toegang tot de rechter voor Syriërs willen bevorderen; benadrukt dat onmiddellijk een einde moet worden gemaakt aan de wijdverbreide gevallen van misbruik en foltering in detentiecentra, als fundamenteel onderdeel van om het even welk overgangsproces naar een duurzame oplossing van het Syrische conflict; is in dit verband verheugd over de succesvolle inspanningen om gerechtigheid te verzekeren door middel van het beginsel van universele rechtsmacht, zoals aangevoerd door de rechtbank van Koblenz in Duitsland, die een voormalige medewerker van de Syrische inlichtingendienst tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden heeft veroordeeld;

14. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de lijst met personen die onderworpen worden aan gerichte sancties op grond van het nieuwe EU-stelsel van sancties voor mensenrechtenschendingen, de zogeheten EU-Magnitsky-wet, uit te breiden tot onder meer de Syrische en Russische civiele en militaire bevelhebbers waarvan geloofwaardig kan worden aangetoond dat zij betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige misdrijven in het noordwesten van Syrië, met inbegrip van misdrijven die onder hun bevel zijn gepleegd;

15. uit zijn bezorgdheid over de verslechterende humanitaire situatie; herinnert eraan dat 11 miljoen Syriërs in Syrië zelf humanitaire hulp nodig hebben, dat bijna 60 % te kampen heeft met voedselonzekerheid als gevolg van de scherpe stijging van de voedselprijzen en dat 89 % van de Syrische vluchtelingen in Libanon eveneens in extreme armoede leven;

16. eist onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp in heel Syrië en herinnert eraan dat er slechts één humanitaire grensovergang overblijft, in Bab al-Hawa; dringt erop aan dat de toestemming voor het gebruik van deze grensovergang, die in juli afloopt, met nog eens 12 maanden wordt verlengd en wordt uitgebreid tot andere grensovergangen; veroordeelt alle pogingen om de toegang van grensoverschrijdende humanitaire hulp te belemmeren, hetgeen kan leiden tot wijdverbreide hongersnood voor meer dan drie miljoen Syriërs, vooral vrouwen en kinderen;

17. onderstreept hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp terecht komt bij de meest behoeftigen en dat hulpgoederen niet op de zwarte markt worden verkocht; dringt erop aan dat steun wordt verleend aan alle Syrische vluchtelingenkinderen in de gastlanden en dat zij niet alleen toegang krijgen tot basisonderwijs, maar ook tot voortgezet onderwijs, en vraagt de gastlanden hiertoe alle nodige maatregelen te nemen en alle administratieve of wettelijke belemmeringen weg te nemen;

18. merkt op dat volgens de Hoge Commissaris van de VN voor vluchtelingen 267 170 vluchtelingen vrijwillig naar Syrië zijn teruggekeerd en dat steun nodig is om in hun basisbehoeften te voorzien; verzoekt de belanghebbenden te trachten de voorwaarden voor een veilige, waardige en duurzame terugkeer te verbeteren;

19. veroordeelt met klem alle vormen van religieuze discriminatie en dringt erop aan dat eenieder de rechten eerbiedigt van etnische en religieuze groepen en minderheden in Syrië, met inbegrip van christenen en ontheemden, om in waardigheid, gelijkheid en veiligheid te blijven leven in of terug te keren naar hun historische en traditionele thuisland, en om hun godsdienst en overtuiging volledig en vrij uit te oefenen zonder te worden onderworpen aan enige vorm van dwang, geweld of discriminatie; steunt de interreligieuze dialoog ter bevordering van wederzijds begrip en ter bestrijding van gewelddadig extremisme en pogingen om de vrijheid van meningsuiting of van godsdienst te onderdrukken;

20. merkt op dat het Madad-trustfonds eind 2021 afloopt en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat wordt voorzien in de financiële behoeften van de humanitaire respons van de EU op de crises in Syrië in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en dat de voortzetting van de in het kader van het Madad-trustfonds gefinancierde projecten wordt verzekerd;

21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en alle partijen die bij het conflict in Syrië betrokken zijn.

 

Laatst bijgewerkt op: 10 maart 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid