Ontwerpresolutie - B9-0206/2021Ontwerpresolutie
B9-0206/2021

ONTWERPRESOLUTIE over de toepassing van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092, het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat

17.3.2021 - (2021/2582(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Gunnar Beck, Nicolaus Fest, Nicolas Bay, Jaak Madison
namens de ID-Fractie

Procedure : 2021/2582(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0206/2021
Ingediende teksten :
B9-0206/2021
Debatten :
Aangenomen teksten :

B9‑0206/2021

Resolutie van het Europees Parlement over de toepassing van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092, het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat

(2021/2582(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting[1], of “het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat”,

 gezien de conclusies van de Raad van 11 december 2020,

 gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020 getiteld “Verslag over de rechtsstaat 2020: De situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie” (COM(2020)0580), en met name het bij het verslag gevoegde landenhoofdstuk over Duitsland (SWD(2020)0304),

 gezien de door Hongarije en Polen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig gemaakte zaken waarin de rechtmatigheid van het uitstel van de betaling in het kader van het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat wordt betwist, C-156/21 (Hongarije) en C-157/21 (Polen),

 gezien de verklaring van de Commissie van 11 maart 2021 over de toepassing van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092, het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat,

 gezien zijn resolutie van 26 november 2020 over de stand van zaken met betrekking tot het Europees verkiezingsproces[2],

 gezien het antwoord van voorzitter Von der Leyen namens de Commissie op parlementaire vraag P-004295/2020,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de rechtsstaat een containerbegrip is voor soortgelijke maar verschillende filosofische opvattingen over de relatie tussen overheid en burgers; overwegende dat sommige denkrichtingen focussen op een op rechten gebaseerde benadering, terwijl andere gebaseerd zijn op een procedurele benadering; overwegende dat er geen hiërarchie tussen deze opvattingen bestaat; overwegende dat uit uitvoerige academische werkzaamheden van specialisten in vergelijkend recht blijkt dat er geen eensluidende opvatting van de rechtsstaat bestaat, ook niet binnen de constitutionele tradities van de EU-lidstaten;

B. overwegende dat de rechtsstaat in de lidstaten uiteenlopende verschijningsvormen kent, die geen van alle veel gemeen hebben met de volstrekt ongebruikelijke, allesbehalve waardevrije en, niet verrassend, het eigen belang dienende visie van de EU op de rechtsstaat;

C. overwegende dat het begrip in zijn meer continentale interpretatie als “uitoefening van staatsmacht door middel van het recht” in de eerste plaats betekent dat de instellingen van de staat gebonden zijn aan de wet, en dat de overheid dus noch zonder wet, noch tegen de wet mag optreden, en dat elk overheidsoptreden kan worden getoetst door het gerechtelijk apparaat;

D. overwegende dat de rechtsstaat zoals die is ontwikkeld in de traditie van het common-lawstelsel vaak wordt opgevat als een geheel van recht dat onafhankelijk van de staat bestaat en zelfs al vóór de staat bestond, maar dat de staat bindt en door burgers tegen de staat kan worden gebruikt als de rechtsstaat wordt geschonden;

E. overwegende dat de rechtsstaat zoals de EU die opvat, binnen het EU-recht is gebaseerd op artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waarin de rechtsstaat wordt genoemd als een van de grondbeginselen van de Unie, dat op gelijke voet staat met menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en eerbiediging van de mensenrechten, maar niet identiek is aan deze andere grondbeginselen;

F. overwegende dat de in de EU gangbare opvatting van de rechtsstaat zich heeft ontwikkeld tot een begrip sui generis, dat niet veel te maken heeft met het beginsel van “uitoefening van staatsmacht door middel van het recht” of het traditionele beginsel van de rechtsstaat zoals dat in het common-lawstelsel te vinden is;

G. overwegende dat de Commissie enerzijds de lidstaten aan het EU-recht wil binden, zoals in het kader van “uitoefening van staatsmacht door middel van het recht”, waarbij de Unie hiërarchisch boven de lidstaten wordt geplaatst, en anderzijds de traditionele inhoud van de rechtsstaat wil vervangen door een kunstmatige en evenzo onhistorische reeks waarden en beginselen te construeren;

H. overwegende dat de Commissie de toepassing van de EU-visie op de rechtsstaat sinds 2010 beoordeelt in het EU-verslag over de rechtsstaat, waarin vier criteria worden gehanteerd: kwaliteit, efficiëntie en onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat; bestrijding van corruptie; pluralisme in de media; en institutionele checks-and-balances; overwegende dat deze regels alleen van toepassing lijken te zijn op de lidstaten, en niet op de EU-instellingen zelf;

I. overwegende dat de Commissie de EU-visie op de rechtsstaat gebruikt tegen lidstaten die de reeks waarden en beginselen die zij heeft geconstrueerd, niet onderschrijven; overwegende dat de Commissie het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat gebruikt als instrument tegen Polen, Hongarije en andere staten die vasthouden aan de suprematie van hun traditionele waarden en hun eigen, maar evenzeer legitieme opvatting van de rechtsstaat; overwegende dat dit mechanisme een krachtig politiek dwangmiddel is dat een potentiële bedreiging vormt voor alle lidstaten;

J. overwegende dat het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat ongelijk wordt toegepast, aangezien er in een aantal lidstaten sprake is van institutionele procedures en overheidsoptreden in strijd met de traditionele opvatting van de rechtsstaat; overwegende dat de regeringscoalities in Duitsland de bevoegdheid hebben om rechters bij het Hooggerechtshof te benoemen; overwegende dat een voormalig ondervoorzitter van de CDU/CSU-fractie in de Duitse Bondsdag is gekozen tot lid van het Bundesverfassungsgericht (federaal grondwettelijk hof), waarvan hij nu voorzitter is; overwegende dat de ministers van Binnenlandse Zaken in Duitsland de bevoegdheid hebben om openbare aanklagers te gelasten een strafprocedure in te leiden en te beëindigen; overwegende dat de Duitse regering de voormalige voorzitter van het Bundesamt für Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) uit zijn ambt heeft ontheven omdat hij niet bereid was een surveillanceprocedure in te leiden tegen de grootste oppositiepartij van Duitsland; overwegende dat zijn vervanger onmiddellijk na zijn aantreden werk is beginnen maken van de inleiding van zo’n procedure; overwegende dat Duitse rechtbanken al twee keer hebben geoordeeld dat een dergelijk optreden de wet schendt; overwegende dat de vervolging van deze oppositiepartij duidelijk politiek gemotiveerd is, zoals blijkt uit de pogingen om haar te stigmatiseren in de aanloop naar een reeks belangrijke regionale verkiezingen en de federale verkiezingen in het begin van het najaar;

K. overwegende dat het duidelijk is dat de Commissie schendingen van de rechtsstaat niet op gelijke wijze aanpakt; overwegende dat de vertraging bij de vaststelling van de richtsnoeren voor het rechtsstaatmechanisme aantoont dat de Commissie politieke overwegingen in de Raad belangrijker vindt dat het EU-recht waaraan zij gebonden is;

L. overwegende dat de Commissie tegenwoordig een gepolitiseerde Commissie is; overwegende dat de Verdragen de Commissie aanwijzen als hoedster van de Verdragen; overwegende dat van een gepolitiseerde Commissie niet kan worden verwacht dat zij het recht op gelijke wijze toepast;

M. overwegende dat Polen en Hongarije bij het Hof van Justitie van de Europese Unie zaken aanhangig hebben gemaakt waarin zij de rechtmatigheid van het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat betwisten; overwegende dat artikel 7 VEU bepaalt dat een schending van de in artikel 2 VEU vastgelegde beginselen slechts met eenparigheid van stemmen kan worden bestraft; overwegende dat Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 betreffende het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat het Verdrag ondermijnt, aangezien de Raad die verordening niet met eenparigheid van stemmen heeft aangenomen;

1. verwerpt het conditionaliteitsmechanisme met betrekking tot de rechtsstaat; beschouwt Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 betreffende de rechtsstaat als een schending van het in artikel 7 VEU vastgelegde unanimiteitsbeginsel en derhalve als een schending van het EU-recht; verwacht dat de rechtszaken tegen de verordening succesvol zullen zijn;

2. herinnert eraan dat het begrip rechtsstaat niet kan worden opgevat als de subjectieve uitlegging en toepassing van het recht door de Commissie;

3. stelt vast dat de Commissie zich heeft ontwikkeld tot politieke speler in plaats van hoedster van de Verdragen; onderstreept dat de lidstaten de baas zijn over de Verdragen en dat moeten blijven; is van mening dat de Commissie de rol die haar door de Verdragen is toebedeeld, op ongezonde wijze is ontgroeid;

4. wil dat de EU wordt hervormd tot een Europa dat de soevereiniteit en identiteit van onze Europese naties en volkeren hooghoudt; roept de EU-instellingen en de lidstaten ertoe op hun in economisch en politiek opzicht rampzalige centraliserende visie van een “steeds hechtere unie” te laten varen ten gunste van een meer terughoudende vorm van Europese samenwerking die de EU-Verdragen, met hun beginselen van nationale soevereiniteit, democratie, transparantie, strikte subsidiariteit en verantwoordingsplicht, eerbiedigt;

5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

 

Laatst bijgewerkt op: 22 maart 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid